Door Jaap de Haan, historicus Universiteit Utrecht en redacteur Holland

Een maand na de Franse inval in de Republiek drongen woedende boeren de burgermeesterkamer van het Goudse stadhuis binnen om te protesteren tegen het plan de sluizen in de stad verder open te zetten (pp. 82-87). Het idee was afkomstig van een aantal Hollandse regenten, die belast waren met de verdediging van het gewest. Het onderwater zetten van de polders rond Gouda moest een verdere Franse opmars beletten. Daaraan had  de plattelandsbevolking geen boodschap, want de inundaties zouden hun land ruïneren. Willem III moest eraan te pas komen om het boerenverzet te beëindigen. De prins dreigde met lijfstraffen als zij de verdediging van het land bleven traineren.

Deze episode is een goed voorbeeld van de strekking van Regenten en de Waterlinie. Auteur Leen Ouweneel beschrijft op basis van nieuw archiefonderzoek het optreden van de Hollandse regenten in de tweede helft van 1672. Zijn voornaamste conclusie is dat het bekende gezegde over het Rampjaar, namelijk dat het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos was, niet opgaat voor de Hollandse, stedelijke bestuurders.

Al ruim voor de invasie stelden de Gecommitteerde Raden van Holland – het dagelijks bestuur van de gewestelijke Staten – een commissie in die inventariseerde welke polders geïnundeerd konden worden. De successen die honderd jaar eerder dankzij het water waren behaald tegen de Spanjaarden, waren de basis voor dit idee. Aanvankelijk probeerden de Hollanders met het buurgewest een gezamenlijke verdedigingslinie aan te leggen in de Gelderse vallei, maar de Franse invasie maakte aan deze plannen een einde. Holland besloot toen op de grens met Utrecht de landerijen onder water te zetten.

Op 13 juni – vier dagen voor de terugtocht van het Nederlandse leger van de IJssellinie – werden de eerste sluizen opengezet en dijken doorgestoken. Hoewel de plannen dus klaar lagen, had het nog heel wat voeten in aarde voordat de linie echt gereed was. Er was verzet van boeren en het kostte moeite voldoende mannen op de been te brengen voor noodzakelijke graafwerkzaamheden. Toch werd de Waterlinie een succes. Toen Lodewijk XIV eind juni na mislukte vredesonderhandelingen zijn opmars wilde voorzetten, stuitte zijn leger immers op een onneembare hindernis.

Ouweneel geeft een overzicht van de Hollandse Waterlinie aan de hand van de vijf hoofdposten, die de belangrijkste accessen (doorgangen) in de watervlakte verdedigden. Dat zijn Muiden aan de Zuiderzee, Nieuwerbrug aan de Oude Rijn, Goejanverwellesluis aan de Hollandse IJssel, Schoonhoven aan de Lek en Gorinchem aan de Merwede. In deze hoofdstukken staat hij stil bij de activiteiten van de Hollandse gedeputeerden, de (problemen met de) inundaties en het verzet van de lokale bevolking. De belangrijkste gevechtshandelingen komen ook aan bod, zoals de tocht over het ijs van het Franse leger onder leiding van de hertog van Luxemburg aan het eind van 1672, die uitmondde in de plundering en verwoesting van Zwammerdam en Bodegraven. Opmerkelijk is overigens dat de stad Amsterdam door de Staten van Holland geautoriseerd werd om de verdediging rond de hoofdpost Muiden en Weesp te organiseren.

De laatste jaren is het belang van lokale geschiedenis toegenomen. Niet zelden vullen amateurhistorici op basis van onderzoek in regionale archieven de algemene, nationale geschiedenis aan en soms stellen ze die ook bij. Dat doet Ouweneel ook. Hij laat in Regenten en de Waterlinie overtuigend zien dat de Hollandse regenten allerminst lamgeslagen Lodewijks verovering van de Republiek gadesloegen. De auteur is jammer genoeg erg bescheiden over de resultaten van zijn onderzoek en daarmee doet hij de lezer en zichzelf tekort. In de inleiding formuleert hij losjes de invalhoek van zijn boek en in de summiere epiloog stipt hij kort de uitkomsten aan. Aangezien de hoofdstukken meer feitelijk dan analytisch van aard zijn moet de lezer zelf aan het werk om een algemene conclusie uit het boek te halen. Gezien de bijdrage van dit boek aan de geschiedschrijving van het Rampjaar had Ouweneel zichzelf in het boek een groter podium mogen geven.

