Grootschalig vertoon van luxe

Corien Glaudemans, historicus en archivaris, verbonden aan het Haags Gemeentearchief

Stapels grafelijke rekeningen heeft Anne-Maria van Egmond voor haar boek ingezien. Zij bestudeerde de materiële cultuur van het middeleeuwse hof in Den Haag. In de periode 1345-1425 verbleven de graven van Holland, Zeeland en Henegouwen uit het Beierse huis regelmatig en voor langere perioden op het Binnenhof in Den Haag.

De Beierse graven waren vertegenwoordigers van een nieuwe dynastie en etaleerden grootschalige luxe om de nieuwe positie en hun hun gezag te bestendigen. Zij lieten zich aan hun hoven in Den Haag en in Henegouwen graag omringen door kostbare voorwerpen en afbeeldingen. Met dit vertoon van een overdaad aan weelde maakten ze niet alleen indruk op de buitenwereld, zowel op andere hoogwaardigheidsbekleders als op hun onderdanen, maar toonden daarmee ook dat zij bekwame vorsten waren.

Weinig objecten

Van de voorwerpen die Van Egmond terugvond in de rekeningen en inventarissen is helaas weinig bewaard gebleven. Slechts wat afbeeldingen in getijdenboeken en vooral zegels en munten kon zij fysiek bestuderen. Desondanks is zij erin geslaagd aan de hand van de grafelijke rekeningen te achterhalen welke luxe, kunst- en gebruiksvoorwerpen er aan het Hollandse hof zijn geweest en wie daarvan de vervaardigers waren.

Munten en zegels toonden wie de graaf was en onderstreepten zijn autoriteit. Ook voorwerpen die de woonomgevingen verrijkten, zoals voorwerpen van edelmetaal, tapijten, beschilderde panelen, boeken met illustraties of beelden en luxe kledingstukken lieten de status en de rijkdom van de vorst zien.

Een tombe en gravenbeelden

De meest monumentale machtsuitingen moeten de beschilderde gravenbeelden en de graftombe van Margaretha van Brieg-Liegnitz, de eerste echtgenote van Albrecht van Beieren, zijn geweest. Deze tombe en de gravenbeelden stonden in de hofkapel op het Binnenhof. Aan de hand van de rekeningen slaagt Van Egmond erin die te reconstrueren.

De tombe had zowel een levensgroot ligbeeld van de gravin als pleurants, gebeeldhouwde figuren die wapenschilden droegen. In het oksaal van de hofkapel stonden houten gravenbeelden van Willem V, Albrecht van Beieren, Willem VI en Jacoba van Beieren en voorgaande vorsten. De gravenbeelden presenteerden de graven uit het Beierse huis als natuurlijke opvolgers van hun voorgangers.

De tuin

De orde van de tuin was in 1387 door Albrecht van Beieren samen met zijn zoon geïntroduceerd in de vorm van een halsketen. Hoewel de aanduiding ‘orde’ anders doet denken, was daarmee geen nieuwe ridderorde gelanceerd. Het ging om een vorstelijk gunstbetoon, een teken dat je behoorde tot het netwerk van de graaf. Op zegels en munten is deze tuin afgebeeld met hekjes die een omheining vormen.

De tuin moest het beleid van de graaf symboliseren, namelijk de goede bedoelingen van de graaf met de graafschappen: het scheppen en behouden van rust, eensgezindheid en eenheid in de drie graafschappen.

Ambachtslieden, kunstenaars en kooplieden

In haar studie verhaalt Van Egmond over talloze tot nu vooral onbekende kunstenaars en ambachtslieden. Zij vond in de rekeningen goudsmeden, tapijtmakers, borduurwerkers en schilders die aan het hof leverden of voorwerpen maakten. Op sommige ambachtslieden moest dagelijks een beroep worden gedaan. Daarom was er op het Binnenhof een naaiatelier (de taelgerije), waar zorg werd gedragen voor de kleding van de vorsten en de aankleding van het hof.

Extra aandacht krijgt de schilder Jan van Eyck. Hij was van 1422 tot 1425 aan het Haagse hof verbonden. Ook al is niet bekend wat hij daar heeft geschilderd, doorlopende betalingen aan hem maken duidelijk dat hij daar een bijzondere positie bekleedde.

Iedereen die wel eens grafelijke rekeningen heeft ingezien kent de vaak grappige, maar soms ook zeer fraai versierde begin- en eindinitialen van de rekeningen. Van Egmond ontdekte dat af en toe een speciale professionele boekverluchter is ingehuurd om de rekeningen extra goed te kunnen presenteren. Ook de correcte en fraai gedecoreerde financiële documenten behoorden tot de materiële presentatie.

