“Memorabilia van de Tachtigjarige Oorlog is een helder verslag van een gedegen onderzoek naar de rol van voorwerpen in de herinneringscultuur, dat zich trouwens niet beperkt tot de grenzen van het oude gewest Holland”, luidt de conclusie van Henk van Nierop over het recent verschenen boek van Marianne Eekhout. Deze publicatie is een bewerking en uitbreiding van het proefschrift dat de auteur schreef in het kader van het door prof. Judith Pollmann geleide onderzoeksproject Tales of the Revolt over de ‘herinneringscultuur’ van de Opstand en de Tachtigjarige Oorlog. De volledige recensie is hier terug te lezen.

Memorabilia van de Tachtigjarige Oorlog

Henk van Nierop – emeritus hoogleraar Nieuwe Geschiedenis

De bronzen ketel die in het Leidse Museum De Lakenhal bewaard wordt, is niet zomaar een kookpot. Het is dé ketel gevuld met hutspot die na het opbreken van het Spaanse beleg in de Lammenschans werd aangetroffen. Daarmee was dit eenvoudige stuk keukengerei een symbool geworden van het beleg, het ontzet, de hongersnood en het dappere verzet van de Leidenaren. Voorzien van een gedicht gegraveerd in zijn bronzen buik werd de ketel eeuwenlang in enkele Leidse regentenfamilies bewaard, voor het in de 19de eeuw in de 3-oktobercollectie van het museum belandde.

Marianne Eekhout, conservator geschiedenis in het Dordrechts Museum, gebruikt het begrip ‘memorabilia’ voor materiële voorwerpen die aan iets gedenkwaardigs in het verleden herinneren. Die voorwerpen spelen niet alleen een passieve rol door de beschouwer aan bepaalde gebeurtenissen te herinneren, maar zetten hem of haar ook actief aan tot een bepaalde emotie of gedachte. De Leidse hutspotketel noodt niet tot overpeinzingen over keukengerei, maar herinnert aan hongersnood, strijd en de met hulp van de goddelijke voorzienigheid behaalde overwinning. Hij is de drager van verhalen, een medium dat de herinnering aan de oorlog levend houdt.

Dit boek is een bewerking en uitbreiding van het proefschrift dat de auteur schreef in het kader van het door prof. Judith Pollmann geleide onderzoeksproject Tales of the Revolt over de ‘herinneringscultuur’ van de Opstand en de Tachtigjarige Oorlog. Eekhout laat zien hoe vanaf het begin van het conflict voorwerpen werden gered, bewaard, gekoesterd en tentoongesteld teneinde bepaalde herinneringen levend te houden. Dat kon een (al dan niet beschadigd) heiligenbeeld zijn, of een kanonskogel die een stadsbewoner die zich in zijn baan bevond op schijnbaar miraculeuze wijze gemist had.

Later in het conflict ging men er toe over speciale memorabilia te (laten) vervaardigen, die de herinnering aan een bepaalde gebeurtenis levendig moesten houden. Deze voorwerpen konden vele vormen aannemen: gevelstenen, gedenkpenningen, draagtekens, schilderijen, prenten, beelden, zilveren en gouden drinkschalen, aardewerk. Ook gedichten, toneelstukken en historiewerken werden geschreven om de herinnering aan de oorlog te onderhouden, maar deze vallen niet onder de materiële cultuur die in dit boek behandeld wordt.

Uiteraard onderzoekt de schrijver niet uitputtend alle memorabilia van de Tachtigjarige Oorlog die nog bestaan of ooit bestaan hebben. Eerst passeren voorwerpen de revue die tijdens oorlogshandelingen ontstonden en door particulieren als aandenken werden bewaard. Vervolgens neemt Eekhout de memorabilia onder de loep die in opdracht werden vervaardigd, achtereenvolgens door particulieren, stadsbesturen en de Staten-Generaal en de stadhouder (het gewestelijke niveau ontbreekt). Ten slotte is een hoofdstuk gewijd aan de materiële herinneringscultuur in de eeuw na de Vrede van Munster.