Leen Ouweneel, Regenten en de Waterlinie in het Rampjaar. Hoe de Hollandse Waterlinie tot stand kwam. Uitgeverij: Historische Uitgaven Schoonhoven, Schoonhoven, 2022, 267 p., ill., ISBN 97890 8230 9553. Prijs: €24,95.

Op zaterdagmiddag 20 augustus 2022 opende het Haags Historisch Museum zijn deuren voor een symposium over het Rampjaar 1672. Op die dag, precies 350 jaar nadat Johan en Cornelis de Witt om het leven werden gebracht, verscheen een speciale editie van Holland Historisch Tijdschrift die volledig in het teken staat van de gebeurtenissen uit 1672. Voor de organisatie van deze dag sloeg Holland de handen ineen met de Stichting Vrienden van De Witt en het Haags Historisch Museum.

Lees meer »

Dit jaar blikken we na exact 350 jaar terug op één van de meest opzienbarende en spraakmakende jaren in de geschiedenis van ons land: het Rampjaar 1672. ‘Het volk was redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos’, zo wil het cliché over deze periode. Historisch Tijdschrift Holland brengt in een speciaal themanummer de nieuwste perspectieven op het Rampjaar onder de aandacht. Zo bespreekt Hanna de Lange de impact van nieuwsberichten op tijdgenoten, gaat Merle Lammers in op de gruwelen die het Franse leger in onze contreien aanrichtte, en vertelt Arthur der Weduwen over de manier waarop het Rampjaar een blijvende rol kreeg in de beeldvorming van de Republiek. Ook staan we stil bij de betekenis van ‘1672’ in het hier en nu, onder andere via een serie gesprekken met kunstenaars en wetenschappers die het Rampjaar heel dichtbij brengen. Het wordt een rijkelijk gevuld nummer, met bijdragen van Frans Blom, Pauline, Kiesow, Jasper Dekker en Stan Bussen, Lex van Tilborg en Jaap de Haan. Met een column van gastredacteur Ineke Huysman en een Uithoek van Ad van der Zee.

Bestel het nummer snel in onze webwinkel voor slechts 12,50 euro: Het Rampjaar in Holland (2022-3) – Holland Historisch Tijdschrift (tijdschriftholland.nl)

Lees meer »

Een historische canon kan een effectief middel zijn om grip te krijgen op de onoverzichtelijke brei die het verleden is. Toch is het geen onomstreden genre. Elke canon is immers een soort machtsgreep ten aanzien van de geschiedenis. Vanzelfsprekend ontbreken er talloze ontbrekende vensters, waarover historici, liefhebbers en activisten zich niet zelden stevig opwinden. De Canon van de Hoeksche Waard, die eind 2021 door Museum Hoeksche Waard werd uitgebracht, is een geslaagde, maar ook uitzonderlijke variant op het thema. Laura van Hasselt dompelde zich onder in de vijftig vensters die door maar liefst 26 auteurs tot stand zijn gekomen. Lees haar review hier.

Door Laura van Hasselt, docent publieksgeschiedenis aan de UvA

Een historische canon kan een effectief middel zijn om grip te krijgen op de onoverzichtelijke brei die het verleden is. Het genre is de afgelopen vijftien jaar zeer populair geworden in ons land. Sinds de introductie van de Canon van Nederland in 2006 regent het lokale en regionale varianten. Blijkbaar is de behoefte aan een behapbaar overzicht van hoogte- en dieptepunten uit de eigen geschiedenis groot. Toch is het geen onomstreden genre. Elke canon is immers een soort machtsgreep ten aanzien van de geschiedenis. Wie is er bevoegd om te bepalen welke historische gebeurtenissen en personen iedereen zou moeten kennen? Belangrijker: wie mag bepalen welke mensen en verhalen niet tot de canon behoren? Op grond waarvan? Doen we met zo’n beknopt overzicht de rijkdom en complexiteit van de geschiedenis niet per definitie tekort?