Conclusie

Een proefschrift is geen boek dat je even gemakkelijk wegleest. Dat geldt ook voor deze handelseditie van de hand van Van Egmond. Daar staat tegenover dat zij met haar diepgravende studie een rijkdom aan nieuwe informatie biedt over het leven aan het grafelijk hof in Den Haag. Ook toont haar boek hoe belangrijk de grafelijke rekeningen zijn voor de geschiedenis van laatmiddeleeuws Holland. Verrassend veel nieuwe details kwam ik te weten over het middeleeuwse Binnenhof. Alleen al de informatie over de voormalige Hofkapel maakt dit boek de moeite van het lezen waard.

Anne-Maria van Egmond, Materiële representatie opgetekend aan het Haagse Hof, 1345-1425. Middeleeuwse Studies en Bronnen 173, Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2020,  472 pp., ISBN: 9789087048556. Prijs: €39,-

Romy Beck

Het zijn barre tijden, zoveel is zeker. Veel mensen werken al maanden thuis, en onze vrijheden zijn ingeperkt door verschillende maatregelen. De meest vergaande is misschien wel de avondklok. Ook in de geschiedenis zijn tal van voorbeelden te vinden van Hollanders die begrensd waren in hun bewegingsvrijheid. Een goed voorbeeld vormen de Haarlemmers, tijdens het beleg van hun stad door de Spanjaarden in de jaren 1572-1573.

‘Geeft de stad zich over en kiest zij hiermee voor lijfsbehoud?’ [i] Al schreeuwend meldden zich op 14 december 1572 enkele Spaanse ruiters bij de stadsmuren. Wilden de Haarlemmers oorlog of niet? De inwoners van de stad lieten de vragen onbeantwoord en kozen hiermee stilzwijgend de kant van de opstandelingen. De volgende dag al begonnen de troepen met de bouw van schansen voor de Kruispoort, gelegen aan de noordkant van Haarlem. Vanaf dat moment vormde de ommuring een belangrijke scheiding en contactpunt tussen beide partijen, maar ook tussen de stedelijke ruimte en de omliggende gebieden. Het beleg van Haarlem kan niet simpel worden gezien als een strijd die werd gevoerd aan de stadsmuren, zoals regelmatig is beweerd. In en rond de stad vonden belangrijke handelingen en interacties plaats die in verband stonden met, of zelfs zeer van invloed waren op de strijd.

Afbeelding 1 Het beleg van Haarlem. Prent door Antonio Lafreri, 1573. Coll. Rijksmuseum Amsterdam.

Teksten van dagboekschrijvers, kaarten en afbeeldingen tonen in woord en beeld de omstandigheden van het afgesloten Haarlem. De omsingeling door vijandelijke troepen zorgde voor aanpassingen binnen de stad. Hierbij rekenden stadsbestuurders tijdens de oorlog op de medewerking van alle Haarlemmers. Veiligheid ging voor alles. Zo luidde op 28 januari 1573 tegen het middaguur de klok en klonk het bericht dat iedere stedeling ’s avonds een lantaarn of brandend licht voor de ramen moest zetten.[ii] Door de dreiging die oorlog met zich meebracht, moest de stad kennelijk in de nacht verlicht blijven. Een andere maatregel was het nieuwe voorschrift rondom brandveiligheid. De Spaanse troepen maakten geregeld gebruik van brandprojectielen. Doordat vuur een groot probleem was in een (afgesloten) stad, moesten de Haarlemmers ladders, brandemmers en andere blusgereedschappen altijd klaar hebben staan.[iii]

De Haarlemmers kregen niet alleen te maken met gevaren, maar ook met een gebrek aan voedsel. Om tekorten binnen de stad te compenseren, was het noodzakelijk om eten te rantsoeneren. Desondanks moest dagboekschrijver Willem Janszoon Verwer op 14 mei 1573 noteren: ‘den honger begint’.[iv] Al snel drukte de honger een groot stempel op het moreel en zorgde het voor een verslechterde verstandhouding tussen de soldaten en de burgerij. Steeds vaker kwamen er plunderingen voor en er heerste een gespannen situatie in de afgesloten stad. In de nacht van 29 mei deed zich een incident voor. Een paar onbekende soldaten drongen het huis van een zekere Lysbet Jansdr binnen. De soldaten dwongen de weduwe en brouwster, die woonachtig was op de Bakenessergracht, op bed te gaan liggen en geen geluid te maken. Ondertussen doorzochten zij haar woning, vonden haar geldkist en vertrokken vervolgens met al haar geld.[v]

Afbeelding 2 Beleg van Haarlem. Prent door Frans Hogenberg, 1572-1574. Coll. Rijksmuseum Amsterdam.

