Ondernemende weldoeners in perspectief
Hilde Sennema, freelance schrijver en bedrijfshistoricus, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en columnist bij Het Financieele Dagblad
Toen ik onderzoek begon te doen naar de verbanden tussen het Rotterdamse bedrijfsleven en de wederopbouw, was het boek Particuliere Plannen van Len de Klerk mijn bijbel. Ik zocht naar een manier, of misschien zelfs rechtvaardiging, om te schrijven over waarom havendirecteuren en industriëlen zich bezighielden met architectuur, gemeenschapsvorming en stedenbouw. De Klerk gaf me in zijn boek taal en toestemming om me met drijfveren te gaan bezighouden.
Ook deze dubbelbiografie over vader en zoon Plate gaat over drijfveren: om winst te maken, om te vernieuwen, en om te investeren in stedelijke en sociale plannen. Het leven van Frederic (1802-1883) en Antoine (1845-1927) Plate beslaat grote veranderingen als de komst van de stoomvaart, het voltrekken van de industriële revolutie in Nederland en de groei van Rotterdam tot wereldhaven. Tevens zijn deze levens een illustratie van veranderende standpunten jegens ondernemerschap, koopmansideologie en overheidsingrijpen. De Plates waren niet alleen getuigen van, maar ook belangrijke actoren in deze grote structurele veranderingen.
Internationale context
De Klerk besteedt ruim aandacht aan die
structurele ontwikkelingen, en duidt ze op erudiete wijze. Hij bekijkt de rol
van de Plates in de context van een markt die rap internationaler werd. Dat
betekende dat het Rotterdamse zakenleven, dat lange tijd prat ging op
zelfstandigheid, zich steeds vaker moest verhouden tot protectionisme en
staatsingrijpen. Niet alleen in andere landen (VS, België) en steden
(Amsterdam), maar ook in Rotterdam zelf, bijvoorbeeld bij de aanleg van de
Nieuwe Waterweg. Hiermee relativeert De Klerk de mythe dat Rotterdam altijd
zijn eigen broek kon ophouden.
Vader en zoon Plate hadden weinig op met die
staatshulp. Antoine ontpopte zich zelfs tot een ‘apostel van de vrijhandel’. De
Klerk wijdt een hoofdstuk aan zijn ideologische en politieke pogingen om
staatsinterventie en belastingen zoveel mogelijk buiten de Rotterdamse handel
te houden. De NASM (voorganger van de Holland-Amerika Lijn) wist onder Plate –
met pijn en moeite, maar zonder staatssteun – uit te groeien tot een van de
belangrijkste reders van Europa. Het zal mede hierom zijn dat Plate zo fel van leer
trok als andere bedrijven – zoals de Amsterdamse Zuid-Afrika Lijn in 1904 – wél
staatssteun kregen.
Rotterdamse zakenelite
Interessant zijn de beschrijvingen over het conservatisme van de Rotterdamse zakenelite in de 18de en 19de eeuw, waardoor zowel de stoomvaart als de komst van de Nieuwe Waterweg met argusogen werden bekeken. De Klerk laat zien dat dit conservatisme al na een generatie omgeslagen kon zijn bij de oude families (bijvoorbeeld Mees, Dutilh, De Monchy) en toont met de geschiedenis van de Plates aan dat nieuwkomers relatief snel konden opklimmen naar hogere echelons.
De Plates, van vaderskant Duits, van
moederskant Waals, pasten zich vlot aan. Er waren huwelijken met telgen uit
andere belangrijke families (strikt uit liefde, natuurlijk), maar De Klerk beschrijft
hoe juist op het snijvlak van formeel en informeel, tussen familieband en
zakenrelatie, de belangrijkste continuïteiten lagen. In de laatste hoofdstukken
wordt duidelijk hoezeer de familie is vergroeid met de Rotterdamse elite: kleinzoon
Guus werd directeur van de Rotterdamse woningdienst, neef K.P. van der Mandele
voorzitter van de Kamer van Koophandel, en neef W.A. Engelbrecht bekleedde
verschillende belangrijke bestuursfuncties in de stad.
De Klerk besteedt veel aandacht aan dat
semi-formele domein, bijvoorbeeld door uitgebreid in te gaan op de rol van de
Kamer van Koophandel. Dat is nodig om de context te begrijpen, maar het is in
zulke gevallen dat de vorm van biografie als geschiedschrijving soms stroef en gedateerd
aandoet. Kaders over instituten, collega’s en concurrenten komen de
leesbaarheid niet altijd ten goede: de dichtheid van informatie maakt het een
boek waarop je moet studeren, niet een dat je er even bij pakt op een
zondagmiddag.
Verantwoord burgerschap?
Pas in de conclusie probeert De Klerk de
drijfveren van de Plates expliciet te duiden. De manier waarop hij dat doet,
ligt in het verlengde van zijn interpretaties in eerder werk: hij legt hun
invloed uit als civic responsibility,
verantwoord burgerschap. Dat is een breed en een wat gedateerd begrip dat in de
geschiedschrijving vooral gebruikt werd om de weldoende industriële elite mee
te beschrijven. Dit terwijl het onderzoek naar maatschappelijk verantwoord
ondernemen en value-based ondernemerschap
niet heeft stilgestaan sinds de publicatie van Particuliere Plannen.
Het is jammer dat dit boek niet doorstoot naar
de analyse van het grijze gebied tussen altruïsme en puur eigenbelang, helemaal
waar het gaat om de filantropie. De huidige samenleving – waarin ‘venture
philanthropists’ als de Stichtingen Verre Bergen en Droom en Daad zich nog
steeds beroepen op het verantwoorde burgerschap in de nalatenschap van de
Holland Amerika Lijn – vraagt om een nieuwe taal en een nieuw begrip van
private inmenging in het publieke domein. Juist historici kunnen hierbij helpen
door de ideologieën en narratieven van vrije markt, staatsinmenging en
filantropie te ontleden en te analyseren.
Met deze dubbelbiografie is aan de
geschiedschrijving van de traditie van ondernemende weldoeners een belangrijk
hoofdstuk toegevoegd. Ik hoop dat De Klerk, met zijn kennis van de geschiedenis
van het publiek-private domein, in een volgende publicatie een stap verder zet
en dit fascinerende schemergebied beter weet te duiden.
Len de Klerk, Frédéric en Antoine Plate, 1802-1927. Rotterdamse kooplieden, reders en bestuurders, Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2019; 368 pp, geïllustreerd, ISBN: 9789087048129. Prijs: € 35,-