Uithoek | Cillaarshoek
Arjan Nobel
Een dijk, een kerk en een handvol huizen. Veel meer is Cillaarshoek niet. Het buurtschap, dat anno 2021 deel uitmaakt van de gemeente Hoeksche Waard, kan ook niet bogen op een grootse geschiedenis. Het jaar 1788 vormt eigenlijk de enige rimpeling in de historie, toen dorpelingen de lokale belastinginner belaagden. De reden? Zijn ‘politique gevoelens’.[1] Voor de oorsprong van het gehuchtje moeten we echter veel verder terug in de tijd. Naar 1421 om precies te zijn.
Na de St. Elisabethsvloed zwierven talloze ontheemden door de ondergelopen polders. Onder hen de inwoners van Broek en Weede, twee dorpjes gelegen in het meest westelijke puntje van de Groote Waard. Het was Jacob van Gaasbeek, de heer van Strijen, die hulp bood. Hij gaf de vluchtelingen toestemming zich te vestigen ‘op synen dyck’. Zo ontstond aan de latere Keizersdijk – volgens overlevering vernoemd naar keizer Karel V – het dorpje Cillaarshoek.[2]
Nog jarenlang waren de gevolgen van de enorme watervloed zichtbaar in het landschap. Bijna een eeuw na de overstroming zag een reiziger uit Napels nog enkele torenspitsen boven het water uitsteken.[3] Deze kerken waren toen allang ontdaan van hun kostbaarheden. In de maanden na de ramp namen mensen uit de streek veel waardevolle voorwerpen mee, die ze te gelde maakten of thuis bewaarden. In 1439 riep het gerecht van Dordrecht haar burgers op om de kerkklokken, die zij in de ruïnes hadden gevonden, in te leveren.[4]
De klok van Broek viel niet in de handen van schatzoekers, maar kreeg een tweede leven in Cillaarshoek. Alleen het opschrift herinnerde nog aan zijn eertijds: ‘VOCOR MARIA MCCCLXXXVIII’, ‘ik word Maria genoemd 1388’. Overigens werden ook stenen en hout van het Broeker bedehuis hergebruikt. In 1536 verklaarde een dorpeling dat hij van zijn vader had gehoord ‘dat die kerck van Cijlishouck gemaect zoude zijn geweest van eenige stucken gebroecken van de kerck van tBrouck ende dat die clocken vanden Brouck daer gebrocht worden’.[5]
Eeuwenlang kondigde de klok van Cillaarshoek rouw, blijdschap, rust en onrust aan. Tot de Duitse bezetter hem in 1943 in beslag nam. Een jaar later werd besloten deze en andere klokken af te voeren naar Duitsland, om daar te worden omgesmolten en gebruikt als grondstof voor de wapenindustrie. Het schip dat de klokken vervoerde, zonk echter op het IJsselmeer. Dat bleek de redding. Na de oorlog werd de lading ongeschonden naar boven gehaald en teruggeplaatst. Ook de Maria van Cillaarshoek die, zes eeuwen na de St. Elisabethsvloed, nog steeds van zich laat horen.

Deze Uithoek is eerder verschenen in Holland 2021.2 over de St. Elisabethsvloed. Dit nummer is hier te bestellen.
[1] L. van Ollefen, De Nederlandsche stad- en dorp-beschrijver. De Hoeksche Waard (Amsterdam 1793) Cillaarshoek 6.
[2] A.G. de Groot, ‘Het verdronken dorp Weede’ in: Zuid-Hollandse Studiën IV (Voorburg 1954) 50-71, aldaar 68.
[3] Arjan Nobel, Besturen op het Hollandse platteland. Cromstrijen 1550-1780 (Zutphen 2012) 23.
[4] Henne van Heeren, Harry Aardoom en Marian Vermeeren, ‘De klokken van de Groote Waard’, Dordrecht Monumenteel (2017) nr. 64, 25-38, aldaar 25. Voor een vergelijkbare oproep, gedaan door de ambachtsheer van Mijnsheerenland, om juwelen, klokken, boeken, ornamenten en andere gereedschappen uit de kerk van Leijderkerk in te leveren, zie: J.D. Tresling, Rondom de Binnenmaas (Rotterdam 1936) 151.
[5] Nationaal Archief, Den Haag, Archief van het Kapittel van Geervliet, 1536-1571, inv. nr. 2, fol. 10v.