Ondanks alle misère toonden de Haarlemmers zich strijdbaar. Tijdens het langdurige beleg bleven burgers actief in de verdediging van hun stad. Verwer schreef in zijn Memoriaelbouck vaak over hun daden. Burgers en soldaten, arm en rijk, jong en oud, iedereen hielp bij de versterking en verhoging van de wallen en vesten. Ook vrouwen voelden zich geroepen om te helpen in de strijd, en werkten met overgave en zonder angst aan de verdediging van de stad.[vi] Op 18 mei gaven de burgemeesters, kapiteins en hoplieden aan vierhonderd personen de opdracht om onophoudelijk stenen over de stadsmuur te gooien. Deze verkregen zij uit de ingestorte kerken in de stad. Hoewel de Haarlemmers binnen de muren verbleven, vielen er toch geregeld slachtoffers. Burgersoldaten liepen gevaar op de stadsmuren, en in de stad zorgden rondvliegende kogels voor gevaarlijke situaties. Ook omvallende muren maakten slachtoffers, zo weten we uit het Memoriaelbouck. Op 6 februari schreef Verwer over Wigger Aresz. Verbeck, een schoolkind van zeven jaar oud. Toen hij ’s ochtends om acht uur ‘met zijn medegheselle na schole souden gaen’ werd hij door ‘een cloot doot ghescooten’.[vii]

Bij het aanbreken van de zomer 1573 werden de problemen voor de stedelingen alleen maar groter. Door het aanhoudende geweld en de honger nam de moedeloosheid, de angst en het onderlinge wantrouwen steeds verder toe. Zozeer zelfs dat er een einde leek te komen aan de volharding van de Haarlemmers. Tijdens de laatste dagen van het beleg wapperden zwarte en witte vlaggen op de stadstorens, tekenen van uiterste nood en zelfs van overgave. Op 8 juli capituleerde de stad, en werd voor een groot geldbedrag plundering en doding van burgers voorkomen. Toch werden er ongeveer 1500 soldaten en aanhangers van Willem van Oranje die de stad hadden verdedigd, onthoofd of verdronken in het Spaarne.     

Afbeelding 3 Kenau-Ripperda monument op het Stationsplein. Herinnering aan het beleg van Haarlem in het centrum van de stad. Bron: Commons Wikimedia

[i] Willem Janszoon Verwer, Memoriaelbouck. Dagboek van gebeurtenissen te Haarlem van 1572-1581. Van aantekeningen, noten en index voorzien door drs. J. J. Temminck(Haarlem 1973) 24.  

[ii] Ibidem, 41.

[iii] Ibidem, 47.
C.C. van Valkenburg e.a., Men sagh Haerlem bestormen (Haarlem 1973) 47.

[iv] Verwer, Memoriaelbouck, 90-94.

[v] Ibidem, 83.

[vi] Ibidem, 29-30.

[vii] Ibidem, 49.

Wees moedig! Over drie Februaristakers, en de familie die ze achterlieten

Het Parool | Wees moedig! (duur: 6 afleveringen van ca. 30 minuten)
Gesignaleerd door Merel van der Vaart

Welke impact had (en heeft) de Februaristaking en de represailles die erop volgden op de families van de stakers? Dat is het uitgangspunt van de podcast Wees moedig! Een samenwerking tussen het Verzetsmuseum en Het Parool. Het is een interessante vraag die een gebeurtenis van 80 jaar geleden direct verbindt met het heden.

De zes afleveringen bestaan uit interviews van Ronald Ockhuysen met nabestaanden van drie Februaristakers: Willem Kraan, Coba Veltman en Joop IJisberg. Doordat verschillende familieleden het woord krijgen, ontstaat er ruimte voor meerstemmigheid. Elk van hen worstelt met de manier waarop het dappere, maar ook tragische, verhaal van hun schoonmoeder, opa of vader vervlochten is met hun eigen levensverhaal.

Wat mij opviel is dat alle betrokkenen de status van de Februaristaking als iconische gebeurtenis in de Nederlandse geschiedenis niet zo interessant lijken te vinden, of ze de herdenking nu trouw bezoeken of niet. De meesten zijn trots op hun familieleden, maar niet omdat ze aan de Februaristaking deelnamen. Ze zijn trots omdat ze in protest kwamen, verzet toonden. Eén van de nabestaanden benadrukt meerdere malen dat meer mensen binnen de familie in het verzet zaten, implicerend dat hun verhalen het net zo goed waard zijn om verteld te worden. Het legt de vinger op de zere plek. Hoeveel families in Nederland worstelen nog steeds, ongezien, met de gebeurtenissen die hun dierbaren in de oorlog hebben meegemaakt?

Met de insteek van deze podcast en de kwaliteit van de geïnterviewden hadden de makers goud in handen. Helaas lijken ze net niet genoeg vertrouwd met de specifieke kwaliteiten van een podcast. Het is een intiem medium, maar ook een verhalend medium. De luisteraar moet meegenomen worden in het verhaal en dat gebeurt in deze podcast te weinig. De interviewer probeert iets te vaak mensen woorden in de mond te leggen en vraagt vaak net niet genoeg door wanneer het gesprek een onverwachte wending neemt. De eerste anderhalve minuut van elke aflevering is hetzelfde. Dat is echt te lang, helemaal als je een paar afleveringen na elkaar luistert. Er is geen voice-over die verbanden legt tussen de verschillende afleveringen of de ervaringen van nabestaanden expliciet naast elkaar zet. Daardoor blijven de interviews een beetje los zand, in plaats van dat ze samen een verhaal vertellen. Jammer, want de nabestaanden van de stakers vertellen ontroerend en alleen daarom is deze podcast toch de moeite waard.