Bij elke historische canon zijn er vanzelfsprekend talloze ontbrekende vensters, waarover historici, liefhebbers en activisten zich niet zelden stevig opwinden. Soms doen ze dat met succes. Zo werd de nationale geschiedeniscanon in 2020 gedeeltelijk herzien. Mede dankzij allerlei lobbygroepen kwam er vooral meer aandacht voor koloniale geschiedenis en voor historische vrouwen, ten koste van oude (manlijke) bekenden als Floris V, Karel V en Willem Drees.

De Canon van de Hoeksche Waard, die eind 2021 door Museum Hoeksche Waard werd uitgebracht, is een geslaagde, maar ook uitzonderlijke variant op het thema. Maar liefst zesentwintig auteurs schreven samen de vijftig vensters. Allemaal hebben ze hun sporen verdiend in de lokale of regionale geschiedschrijving, maar slechts een minderheid werkt professioneel als historicus. De redactie werd gevoerd door Willy Spaan en Rein van der Waal, die ook enkele vensters schreven en beiden betrokken zijn bij Museum Hoeksche Waard in Heinenoord.

De vijftig canonvensters zijn opvallend ruim gekozen. Slechts enkele vensters zijn gewijd aan één persoon, zoals Suze Groeneweg (door Willy Spaan). Het beroemde eerste vrouwelijke lid van de Tweede Kamer (in 1918) blijkt afkomstig te zijn uit Strijensas. Maar de meeste vensters hebben bredere thema’s, met titels als ‘Politiek en bestuur in een nieuw land’ (Arjan Nobel), ‘Ontwikkelingen in de land- en tuinbouw’ (Jan Zevenbergen) of ‘Epidemische ziekten bij mens en dier’ (Rein van der Waal).

Deze ruime opzet gaat enigszins ten koste van de aantrekkingskracht van de klassieke canon, namelijk de suggestie dat de kern van de geschiedenis in een overzichtelijk aantal namen en jaartallen is te vangen. Maar daarin schuilt juist ook de kracht van dit lijvige, prachtig geïllustreerde boek. De vensters zijn stuk voor stuk grondig onderzochte, genuanceerde geschiedverhalen, die vanuit zeer verschillende invalshoeken zijn geschreven. Samen geven ze een rijk beeld van de geschiedenis van de Hoeksche Waard, van de oudste sporen van bewoning (2500 v.Chr.) tot de vorming van de gemeente Hoeksche Waard in 2019. Dit is geen boekje om even snel door te bladeren, maar een stevige historische studie om rustig voor te gaan zitten.

Mooi is onder meer het venster van Simon M. Brand over het Verzet in de Tweede Wereldoorlog (nr. 37), waarin de auteur onder andere een spannende overval op een distributiebureau in Oud-Beijerland beschrijft, maar ook stilstaat bij de onbedoelde tragische gevolgen van verzetsdaden. Ook het venster van Conno Bochoven over Buitenlandse nieuwkomers (nr. 46) is vernieuwend, in die zin dat hij daarin onder meer aandacht besteedt aan de geschiedenis van asielzoekers. Hij probeert daarbij de protesten tegen de komst van een nieuw asielzoekerscentrum niet weg te poetsen. Deze canon is bepaald geen eenzijdig juichverhaal, terwijl de liefde voor de eigen streek er toch vanaf spat. Redactie en auteurs hebben een knappe balans weten te vinden.

Des te opvallender is het, dat het koloniale verleden er wel erg bekaaid vanaf komt. Het woord slavernij valt zelfs geen enkele maal. Heeft geen van de invloedrijke (vroeg-)moderne inwoners van de Hoeksche Waard daarmee zijn of haar kapitaal verdiend? Dat zou pas echt uitzonderlijk zijn. Gelukkig is geen enkele canon in beton gegoten, zoals onder meer de herziening van de nationale canon heeft laten zien. De Canon van de Hoeksche Waard heeft nu al zijn tweede druk bereikt. Misschien past er in de derde druk nog een venster bij?

Willy Spaan en Rein van der Waal ed., De Canon van de Hoeksche Waard. 50 vensters op de eilandgeschiedenis (Museum Hoeksche Waard; Heinenoord 2021) 376 blz., ill., ISBN 9789082417630. Prijs: € 34,50.