Eekhout schetst een helder en overtuigend beeld van de rol die voorwerpen in de herinneringscultuur konden spelen. Dergelijke ‘souvenirs’ zijn nooit neutraal. Ze zijn altijd verbonden met een bepaalde interpretatie van de gebeurtenissen waarin ze zijn ontstaan. Een heiligenbeeld verwees voor een aanhanger van de kerkhervorming op de onmacht en volstrekte nutteloosheid van afgodsbeelden. Voor een gelovige katholiek die zo’n beeld van de vernielzucht van de beeldenstormers had weten te redden, duidde het op miraculeuze goddelijke interventie. Het afgehouwen hoofd van Balthazar Gerards werd in Keulen als een belangrijk relikwie vereerd. Betekenis is niet inherent aan het object, maar wordt er door gebruikers, eigenaars en waarnemers aan toegeschreven.

Memorabilia zijn volgens het Woordenboek der Nederlandse taal (WNT) ‘gedenkwaardigheden’ of de schriftelijke neerslag daarvan. Het WNT kent ‘gedenkwaardigheid’ alleen als afleiding van gedenkwaardig: ‘waardig om gedacht te worden of in duurzame herinnering te blijven’. Strikt genomen zijn memorabilia dus niet de voorwerpen die aan een gebeurtenis herinneren, maar de heugenswaardige gebeurtenissen zelf. Opmerkelijk is dat memorabilia alleen in meervoudsvorm bestaat: een ‘memorabilium’ bestaat niet. De ondertitel van dit boek is daarom preciezer: de rol van voorwerpen in de oorlogsherinnering. Strikt genomen zijn de voorwerpen die Eekhout onderzoekt aandenkens of souvenirs.

Memorabilia van de Tachtigjarige Oorlog is een helder verslag van een gedegen onderzoek naar de rol van voorwerpen in de herinneringscultuur, dat zich trouwens niet beperkt tot de grenzen van het oude gewest Holland. Behalve aan de overige Nederlandse gewesten, besteedt het onderzoek terecht aandacht aan Vlaanderen en Brabant, waar vergelijkbare belegeringen en veldslagen aanleiding gaven tot een herinneringscultuur die diametraal tegenovergesteld was aan die van het noorden. Het boek is ruim geïllustreerd, maar de afbeeldingen zijn soms zo klein dat ze slecht te lezen zijn. Dat is een onvermijdelijk bezwaar van alle boeken die niet het formaat van een tentoonstellingscatalogus hebben.

Marianne Eekhout, Memorabilia van de Tachtigjarige Oorlog. De rol van voorwerpen in de oorlogsherinnering, 1566-1750, Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2020, 126 pp., ISBN: 9789087048372. Prijs: € 15,-.

Het devies van de stad Amsterdam als titel van dit redactioneel is misschien een onverwachte keuze voor een nummer van Holland. Historisch Tijdschrift. De redactie moedigt auteurs en studenten immers aan om over de grenzen te kijken. Volgens ons past deze wapenspreuk echter in meerdere opzichten perfect bij dit laatste nummer van 2020, al was het maar om de roerige tijd te duiden waarin het tot stand is gekomen. Tijdens de voorbereidingen van dit nummer gebeurde iets wat niemand had verwacht: de uitbraak van een pandemie. Dit had een enorme impact op het openbare leven, en ongetwijfeld ook op u. In juli, op het moment van schrijven, zijn de maatregelen grotendeels opgeheven en hoopt iedereen dat het ergste achter de rug is. Dat we er zo voorstaan, is te danken aan de vastberadenheid waarmee iedereen gewerkt heeft om er bovenop te komen; aan het heldhaftige werk van de helden uit de zorg en andere ondersteunende beroepen; en de barmhartige acties van ieder die iets voor zijn/haar buren, familieleden of vrienden heeft betekend.

Ook Holland ondervond gevolgen van de pandemie. Het symposium dat ter ere van het tweede nummer van 2020 (‘Langs Hollandse straten’) georganiseerd was, kon helaas geen doorgang vinden. In plaats daarvan werd op 29 juli een online webinar gehouden. Drie sprekers vertelden hoe specifieke straten in Amsterdam, Schiedam en Vlaardingen ons meer konden leren over de geschiedenis van deze steden. Verder heeft de redactie maar liefst twee nieuwe online rubrieken in het leven geroepen. Zo is er een draai gegeven aan de vaste rubriek de Uithoek, met de creatie van de Thuishoek. Elke week nam een redactielid u mee op pad in zijn of haar woonplaats en werd nieuw licht geworpen op een stukje geschiedenis aldaar. Ook is de nieuwe rubriek de Hollandse Podcast Parade gelanceerd, waarbij elke maand een nieuwe historische podcast werd gesignaleerd door een (kunst)historicus. Deze rubrieken kunt u terugvinden op onze website of via onze sociale mediakanalen. Het zou te ver voeren om onszelf heldhaftig te noemen, maar als redactie waren we wel vastberaden om iets positiefs te doen in deze crisis. We hopen dat onze online activiteiten u de nodige afleiding hebben bezorgd in een stormachtige tijd.