Beluister de podcast ‘Wees moedig’ hier: Wees moedig – Wees moedig! – Omny.fm

Fokko Weerstra, hotelier in Amsterdam, raakte geïntrigeerd toen twee Duitse toeristen in zijn portiek stonden om een foto te maken van zijn pand. Vooral het huisnummer moest zichtbaar zijn. Hij raakte met het stel in gesprek en kwam erachter dat hun moeder, eveneens Duits, tijdens de oorlog in het huis gewoond had. Na een online zoektocht naar de naam Pimentel, sprongen er drie namen uit: Mau (Mozes), Jet (Henriëtte) en Bram Pimentel. Fokko vertelde Henk Dijkman over de ontmoeting en zijn zoekresultaten. Het verhaal liet hen niet meer los en ze besloten samen verder onderzoek te doen. Dit resulteerde in het boek 1943. Het lot van de familie Pimentel. Marleen van den Berg nam de uitnodiging aan om het boek voor ons te recenseren. Haar bevindingen leest u hier.

Bijzondere gasten voor het hotel

Marleen van den Berg, promovenda bij het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en genocidestudies en de Universiteit van Amsterdam

Fokko Weerstra, hotelier in Amsterdam, raakte geïntrigeerd toen twee Duitse toeristen in zijn portiek stonden om een foto te maken van zijn pand. Vooral het huisnummer moest zichtbaar zijn. Hij raakte met het stel in gesprek en kwam erachter dat hun moeder, eveneens Duits, tijdens de oorlog in het huis gewoond had.

Het bleef niet bij dat ene gesprek. Een aantal weken later had Weerstra de moeder aan de telefoon. Zij vertelde dat haar gezin het huis van ene Mozes Henriques Pimentel had gehuurd, en dat haar vader op een gegeven moment tijdens de oorlog geen huur meer betaalde.

Na een online zoektocht naar de naam Pimentel, sprongen er drie namen uit: Mau (Mozes), Jet (Henriëtte) en Bram Pimentel. Fokko vertelde Henk Dijkman over de ontmoeting en zijn zoekresultaten. Het verhaal liet hen niet meer los en ze besloten samen verder onderzoek te doen. Dit resulteerde in het boek 1943. Het lot van de familie Pimentel.

Een beslissend jaar?

1943 duidt op het jaar waarin verschillende leden van de Joodse familie Pimentel te maken kregen met de uiterste consequentie van de antisemitische nazipolitiek: deportatie en vervolgens moord. Volgens de auteurs was 1943 een ‘beslissend’ jaar voor de Portugees-joodse familie. Dit jaar en het beslissende karakter ervan worden in het boek echter niet uitgewerkt.

Het boek hanteert een prosopografisch perspectief: het is in zekere zin een collectieve biografie waarbij verschillende leden van de familie Pimentel afzonderlijk voor het voetlicht komen. Hoewel de auteurs in de verschillende hoofdstukken soms naar een ander hoofdstuk verwijzen, bouwen ze niet op elkaar voort. Ook het jaar 1943 krijgt niet expliciet de aandacht. Gezien de titel en het beslissende karakter dat de auteurs aan dit jaar toeschrijven, is dat een tegenvaller.

12 biografieën in 1

Zoals gezegd is het boek opgebouwd uit biografische schetsen van verschillende leden van de familie Pimentel. Het gaat allereerst om Mozes (Mau) Pimentel en zijn broers en zussen, voor zover zij aan het begin van de Tweede Wereldoorlog nog leefden. Zes broers en zussen waren eind negentiende eeuw al overleden. Daarnaast komen in totaal vijf kinderen van zijn broers en zussen in beeld.

De biografische schetsen gaan over het leven van de Pimentels voor, tijdens en, indien nog in leven, ook na de Tweede Wereldoorlog. Over sommige leden van de familie is relatief veel bekend. Dit geldt onder andere voor Mau Pimentel, die een gewaardeerd arts was in de hoofdstad. Evenzo voor zijn zus Henriëtte Pimentel, die bekend werd als een van de drijvende krachten achter het wegsmokkelen van Joodse kinderen uit de crèche die tegenover de ‘Joodse Schouwburg’ lag. Tegelijk met 1943 verscheen bij Amphora Books Wacht maar, een biografie over Henriëtte Pimentel, geschreven door Esther Shaya en Frank Hemminga. Maar ook over de levens van de minder bekende familieleden hebben de auteurs veel weten te achterhalen.

Weerstra en Dijkman beschrijven de verschillende levenslopen in de context van de  familie, waarvan de oorsprong in Amsterdam lag, maar die hen ook buiten Amsterdam voerde. Het boek leidt de lezer zo van Hilversum, naar een veldhospitaal tijdens de Eerste Wereldoorlog in Parijs, en ook naar het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger in het toenmalige Nederlands-Indië.

