Bruut, bruter, bruutst. Brutalistische gebouwen in Holland en de rest van Nederland
Door Jaap de Haan
Het brutalisme maakt niet bij iedereen warme gevoelens los. Architectuurcriticus Kirsten Hannema omschrijft in het voorwoord haar waardering voor deze bouwstijl als liefde op het tweede gezicht. Haar kennismaking met het brutalisme vergelijkt ze met een ‘net-te-harde handdruk van een oom, die je nog lang navoelt in je vingers.’ De spreekwoordelijke oom was voor haar de aula van de TU Delft. Hannema is ervan overtuigd dat een tweede kennismaking met brute gebouwen, zoals de aula, zal leiden tot een herwaardering van het brutalisme. Die is hard nodig, want deze gebouwen vallen geregeld ten prooi aan de sloopkogel.
Béton brut
Het boek begint met een korte, heldere inleiding over het brutalisme. Een duidelijke omschrijving van deze architectuurstroming bestaat niet: ‘De definitie van brutalisme is dus niet in beton gegoten.’ Het zichtbare gebruik van al dan niet ruw beton is wel een kernmerk van het brutalisme. De naam is gemunt door de Frans-Zwitserse architect Le Corbusier (1887-1965), die in 1952 de term béton brut introduceerde. In de jaren zestig van de 20ste eeuw werd het brutalisme ‘dé stroming’ van de wederopbouwarchitectuur, met name in welvaartstaten. Bij gebrek aan een algemeen aanvaarde definitie hebben de samenstellers zelf kenmerken van het brutalisme opgesteld: beton als bouwmateriaal, ruw in de afwerking, uitgesproken constructie, ultra in de maatvoering en textuur die duidelijk zichtbaar is. De goede lezer heeft in de beginletters van de kenmerken de titel van het boek ontdekt: Bruut.
Wie het boek doorbladerd krijgt de indruk dat het brutalisme in Nederland een typisch Hollandse architectuurstroming is. Van de Top 20 bruutste gebouwen staan er maar liefst dertien in Noord- en Zuid-Holland. De samenstellers wijzen erop dat in het westen van ons land nu eenmaal het dichtst bebouwd is en dat hier veel (overheids)instellingen zijn gevestigd, bij wie deze architectuurstroming kennelijk in de smaak viel.
Het boek is ingedeeld in vijf regio’s, waarbinnen afzonderlijke gebouwen worden besproken. Daarnaast zijn er regio-overstijgende thema’s over woningbouw, kerkgebouwen, schoolgebouwen en over architecten, bijvoorbeeld Sier van Rhijn (1922-1989). Van Rhijn ontwierp Mozeshuis in Amsterdam en, samen met Ben Spänberg, de metrostations van de Amsterdamse Oostlijn. Net als van andere brutalistische architecten zijn enkele van Van Rhijns gebouwen inmiddels gesloopt, zoals metrostation Kraaiennest en twee scholen in Vught en Valkenswaard.
Utilitaire bouw
In het boek worden honderd brutalistische gebouwen besproken. Dit zijn vaak school- en kantoorgebouwen, maar ook bouwwerken voor de waterhuishouding. Een paar zaken vallen op. Ten eerste dat brute gebouwen ook fijn en harmonieus kunnen zijn. Het Cygnus Gymnasium (voormalige Eerste Christelijke LTS Patrimonium) in Amsterdam, bijvoorbeeld, krijgt vijf sterren op de bruutheidsschaal, maar is veel toegankelijker ontworpen dan het hoofdgebouw van de Vrije Universiteit of het kantoorgebouw Leeuwenberg in dezelfde stad. Dat geldt ook voor Autopon, de voormalige showroom, kantoor en garage van de gebroeders Pon in de hoofdstad. Een verklaring is misschien dat de architect van deze gebouwen, Ben Ingwersen (1921-1996), Le Corbusiers modulator gebruikte. Met deze schaal, die gebaseerd is op de gulden snee, kan de maatvoering van gebouwen berekend worden, met oog voor de menselijke maat.
Het tweede dat opvalt, is dat universiteiten, met name de technische, patent hebben op de bruutste bouwwerken. Het al genoemde hoofdgebouw van de Vrije Universiteit, maar ook het gebouw Civiele Techniek van de TU in Delft zijn heel weerbarstig. In de andere regio’s bieden de universiteitscampussen eenzelfde aanblik: van het Androclusgebouw en het Hugo Kruytgebouw van de Universiteit Utrecht tot de Cubicus van de TU Enschede en het Hoofdgebouw en de Bunker van de TU Eindhoven.
Het bruutste gebouw van Nederland
De nummer 1 van de Top 20 mag dan geen verassing zijn: de Aula van de TU in Delft uit 1966. Martjan Kuit noemt dit gebouw een ‘brutale gigant’, en dat is het. Architecten Jo van de Broek, Jan de Groot, Gerard Lans en Henk Lops ontwierpen het destijds zwaarste gebouw van Nederland. Zelf spraken ze over ‘het ding’. Kuit omschrijft de vormgeving van de Aula ‘sculpturaal, organisch en plastisch’, maar het oogt alsof er een gigantisch ruimteschip op de campus is geland.
Zo brutaal als de meeste gebouwen in het boek Bruut. Atlas van het brutalisme in Nederland eruitzien, zo rustig en verzorgd oogt het gelijknamige boek. De vormgevers van Beukers Scholma, bekend van diverse architectuur- en kunstpublicaties, tekenden voor de opmaak en fotograaf Bart van Hoek leverde het beeld aan. Hij heeft de brutalistische gebouwen in het boek op hun mooist vastgelegd, vaak letterlijk in een vriendelijke voor- of najaarszon. De enthousiaste teksten van Arjan den Boer, Martijn Haan, Martjan Kuit en Teun Meurs doen de rest: zelfs iemand die geen liefhebber is van ruwe betonbouw krijgt langzaamaan oog voor de schoonheid van deze bouwstijl. Een voorwaarde is dan wel dat de zon schijnt, want somber weer is de grootste vijand van het hartstochtelijke pleidooi voor het behoud van brutale gebouwen.
Arjan den Boer, Martijn Haan, Martjan Kuit en Teun Meurs, Bruut. Atlas van het brutalisme in Nederland. Zwolle: Uitgeverij WBooks, 2023 320 p., ill., ISBN: 9789462585379, prijs € 69,95,-