De geschiedenis van Holland reikt ver. Momenteel woon ik in Lund, in de meest zuidelijke provincie van Zweden, Skåne. Dit weekend bracht ik een bezoek aan het schiereiland Falsterbo, het meest zuidwestelijke puntje van Skåne. Nu is hier een natuurgebied en kwam ik na een mooie strandwandeling uit bij een kolonie zeehonden die op één van de uiterste zandbanken lag te luieren. In de late middeleeuwen was Falsterbo, toen nog onderdeel van Denemarken, een bruisend handelsgebied. Het schiereiland stond bekend om de grote scholen haringen die er rondzwommen. Vanaf ongeveer 1200 vond op het strand tussen Falsterbo en het naastgelegen stadje Skänor jaarlijks een haringmarkt plaats. Deze markt groeide uit tot een van de belangrijkste gebeurtenissen van het handelsgebied rond de Baltische Zee.

Vooral de hanzesteden profiteerden van de Skånemarkt, maar er waren ook steeds meer Hollandse handelaren te vinden. Zij maakten er gebruik van hun eigen vitte, een handelskolonie op het strand waar de haring gekaakt en gezouten werd. De haringhandel op Skåne, of Schonen, was voor de handelaren uit de Nederlanden zo belangrijk, dat er in verschillende steden Schonenvaardersgilden werden opgericht. Ook in Haarlem werd een Schonenvaardersgilde opgericht. Hun gildeboek, waarvan het oudste gildereglement dateert uit 1416, wordt nog steeds bewaard in het Noord-Hollands Archief in Haarlem. Overblijfselen van het gildealtaar van de Schonenvaarders in de Grote of St. Bavokerk herinneren nog aan hun belangrijkste handelswaar: een met haringen versierde zuil leidt naar een sluitsteen met een hand die een haring vasthoudt. Hoewel de haringvangst rondom Falsterbo afnam in vijftiende eeuw, legde het handelscontact hier de basis voor de Hollandse Oostzeehandel, die zou uitgroeien tot de moedernegotie.

Toevallig schreef ik een aantal jaar geleden als student aan de Universiteit van Amsterdam mijn bachelorscriptie over de Haarlemse Schonenvaarders. Toen verwachtte ik niet dat ik zelf hun spoor zou volgen naar Schonen.