Het Amsterdamse devies is echter vooral van toepassing op de inhoud van het open nummer dat voor u ligt. In het eerste artikel neemt Marlies Draaisma, winnaar van de Holland Scriptieprijs 2019, u mee naar de laatmiddeleeuwse Pieterskerk te Leiden, waar het door de vele memoriediensten gonsde van de bedrijvigheid. Leidse gelovigen grepen met de nodige vastberadenheid de devotionele ruimte van de kerk aan om hun zielenheil te bevorderen en hun namen voor de eeuwigheid te laten weerklinken. Romy Beck laat in het tweede artikel zien hoe heldhaftig de vrouwen in 17de-eeuws Amsterdam zich staande hielden als hun mannen op zee verkeerden. Met behulp van bijzondere persoonlijke en verloren gewaande brieven weet zij een nieuw beeld van het leven van deze vrouwen te schetsen: zij stonden er nooit écht alleen voor en konden rekenen op de barmhartigheid van anderen. Voor het derde artikel blijven we in Amsterdam, maar springen we in de tijd vooruit. Daniël M. Metz brengt ons naar de Nieuwe Achtergracht. In deze ogenschijnlijk normale Amsterdamse buurt speelde gedurende zo’n 150 jaar een vastberaden Joodse gemeenschap een belangrijke rol in de diamantindustrie. Metz toont ons welke cultuurhistorische impact dit heeft gehad op de wijk.

In het Holland Bloc keren we terug naar de actualiteit en de impact van de nieuwe crisis. Maar niet voordat Frank de Hoog u in het Topstuk laat kennismaken met een bijzonder kunstwerk van de nieuwe wetenschap uit de 17de eeuw: de oudst-bewaarde opgezette zaagvis van Nederland. Vervolgens vertelt Patricia Deiser in het Beeldessay over het bijzondere Coronaproject dat zij voor het Haags Historisch Museum heeft opgezet aan het begin van de crisis. Kayleigh Goudsmit gaat in het Column in op een ontwikkeling die het afgelopen jaar, mede door corona, een flinke vlucht heeft genomen: het uitbrengen van historische podcasts. Is dit een zinloos tijdverdrijf of een verrijking van de geest? Ten slotte sluit Kees van Rixoort de hekken met een Uithoek over Ooltgensplaat: een dorpje op Goeree-Overflakkee met een verrassend rijke geschiedenis.

Wij wensen u veel leesplezier!

Frank de Hoog, Koen Marijt en Roosje Peeters

De geschiedenis van Holland reikt ver. Momenteel woon ik in Lund, in de meest zuidelijke provincie van Zweden, Skåne. Dit weekend bracht ik een bezoek aan het schiereiland Falsterbo, het meest zuidwestelijke puntje van Skåne. Nu is hier een natuurgebied en kwam ik na een mooie strandwandeling uit bij een kolonie zeehonden die op één van de uiterste zandbanken lag te luieren. In de late middeleeuwen was Falsterbo, toen nog onderdeel van Denemarken, een bruisend handelsgebied. Het schiereiland stond bekend om de grote scholen haringen die er rondzwommen. Vanaf ongeveer 1200 vond op het strand tussen Falsterbo en het naastgelegen stadje Skänor jaarlijks een haringmarkt plaats. Deze markt groeide uit tot een van de belangrijkste gebeurtenissen van het handelsgebied rond de Baltische Zee.