Allegorie op de Franse invasie in 1672 door Johannes van Wijckersloot, 1672. Collectie Rijksmuseum Amsterdam

Op 20 augustus 2022 is het precies 350 jaar geleden dat Johan en Cornelis de Witt op een verschrikkelijke manier om het leven werden gebracht. Op die dag verschijnt een speciale editie van Holland Historisch Tijdschrift, volledig gewijd aan de gebeurtenissen in het Rampjaar 1672. Ter gelegenheid hiervan organiseren wij een symposium in samenwerking met de Vrienden van De Witt en het Haags Historisch Museum, waar de tentoonstelling Rampjaar te zien is.

Wij nodigen u van harte uit hierbij aanwezig te zijn. Aan deelname van het symposium zijn geen kosten verbonden, met uitzondering van de entree van het museum die bij binnenkomst voldaan moet worden. Met een museumkaart is toegang tot het museum gratis. Klik hier voor het bestellen van uw gratis ticket. Een vrijwillige bijdrage in de kosten waarderen wij zeer en kunt u op 20 augustus ter plaatse overmaken met een tikkie of contant achterlaten.

Lees meer »

In het nieuwste nummer lees je alles over hoe de Caraïben het economische, maatschappelijke en culturele landschap in Holland hebben beïnvloed. Zo bespreken Gabriëlle La Croix en Matthias Lukkes het leven van de rijke commandeur van St. Eustatius in de 18e eeuw, neemt Jan Bant u mee in het verhaal van Hermina en Otto Huiswoud en vertelt Esther Schreuder het verhaal van Sideron, een Curaçaose jongen die in 1763 als ‘cadeautje’ in Den Haag terecht wam. Daarnaast zijn er bijdragen over de migratiegeschiedenis van de gamelan (Emily Hansell Clark), de Kachu als communicatiemiddel en muziekinstrument (Dyonna Benett), slavernij en Hollandocentrisme (Alex van Stipriaan) en Alkmaar in Suriname (Henk Looijesteijn). Reserveer Caraïbisch Holland nu direct in onze webwinkel!

 

Lees meer »

In het kader van het herdenkingsjaar 1672-2022 verschijnen er dit jaar vele publicaties rondom het Rampjaar, waaronder Hiëronymus van Beverningk tijdens het rampjaar 1672 van Wout Troost. In 160 pagina’s slaagt de auteur erin de complexe stof helder uit te leggen, waardoor het boek voor zowel de geïnteresseerde leek als voor gespecialiseerde historici een handig overzicht biedt. Wie was Hiëronymus van Beverningk? En behoorde hij nu tot het kamp van raadpensionaris Johan de Witt of was hij toch meer een aanhanger van Willem III? In het nieuwe boek loopt de relatie van Beverningk met deze twee mannen als een rode lijn door het boek. Kerrewin van Blanken deelt zijn bevindingen over dit boek nu op onze website. Lees de recensie hier.

Door Kerrewin van Blanken, promovendus project The Invention of Public Diplomacy in Early Modern Europe (UvA/KNAW)

Hiëronymus van Beverningk tijdens het rampjaar 1672 is een boek met twee gezichten. Enerzijds is het een politieke biografie van een invloedrijke, maar nauwelijks bekende staatsman, die ooit werd gezien als mogelijke opvolger van Johan de Witt. Anderzijds blijft de persoon van Hiëronymus van Beverningk in het verhaal vaak ondergeschikt aan een algemenere beschrijving van de politieke en militaire gebeurtenissen in en rondom 1672.

Als publieksboek in het kader van de herdenking van het rampjaar is de uitgave in ieder geval zeer geslaagd. Het is vlot geschreven, en de citaten in het 17de-eeuws Nederlands zijn voorzien van heldere duiding. De lange stoet aan historische personages en gebeurtenissen is makkelijk te volgen door de vele portretten die in het boek zijn opgenomen en door kruisverwijzingen naar eerdere optredens. De analyse van het politiek en diplomatiek gekonkel rondom 1672 is grotendeels gebaseerd op secundaire literatuur en biedt daardoor weinig verrassende inzichten. De auteur Wout Troost slaagt erin de complexe stof helder uit te leggen, waardoor het boek voor zowel de geïnteresseerde leek als voor gespecialiseerde historici een handig overzicht biedt.