Persoonlijk betrokken

De persoonlijke betrokkenheid van de auteurs bij het onderwerp wordt in het boek op meerdere manieren zichtbaar. Allereerst door het uitgebreide onderzoek dat zij gedaan hebben en de mooie portretten die zij van de familieleden schreven. Zo hebben ze archieven in binnen- en buitenland geraadpleegd om te achterhalen hoe de verschillende Pimentels opgroeiden en carrière maakten om vervolgens hun lotgevallen tijdens de Tweede Wereldoorlog en daarna te reconstrueren.

Ook hebben ze de nazaten van verschillende Pimentels gesproken. De betrokkenheid van de auteurs blijkt verder uit zinnen als: “Daardoor is nu nergens een grafsteen waaruit op te maken valt dat Nico Maurits Pimentel niet ouder werd dan veertig jaar.” Dit blijkt ook uit hun pleidooi om een Amsterdamse brug naar Henriëtte Pimentel te vernoemen, waarbij ze meteen vermelden welke brug ze daarvoor in gedachten hebben. Mede door deze betrokkenheid is 1943 een zeer lezenswaardig boek geworden en een monument voor de familie Pimentel.

Monument

Het boek past daarmee binnen een bredere beweging om Joden die het slachtoffer werden van de Holocaust hun naam en geschiedenis terug te geven, om zo als het ware een monument ter nagedachtenis op te bouwen. Bijvoorbeeld de Stolpersteine die in heel Europa gelegd worden, de Nederlandse serie Joodse Huizen, over het vooroorlogse Joodse leven in Nederland en de online database ‘Joods Monument’. Voor ieder die geïnteresseerd is in deze van oorsprong Joodse familie of in een van zijn leden is het boek zeker aan te raden!

Henk Dijkman en Fokko Weerstra, 1943. Het lot van de familie Pimentel, Amsterdam: Amphora Books, geïllustreerd, 2020, 320 pp. ISBN N/A. Prijs: €22,50.

Holland en de bollenteelt zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Daarom vond de redactie het hoog tijd om een nummer over dit onderwerp te maken. In het nummer wordt onderzocht hoe de bollenteelt landschap én gemeenschap vanaf de 19de eeuw deed transformeren. Haarlem, Noordwijk en de Anna Paulownapolder staan in de hoofdartikelen centraal. In het Holland Bloc zoeken we het ook buiten Nederland: handelsreizigers, de van oorsprong Franse Carolus Clusius en het Engelse Spalding passeren de revue. Het lijkt allemaal nog ver weg, maar de wetenschap dat de kale velden ook komend jaar weer volop in bloei zullen staan, geeft de burger moed. Naar de bollen!

Lees meer »

Kayleigh Goudsmit

Nu mijn laatste treinrit van half maart dateert (ik schrijf dit in juli), moest ik even zoeken naar een geschikt moment om podcasts te luisteren. Dat deed ik altijd in de trein naar huis. Niets is zo fijn als met een goed verhaal op de achtergrond het Noord-Hollandse landschap voorbij te zien glijden. Dat uitzicht heb ik gelukkig ook nu ik vaker met de auto over de A7 richting Hoorn rijd – en hoewel ik het meezingen met de radio ook een fijn tijdverdrijf vind, is de stilte van de auto ook erg geschikt voor het luisteren naar mijn favoriete podcasts.

Waar ik mijn podcast-app voorheen met name gebruikte om OVT terug te luisteren, heb ik het afgelopen jaar de historische podcast ontdekt. Niet toevallig gaat deze ontdekking gelijk op met het eerste seizoen van de NIOD Rewind podcast on War & Violence, dat gemaakt is door twee collega’s. De historische podcast is hot en nieuwe podcasts schieten als paddenstoelen uit de grond. Dat was al zo voor COVID-19. Steeds meer organisaties ontdekten de podcast om verhalen over te brengen aan het grotere publiek. Door de corona-crisis is deze ontwikkeling in een stroomversnelling geraakt.

Toen veel organisaties genoodzaakt waren hun evenementen af te lassen of te verplaatsen, en geen bezoekers meer konden ontvangen, werd er nagedacht over andere vormen van kennisoverdracht. Regelmatig is er naar de podcast als alternatief gegrepen om verhalen naar het grotere publiek te brengen – met wisselend resultaat. Immers, niet alle evenementen zijn om te vormen tot een podcast. Dat het mogelijk is om een bezoek aan het museum te vervangen door een podcast, bewijst het grote succes van de podcast In het Rijks tijdens de quarantaine.