Afb. 1 Kaart van de zuidelijke provincie Skåne van Zweden. Het schiereiland Falsterbo is linksonder omcirkeld. Bron: Wikimedia Commons

Vooral de hanzesteden profiteerden van de Skånemarkt, maar er waren ook steeds meer Hollandse handelaren te vinden. Zij maakten er gebruik van hun eigen vitte, een handelskolonie op het strand waar de haring gekaakt en gezouten werd. De haringhandel op Skåne, of Schonen, was voor de handelaren uit de Nederlanden zo belangrijk, dat er in verschillende steden Schonenvaardersgilden werden opgericht. Ook in Haarlem werd een Schonenvaardersgilde opgericht. Hun gildeboek, waarvan het oudste gildereglement dateert uit 1416, wordt nog steeds bewaard in het Noord-Hollands Archief in Haarlem. Overblijfselen van het gildealtaar van de Schonenvaarders in de Grote of St. Bavokerk herinneren nog aan hun belangrijkste handelswaar: een met haringen versierde zuil leidt naar een sluitsteen met een hand die een haring vasthoudt. Hoewel de haringvangst rondom Falsterbo afnam in vijftiende eeuw, legde het handelscontact hier de basis voor de Hollandse Oostzeehandel, die zou uitgroeien tot de moedernegotie.

Afb. 2 Een met haringen versierde zuil, een overblijfsel van het gildealtaar van de Schonenvaarders in de Grote of St. Bavokerk in Haarlem. Foto: Vincent Smit

Toevallig schreef ik een aantal jaar geleden als student aan de Universiteit van Amsterdam mijn bachelorscriptie over de Haarlemse Schonenvaarders. Toen verwachtte ik niet dat ik zelf hun spoor zou volgen naar Schonen.

Afb. 3 Sluitsteen van de hand die een haring vasthoudt. Foto: Vincent Smit.

Tijdens de voorbereidingen van het laatste nummer van 2020 gebeurde iets wat niemand had verwacht: de uitbraak van een pandemie. Dit had en heeft nog altijd een enorme impact op onze samenleving. We leven in een bijzondere tijd en zijn ons daarvan bewust. In het laatste nummer van Holland van dit jaar willen en kunnen wij niet om deze actualiteit heen. Het Holland Bloc staat daarom in het teken van twee actuele fenomenen: het verzamelen van het NU en de inzet van historische podcasts door erfgoedinstellingen.

We kunnen ons echter ook goed voorstellen dat u inmiddels wel klaar bent met de lockdown en het virus. Voor de lezers die corona-moe zijn, maakt u zich dus geen zorgen! De langere artikelen in dit nummer hebben niets met deze actualiteit te maken. U kunt zich ongestoord onderdompelen in de wereld van de middeleeuwse devotie, 17de-eeuwse zeemansvrouwennetwerken, en de Joodse diamantindustrie. Holland Varia (2020-4) is daarmee een actueel maar veelzijdig nummer!

Lees meer »

De jury van de Holland Scriptieprijs werd in 2020 wederom verrast door het grote aantal inzendingen van bachelor- en masterscripties. Daaronder bevonden zich verschillende scripties van uitstekende kwaliteit. Er was echter één scriptie die er met kop en schouders bovenuit stak en daarom door de jury unaniem als winnaar is aangewezen: de masterscriptie van Maroesjka Verhagen, getiteld In functie van een voedselketen. De wisselwerking tussen agro-ecosysteem en landbouwmodernisatie, de Beemster 1612-1799.

Lees meer »

Jonge Historici | Serie GeschiedenIS Podcast (duur: 4 afleveringen, tussen de 15 en 20 minuten)

Gesignaleerd door Adriaan Duiveman

Je hebt een voldoende voor je masterscriptie en je diploma hoeft alleen nog maar geprint te worden. Marit Berends verwoordt het gevoel van dat moment: ‘De wereld ligt aan je voeten. Op naar je droombaan. Of toch niet?’ De Jonge Historicus van het Jaar 2019 bedacht de podcast GeschiedenIS over jonge historici op de arbeidsmarkt. In vier interviews komen historici aan het woord die op verschillende werkplekken terecht zijn gekomen, van politieke lobby tot archief, van gemeentehuis tot evenementenorganisatie. Hoewel hun routes verschillen, is er een aantal gedeelde ervaringen. Eén daarvan: het is taai voor de historicus op de arbeidsmarkt.

De interviews, gevoerd door journaliste Martine van der Veer, zijn interessant en de montage is strak. Tussen de interviewfragmenten door verbindt Van der Veer de individuele ervaringen aan een algemeen verhaal door enquêtes en statistieken aan te halen. Die cijfers stemmen niet vrolijk. Zo staat geschiedenis in het lijstje met studies met de laagste baankans op de vierde plaats.