De eerste twee hoofdstukken beschrijven de levensloop van Van Beverningk vóór 1672, de geopolitieke opmars naar de oorlog van 1672, en Van Beverningks driehoeksverhouding met raadpensionaris Johan de Witt en Willem III. Zijn relatie tot deze twee mannen loopt als een rode lijn door het boek. Van Beverningk zat in het kamp van de republikeinse raadpensionaris, maar zag nog wel een rol weggelegd voor de jonge Willem III in het staatsbestel op het moment dat deze volwassen zou worden. Hoe dichter die dag naderde en hoe meer functies werden toegekend aan de jonge prins, hoe groter de kloof tussen Van Beverningk en De Witt werd.

Dit is een belangrijk punt voor Troost. Van Beverningk is door tijdgenoten en historici vaak verweten dat hij na de val van De Witt opportunistisch van kamp wisselde. Voorstanders van De Witts Ware Vrijheid zagen hem als een verrader, terwijl Orangisten hem bestempelden als een onbetrouwbare Wittiaan, die tijdens de vredesonderhandelingen van 1676-1678 nog probeerde het gezag van Willem III te ondermijnen. Troost laat overtuigend zien dat Van Beverningk eigenlijk een vrij consistente middenweg bewandelde. Vanwege zijn kwaliteiten als diplomaat en politicus namen zowel De Witt als Willem III hem in vertrouwen.

De volgende vier hoofdstukken behandelen de gebeurtenissen in het jaar 1672 in min of meer chronologische volgorde, met de focus op de militaire manoeuvres (hoofdstukken 3 en 6) en de binnenlandse politieke ontwikkelingen (hoofdstukken 4 en 5). Het laatste hoofdstuk bespreekt in vogelvlucht de rest van de oorlog, de vredesbesprekingen in Keulen (1673-1674) en Nijmegen (1676-1678) en eindigt met een heel summiere beschrijving van Van Beverningks laatste levensjaren.

Troost weet handig de grote gebeurtenissen binnen de Nederlandse en Europese politiek uit de doeken te doen aan de hand van Van Beverningks verschillende politieke rollen als diplomaat, thesaurier-generaal van de Staten Generaal, als gedeputeerde ter velde in het Staatse leger en als schepen in de vroedschap van Gouda. Hoewel deze uitweidingen over de binnen- en buitenlandse politiek soms de aandacht enigszins afleiden van de hoofdpersoon, weet Troost op de sterkste momenten in het boek Van Beverningks verschillende rollen in te zetten om inzicht te geven in de dynamiek tussen deze politieke niveaus. Zo stelde Van Beverningk als gedeputeerde ter velde – de facto opperbevelhebber van het Staatse leger – in juni 1672 de Hollandse waterlinie in werking, terwijl hij als lid van de Goudse vroedschap zijn eigen stad van de noodzaak van de inundaties moest overtuigen. Tegelijk besprak hij met Willem III en de Nederlandse gezanten de diplomatieke tactieken voor de onderhandelingen met Lodewijk XIV.

Juist op dit punt had Troost naar mijn inzien meer kunnen toevoegen aan het bekende verhaal van het Rampjaar. De debatten rondom het huidige herdenkingsjaar lijken namelijk grotendeels te worden bepaald door een spanning tussen het oude nationale verhaal over 1672 en de roep om meer regionale (en ook vooral niet-Hollandse) en internationale perspectieven. De vraag wat de biografische insteek van dit boek ons kan vertellen over de verwevenheid van lokale, landelijke en internationale belangen en hoe Van Beverningk zich in al zijn verschillende hoedanigheden profileerde komt niet aan bod. Desondanks heeft Troost een spannend en overzichtelijk boek afgeleverd, met een interessante herwaardering van de politicus die nog voor enige politieke continuïteit kon zorgen tussen de regimes van De Witt en Willem III.

Wout Troost, Hiëronymus van Beverningk tijdens het rampjaar 1672 (Uitgeverij Walburg Pers: Zutphen 2021), 160 blz., ill., ISBN 9789462497900. Prijs €19,99.

Illustratie Maarten Streefland

Na alle onrust van Opstandig Holland-nummer gaat de redactie voor het aankomende nummer de grenzen over. Op zaterdag 25 juni presenteren wij in samenwerking met Dutch Caribbean Book Club ons nieuwste nummer over ‘Caraïbisch Holland’. Meld je aan voor dit bijzondere symposium via dutchcaribbeanbookclub@gmail.com. De toegang is gratis! Het online evenement begint vanaf 15 uur Nederlandse tijd.

Het programma en de link voor deelname volgen binnenkort. Het nummer is in onze webwinkel al te reserveren.