Illustratie Maarten Streefland

Een goede podcast is méér dan een opgenomen lezing. Als altijd is hier het doel van je bijeenkomst leidend: waarom wilde je dat evenement organiseren? Als je doel is om te inspireren, te prikkelen, een verhaal te vertellen: waarom dan niet een podcast in plaats van een (online) lezing? Een lezing vindt één keer plaats voor een beperkt aantal mensen, terwijl een podcast een handzaam formaat heeft. Het is makkelijk te downloaden en mee te nemen tijdens het autorijden, boodschappen doen, wandelen of schoonmaken. Dat ik momenteel al genoeg achter een scherm zit, is voor mij ook een belangrijke overweging om naar een podcast te luisteren in plaats van een lezing terug te kijken.

Een podcast is een goede manier om nieuwe kennis op te doen. Laat ik mezelf als uitgangspunt nemen: hoewel ik tijdens mijn werk dagelijks met geschiedenis bezig ben, mis ik de inhoudelijke verdieping in andere onderwerpen dan de Tweede Wereldoorlog en genocide. In een podcast is ruimte om het onderwerp op een laagdrempelige manier uit te leggen – maar ook om de diepte in te gaan. Als het gaat om historische podcasts zijn er drie categorieën waar ik graag naar luister: biografisch ingestoken podcasts, waarbij de geschiedenis wordt uitgelegd aan de hand van een persoonlijk verhaal (De plantage van onze voorouders, De familie Romeijn); podcasts die gemaakt worden door historici (Tim en Paul Geschiedenis Podcast, De Geschiedenisles die je nooit hebt gehad) en podcasts vanuit een (wetenschappelijk) instituut of museum (In Schiedam, Meertens Instituut – Instituut voor Huisgeluid).

Wat maakt een podcast tot een goede historische podcast? In zijn bijdrage voor de online rubriek Hollandse Podcast Parade omschrijft Bart Wallet het als volgt: ‘Hij moet een onverwacht inkijkje in het verleden bieden, het verleden op een natuurlijke manier weten te verbinden aan het heden en naast kennisoverdracht ook iets van de historische ervaring weten over te brengen.’ Ik vind het daarnaast prettig als een podcast meer is dan een opgenomen gesprek. Als er achtergrondmuziek of historisch materiaal is toegevoegd, en als het bondig is gemonteerd. Oftewel, als de podcast een beetje professioneel in elkaar steekt. Voor degenen die nog sceptisch zijn: een goed gemaakte podcast doet me denken aan de lessen van mijn favoriete geschiedenisdocenten. Een deskundige verteller die je door de materie leidt, of een goede interviewer die juist die vragen aan experts en de geschiedenis stelt die jij zelf hebt.

Natuurlijk wordt al op tal van manieren historische kennis gedeeld. Boeken, televisie-uitzendingen en evenementen vliegen ons om de oren. Daarnaast worden er nog genoeg congressen georganiseerd en wetenschappelijke artikelen geschreven. Podcasts passen goed in deze ontwikkeling, en zijn zeker geen hype die voorbijgaat. De podcast is niet beter of slechter dan andere manieren van wetenschapscommunicatie, maar anders. De luistercijfers van een podcast zijn een mooie aanvulling op de lezers van je meest recente wetenschappelijke artikel. Als je verschillende doelgroepen wilt bereiken, is het goed om te experimenteren met verschillende uitingen. Denk daarom ook eens aan de luisteraars in plaats van uitsluitend aan de lezers!

Ook in Leiden was het lijden

Koen Marijt, historicus en redacteur historisch tijdschrift Holland

Het jaar 2020 stond in het teken van 75 jaar bevrijding. Jarenlang hebben historici, historische verenigingen en andere organisaties zich voorbereid om dit speciale moment te vieren. Zij keken er reikhalzend naar uit. Naast lezingen, defilés en bevrijdingsritten met militaire voertuigen uit de Tweede Wereldoorlog, zouden ook de grote bevrijdingsfeesten ons herinneren aan de vrijheid die wij nog elke dag mogen beleven.

Helaas gooide ook hier het welbekende en minstens zo gehate coronavirus roet in het eten. De meeste activiteiten werden afgelast. De toespraak op 4 mei van onze koning op een lege Dam in Amsterdam herinnerde ons pijnlijk hoe kostbaar die vrijheid is. Maar gelukkig kende het jaar ook hoogtepunten! En een daarvan was de publicatie Bang voor mooi weer. Oorlogssporen in Leiden en omgeving van Ruurd Kok.

Slag om vliegveld Valkenburg

Kok laat in 33 korte hoofdstukken de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in Leiden en omstreken tot leven komen. Van de mobilisatieperiode tot aan de komst van de Canadese bevrijders: alle passages van de bezettingstijd komen voorbij. De regio kende aan het begin van de oorlog een heftige strijd. Tijdens de mobilisatieperiode kwam Leiden en haar omgeving vol te liggen met Nederlandse soldaten van infanterie, artillerie en cavalerie. Op 10 mei 1940 begon de oorlog even heftig als elders in Nederland. Met name op en rondom het vliegveld Valkenburg werd door beide partijen hard gevochten.