De verhalen van de geïnterviewden illustreren de moeizame situatie. Fondsenwerver Rens werd keer op keer afgewezen voor banen, en beleidsmedewerker Fleur en public affairs-adviseur Ewout waren ook maanden bezig met solliciteren. Toch zijn ze allemaal erg gelukkig in hun huidige functie, hoeveel moeite het ook kostte om die te bemachtigen. De geïnterviewden adviseren huidige studenten om een bestuursjaar in te plannen, commissies te doen en stage te lopen. Met alleen je studie kom je er niet.

De adviezen in de podcast zijn niet ongehoord of uniek. Maar clichés zijn soms clichés omdat ze gewoon waar zijn. Wat wel verfrissend is aan de podcast, is de eerlijkheid. Dit is geen blijmoedig promotiepraatje van je opleiding. De fuck ups, zoals Rens het verwoordt, komen ook aan bod. Bij vlagen is GeschiedenIS dan ook een deprimerende luisterervaring.

Verschillende geïnterviewden komen met dezelfde tip: pin je vooral niet vast op één droomcarrière. De vier historici zijn half gepland en half toevallig in hun huidige banen gerold. Een loopbaan is, zo blijkt, niet van te voren uit te stippelen. Maar als je openstaat voor verschillende kansen, dan ligt de wereld toch nog een beetje aan je voeten. Er is hoop.

De podcastserie van Jonge Historici is hier te beluisteren: GeschiedenIS Archives – Jonge Historici (jhsg.nl)

‘Wie is er niet gebaat bij een regionaal archeologisch overzichtswerk? In een aantrekkelijk jasje gestoken is het voor de huidige bewoners van een streek een prettige kennismaking met het lokale verleden. Als het dan ook nog een nieuw jasje is waarmee oude gegevens worden ontsloten, is eveneens de vakwereld erbij gebaat. En dat is precies wat Speuren in het veen te bieden heeft.’ Wat maakt deze publicatie onder redactie van Marjan van den Berg tot een publieksvriendelijk boek? In deze nieuwe recensie geeft archeoloog Jeroen van Zoolingen antwoord op deze vraag.

Bloemlezing van verrassende vondsten en archeologische anekdotes

Jeroen van Zoolingen, archeoloog

Oude vondsten in een nieuw jasje

Wie is er niet gebaat bij een regionaal archeologisch overzichtswerk? In een aantrekkelijk jasje gestoken is het voor de huidige bewoners van een streek een prettige kennismaking met het lokale verleden. Als het dan ook nog een nieuw jasje is waarmee oude gegevens worden ontsloten, is eveneens de vakwereld erbij gebaat. En dat is precies wat Speuren in het veen te bieden heeft.

Het boek is opgedeeld in vier katernen, elk bestaand uit een inleiding gevolgd door enkele artikelen. Het eerste katern behandelt de prehistorie tot 1000 na Christus, gevolgd door een katern over de volle en late middeleeuwen. Het derde en vierde katern behandelen respectievelijk de vroege/midden en late nieuwe tijd. De katernen zijn evenwichtig verdeeld, althans, in aantallen pagina’s; het valt wel op dat de nadruk ligt op de jongste, vooral historische tijdvakken. De artikelen zijn geschreven door een mengeling van vrijwilligers en professionals, maar behalve onvermijdelijk wisselende schrijfstijlen, merk je weinig verschillen. De zo ontstane bloemlezing wekt de indruk onder een gedegen redactie te zijn samengesteld.

Een verleden vol vondsten

Lezend wordt het snel duidelijk dat de regio Zaanstreek, Waterland en omstreken een rijk verleden kent, maar heel verrassend is dat waarschijnlijk niet voor een gebied dat zo centraal ligt. Wat wel verrast, is de enorme hoeveelheid archeologisch onderzoek die ten grondslag ligt aan de geschiedschrijving van dit verleden. Uiteraard geldt dat voor prehistorische nederzettingen en Romeinse versterkingen, maar hier zijn ook middeleeuwse kerken, kloosters én kastelen opgegraven, om nog maar te zwijgen van de vele archeologische vondsten uit de nieuwe tijd, zoals de ‘echte’ Zaanse Schans of de grafkistdeksel van Dirk Olij uit Middenbeemster.

Al deze zaken stammen uit een tijd waarin ook genoeg op schrift, kaart of beeld is vastgelegd, toch kan alleen een archeologische verslaglegging van die zaken (ook op papier) een tastbaar verhaal opleveren. Archeologische vondsten dragen bij aan onze beeldvorming van het verleden. Het ene moment dienen vondsten ter illustratie van de geschiedenis, op het ander moment leveren ze tegenspraak. Soms vullen de vondsten zelfs een kennishiaat op. Zo komen we door het opgraven van een tiende-eeuwse kerk en daarbij gelegen houten grafkisten in Assendelft, in aanraking met de ontginners van het gebied, mensen waarover anderszins niet veel geschreven is.

Daarentegen kun je uit de archieven wel veel te weten komen over het leven in een kasteel als Purmerstein, maar alleen een beerput levert de ingrediënten van de dagelijkse kost op. En niemand verwacht dat de berging van een vliegtuigwrak uit de Tweede Wereldoorlog vondsten oplevert die herenigd kunnen worden met de oorspronkelijke eigenaar, maar het gebeurde wel in Purmerend. Stuk voor stuk mooie verhalen over vondsten die ons anders laten kijken naar het verleden.

Conservatief, maar enthousiast

Soms is het verhaal wat conservatief, terwijl de archeologische wetenschap ondertussen niet stilstaat. Zo hoeft het nu niet meer te verbazen dat bewoners uit de vroege ijzertijd connecties hadden; op nagenoeg iedere vindplaats vanaf de steentijd treffen archeologen ‘exotische’ zaken aan. En waar men in het verleden de vroege middeleeuwen aanduidde als ‘Grote Volksverhuizing’, zijn onderzoekers van nu het er wel over eens dat dit een te eenzijdige omschrijving is. Het oude beeld dat het westelijk kustgebied in deze periode is overgenomen door talloze Friese bewoners, is achterhaald. Maar helaas gaan de meeste auteurs niet in mee in deze vaart der volkeren. Althans, niet in de inleiding van het eerste katern. De bijdrage van Jan de Koning over het Oer-IJ-gebied in de vroege middeleeuwen sluit gelukkig veel beter aan bij de huidige stand van kennis.

In het boek zijn kaderteksten opgenomen die de lezer meer achtergrondinformatie bieden. Hierin is het enthousiasme van de auteurs soms goed te merken, bijvoorbeeld wanneer Rinke Timmerman uitleg geeft over wat aardlagen ons vertellen. De kaderteksten bieden vooral de meer ingewijde lezers interessante inzichten. Wat ook zeker niet onopgemerkt blijft, zijn de goede afbeeldingsbijschriften. Die zijn helder en voorzien in goede details. Bijzonder prettig is ook de overzichtskaart aan het begin van het boek met daarop de voornaamste vindplaatsen weergegeven. Voor een buitenstaander van de streek is deze zelfs onmisbaar om de vele verwijzingen naar de verschillende plaatsen te kunnen volgen.

Conclusie

Een goed verhaal is nog geen goed boek. Evenmin maken mooie afbeeldingen een mooi boek. Alleen de combinatie van beide maakt dat een boek geslaagd mag worden genoemd. Uitgeverij Matrijs heeft zich in dit opzicht opnieuw bewezen als een van ’s lands beste uitgeverijen voor publieksboeken in de archeologie. Met Speuren in het veen. Zestig jaar archeologie in de Zaanstreek, Waterland en omstreken leveren zij een aantrekkelijk boek waarin iedere geïnteresseerde in het onderwerp kan vinden wat hij of zij zoekt.

Marjan van den Berg (red.), Speuren in het veen. Zestig jaar archeologie in de Zaanstreek, Waterland en omstreken, Utrecht: Uitgeverij Matrijs, 2020, 128 pp, ISBN 978-90-5345-568-5. Prijs: €19,95

Onbegrepen chaos. Verwarring. Sterke emoties. Dit zijn de woorden waarmee 44 van de 45 persoonlijke verhalen over de bevrijding van Nederland in het boek De bevrijding volgens ooggetuigen. 45 persoonlijke verhalen van Zuid-Hollanders kunnen worden beschreven. In 2020 vierden en herdachten we dat Nederland 75 jaar geleden bevrijd werd van de Duitse bezetting. Het Erfgoedhuis Zuid-Holland sprak met 45 ooggetuigen uit Zuid-Holland en bundelden hun belevenissen in dit boek. Hier leest u een recensie van Frank Grootveld over dit boek.