Na de Nederlandse overgave werden door de Duitsers enkele bunkers op het vliegveld gebouwd. Deze bunkers, die Kok beschrijft, herinneren aan de oorlogstijd. Ook bij de Haagsche Schouw staat nog altijd een monument dat ons herinnert aan de strijd om het vliegveld en de aldaar omgekomen Nederlandse soldaten. Als eerbetoon aan deze helden legden leden van de herensociëteit ‘Lokaal Gezellig’ op 4 mei vorig jaar bloemen op de plek waar in de Meidagen 34 Nederlandse jongens voor hun vaderland sneuvelden.

De veiligste plek van Leiden

Kok beschrijft in zijn boek ook andere tastbare sporen van de oorlog. Deze komen op een zeer levendige manier in zijn boek naar voren. Sporen waarvan je op het eerste oog niet eens ziet dat ze er zijn. Wat te denken van de witte ‘T’ die op veel plekken in de stad te zien is? De letter ‘T’ naast een voordeur van een huis moest ervoor zorgen dat leden van de Luchtbeschermingsdienst in een oogopslag konden zien waar een telefoonaansluiting was. Zo konden zij bij eventuele luchtaanvallen direct melding maken en hulp inschakelen. 

Daarnaast zijn de overblijfselen van de Duitse bezetting veelvuldig in het boek beschreven. Zo was men in Warmond, in het Bos van Krantz, begonnen met de aanleg van een V-1 installatie. De fundamenten zijn nog altijd zichtbaar. Ook de contouren van een loopgraaf in Leimuiden en de antitankmuur in het Panbos te Wassenaar ontbreken niet in Bang voor mooi weer.

Tenslotte heeft een van de boeiendste verhalen uit de oorlog geleid tot de titel van Koks boek. De spoorbrug bij De Vink werd veelvuldig gebombardeerd en bestookt door de geallieerden. Een inwoonster, die sinds haar kindertijd in de buurt woont, vertelde dat ze gedurende de oorlog altijd ‘bang voor mooi weer’ was.

Ze wist dat op zulke momenten de geallieerde vliegtuigen zouden komen en de hel zou losbarsten. Met goed weer werden er namelijk meer vluchten uitgevoerd dan met slecht weer. Overigens werd juist de spoorbrug bij De Vink zelf als een van de veiligste plekjes van Leiden bestempeld, omdat daar de geallieerde vliegeniers nimmer doel troffen.

Het mooie aan dit boek is dat de beschreven plekken daadwerkelijk bezocht kunnen worden. Zo komt de geschiedenis heel dichtbij. Zeker in deze coronatijd waarbij de Nederlanders massaal de regio per voet of te fiets verkennen, kan het boek als routeboek dienst doen. Alhoewel er geen officiële fiets- of wandelroute is opgenomen, is het middels de genummerde locaties die op het voor- en achterblad staan, heel gemakkelijk om zelf een route te maken.

De publicatie kent slechts één groot nadeel: het telt ‘maar’ 33 hoofdstukken. Talloze sporen van de Tweede Wereldoorlog in dit deel van het land blijven buiten beschouwing. Maar Kok kennende komt er een vervolg. Daar kijken we met veel plezier naar uit.

Ruurd Kok, Bang voor mooi weer. Oorlogssporen in Leiden en omgeving. Leiden: Uitgeverij Gingko, 2020, 152 pp. ISBN 978 90 71256 79 0, €19,50,-.

‘Monnikenwerk’, zo schrijft Van Dale, is ‘werk dat veel geduld, tijd en nauwkeurigheid vergt’. Beter kunnen we het nieuwste boek van Peter de Jong, Van macht naar folklore. Heerlijkheden in Zuid-Holland na de Franse Tijd, niet typeren. Want je moet er maar aan durven te beginnen: een vuistdik naslagwerk met een overzicht van alle 250 Zuid-Hollandse heerlijkheden en biografieën van de opeenvolgende heren en vrouwen vanaf ongeveer 1800 tot heden. En dat alles verlucht met ruim 1300 afbeeldingen. Onze hoofdredacteur Arjan Nobel nam dit bijzondere boek ter hand. Zijn oordeel is hier terug te lezen.

Heerlijkheden in Zuid-Holland na de Franse Tijd

Arjan Nobel, Universiteit van Amsterdam

‘Monnikenwerk’, zo schrijft Van Dale, is ‘werk dat veel geduld, tijd en nauwkeurigheid vergt’. Beter kunnen we het nieuwste boek van Peter de Jong, Van macht naar folklore. Heerlijkheden in Zuid-Holland na de Franse Tijd, niet typeren. Want je moet er maar aan durven te beginnen: een vuistdik naslagwerk met een overzicht van alle 250 Zuid-Hollandse heerlijkheden en biografieën van de opeenvolgende heren en vrouwen vanaf ongeveer 1800 tot heden. En dat alles verlucht met ruim 1300 afbeeldingen. Het onderwerp was voor De Jong, jarenlang werkzaam als civiel ingenieur, overbekend. In 2001 schreef hij een studie over de heerlijkheid Spijk. Negen jaar later volgde een boek over de 46 heerlijkheden rond Gorinchem, en nu ligt er dus een boek over de bezitters van heerlijkheden in de provincie Zuid-Holland in de 19de en 20ste eeuw.

Overzicht

In het eerste hoofdstuk gaat De Jong kort in op het ontstaan en de geschiedenis van heerlijkheden en heerlijke rechten. Degene die een heerlijkheid in leen had, mocht in een nauwkeurig omschreven gebied het rechterschap uitoefenen. Daarnaast beschikte de heer of vrouw vaak over enkele heerlijke rechten, bijvoorbeeld het jacht-, tol- veer- of windrecht. Met de komst van de Fransen in 1795 kwam er een einde aan dit leenstelsel. In 1814 volgde een gedeeltelijk herstel en kregen de ambachtsheren en -vrouwen onder andere het recht terug om bepaalde ambtenaren aan te stellen. Die situatie duurde tot 1848, toen de nieuwe grondwet definitief een einde maakte aan deze benoemingsrechten. Wat overbleef waren enkele zakelijke rechten die nog steeds werden aangeduid als een heerlijkheid.

Na het inleidende hoofdstuk komen alle Zuid-Hollandse heerlijkheden en hun bezitters aan bod. De Jong beperkt zich tot een korte omschrijving van het gebied en vermeldt bij iedere heer of vrouw de belangrijkste biografische gegevens en hun bemoeienissen met de betreffende heerlijkheid. Portretten en foto’s completeren het geheel. Al dit materiaal wordt niet ondersteund door noten. Die keus valt te rechtvaardigen; anders was het boek waarschijnlijk dubbel zo dik geworden – terwijl het boek nu al behoorlijk omvangrijk is. Wel biedt de auteur per heerlijkheid een kort overzicht van de gebruikte archivalia en literatuur.

Continuïteit

De ongelofelijke hoeveelheid gegevens in het boek vormt een uitstekend startpunt voor nadere analyse. Het is bijvoorbeeld opvallend dat zich in de Bataafs-Franse tijd (1795-1813) allerlei grote politieke en institutionele veranderingen voordeden, maar dat tegelijkertijd veel bij het oude bleef. Verschillende rechten bleven gehandhaafd, terwijl ook tradities vaak in ere werden gehouden. Zo was in tal van heerlijkheden de heer of vrouw nog steeds nauw betrokken bij het kerkelijk leven, bijvoorbeeld omdat ze een predikantsberoep moesten goedkeuren. Ook de inhuldiging van een nieuwe ambachtsheer of -vrouw gebeurde vaak nog op de oude voet. Daarbij werden kosten noch moeiten gespaard. Een goed voorbeeld vormt de intocht van Leopold graaf van Limburg Stirum in Noordwijk in 1906, compleet met 72 ruiters, rijtuigen, erepoorten, vlaggen, muziek en toespraken. Het feest werd vijf jaar later nog eens dunnetjes overgedaan, ter gelegenheid van het huwelijk van Leopold met Johanna Ida Randebroek.

Adellijk bezit

Naast de continuïteit is er nog een tweede punt dat in het oog springt: de rol van de adel. Wie de Zuid-Hollandse heerlijkhedenbezitters in de 19de en 20ste eeuw analyseert, vindt onder hen een groot aantal adellijke families. Juist deze groep is in de historiografie nog steeds onderbelicht. Van macht naar folklore laat zien dat verschillende adellijke families in de 19de eeuw investeerden in heerlijkheden en in sommige gevallen ook grote betrokkenheid toonden. Ze droegen bijvoorbeeld financieel bij aan het onderhoud van de kerk, of ondersteunden de armen. Tijdens het eerdergenoemde huwelijk van Leopold graaf van Limburg Stirum en Johanna Ida Randebroek 1911 werd maar liefst 2100 pond rundvlees verdeeld onder de armen, terwijl de kinderen uit het dorp zich tegoed deden aan 700 pond bruidssuikers. Twee jaar later schonk de gravin een inrichting voor behoeftige gezindten in Noordwijk. Toch blijft de vraag in hoeverre deze families daadwerkelijk een machtspositie in hun heerlijkheid bezaten. Of was het vooral folklore? Deze en andere vragen behoeven nadere bestudering.

Van macht naar folklore is een prachtig naslagwerk voor (lokale) historici en genealogen. Het is te hopen dat Peter de Jong zijn monnikenwerk voortzet. Heerlijkheden kwamen ook in andere provincies voor en om het beeld compleet te maken, zouden ook die moeten worden onderzocht. Voorlopig vormt dit boek over de Zuid-Hollandse heerlijkheden na de Franse Tijd echter een prachtige opstap voor verder onderzoek.

Peter de Jong, Van macht naar folklore. Heerlijkheden in Zuid-Holland na de Franse Tijd, Woudrichem: Pictures Publishers, 2018, 576 pp., ISBN 978-94-92576-15-6. Prijs: €39,95.