Henk Looijesteijn

Op drie kwartier gaans van mijn huis ligt begraafplaats Te Vraag, een groene rustplek die nog altijd standhoudt in een grootstedelijke omgeving. Op het ogenblik wordt er gedacht een fietspad over de gewezen dodenakker te leiden, ook al liggen er nog altijd de stoffelijke resten van zo’n 12.000 Amsterdammers en Sloters, die er tussen 1891 en 1962 ter aarde werden besteld.

Te Vraag ontleent zijn naam aan het Huis te Vraag, een pand dat er in elk geval al stond in 1618. Het zou zo genoemd zijn omdat de Duitse koning Maximiliaan van Oostenrijk (1459-1519) hier met zijn gevolg halt had gehouden om de weg te vragen naar Amsterdam. In 1489 lag deze vorst, die voor zijn zoontje regent was van onder andere het graafschap Holland, zwaar ziek in het Binnenhof. Hij beloofde toen bij herstel ter bedevaart te gaan naar de Heilige Stede in Amsterdam, de kapel waar een wonderbaarlijke hostie werd bewaard. Bij Huis te Vraag zou hem de juiste weg zijn gewezen naar de stad en de kapel. Als dankbaarheid voor zijn genezing gaf hij trouwens de Amstelstad ook het recht om de keizerskroon boven het stadswapen te mogen voeren.

Afb. 1 Klimop overwoekert de grafstenen onder torenende bomen. De dodenakker is een tuin geworden. Foto: Henk Looijesteijn, 2021.

Huis te Vraag was in de 17de eeuw een buitenhuis in de banne Sloten, ver buiten de stad. Het wisselde geregeld van eigenaar. In 1713 werd het gekocht door een katoendrukker die er niet alleen ging wonen maar er ook zijn bedrijf vestigde. Toentertijd waren zogenaamde ‘sitsen’ uit India, bedrukte ‘katoentjes’ waar men bijvoorbeeld jassen en rokken van maakte, zeer geliefd in Europa. In navolging van de sitsen ontstond een bloeiende katoendruknijverheid die zich richtte op deze Europese markt. Rondom Amsterdam bloeide de katoendruknijverheid, want buiten de stad was het benodigde schone water. Te Vraag was niet de enige katoendrukkerij in het gebied.

Met de katoendruknijverheid ging het gaandeweg bergafwaarts en in 1793 kwam er een einde aan. Het woonhuis bleef bestaan en wisselde weer dikwijls van eigenaar, totdat het in 1844 werd gekocht door de familie Jonkhart, die het bewoonde tot 1890. Het huis werd toen verkocht en afgebroken. Een deel van de erbij horende gronden werd aangekocht door de voormalige timmerman en aannemer Pieter Oosterhuis (1841-1900). Hij was, zoals zoveel Amsterdammers in die tijd, een ‘immigrant’ uit Friesland, geboren in Burum onder Kollum.  

Oosterhuis kreeg in 1891 toestemming van het gemeentebestuur van Sloten om er een begraafplaats van te maken, bestemd voor overledenen van Nederlands-Hervormde huize. Het een hectare grote perceel werd drie meter opgehoogd met 50.000 kubieke meter zand, en er werd onder andere een aula opgebouwd. De gevelsteen van het voormalige Huis te Vraag werd ingemetseld in de zijgevel. De bellenblazende Cupido die de ijdelheid van alle dingen verbeeldt, was bijzonder van toepassing nu.

Afb. 2 Tussen de grafplaten bloeien bloemen. ‘Memento Vitae’, gedenk het leven, staat dan ook op een zuil bij de ingang. Foto: Henk Looijesteijn, 2021.

Gedurende bijna zeventig jaar werden er voortdurend nieuwe doden ten ruste gelegd op Te Vraag. Soms waren er wel tien begrafenissen per dag. Geleidelijk aan werd het ingesloten door stedelijke bebouwing, al bleef die wel op afstand dankzij de wet die bepaalde dat een begraafplaats op vijftig meter van de bebouwde kom moest liggen. Men legde daarom naast de begraafplaats brede trottoirs en plantsoenen aan. Zelf was de begraafplaats niet zo groen: toen het overvolle perceel werd aangekocht door de gemeente Amsterdam, en in 1962 werd gesloten, was het bedekt met grafstenen.

Weliswaar was het de bedoeling om op een gegeven ogenblik de begraafplaats te ruimen, maar het kwam er niet van. De natuur kreeg vrij spel. En zoals dat gaat, greep het groen de kans met beide handen aan. Te Vraag werd, en is, overwoekerd met bomen en struiken, bloemen en klimop. Begraven werd er niet meer, maar de aula werd het atelier van de kunstenaar Leon van der Heijden (1938-2020). Samen met zijn vrouw maakte hij Te Vraag tot een ‘dodentuin’, een plek waar buurtbewoners graag komen.

Te Vraag is er nog, ook al staat de gemeente Amsterdam zoveel jaar na sluiting van de begraafplaats in haar recht om de begraafplaats voor andere doelen in gebruik te nemen. Er is inmiddels een stichting die ervoor ijvert dat de tot buurttuin geworden dodenakker bewaard zal blijven: https://www.huistevraag.nl/.

Afb. 3 Een droevig stemmende herinnering aan een tijd die nog niet eens zover achter ons ligt, waarin kindersterfte nog vaak voorkwam. Foto: Henk Looijesteijn, 2021.

Elk jaar is de redactie van Holland Historisch Tijdschrift blij verrast door de hoeveelheid inzendingen van scripties van studenten die meedingen naar de felbegeerde Holland Scriptieprijs. Dit jaar werden maar liefst 21 scripties ingezonden. De kwaliteit van de bachelor én masterscripties was ook nu weer zeer hoog. Na lang beraad kon de jury uiteindelijk één scriptie als beste beoordelen. Deze scriptie, met de titel ‘Een poort naar de dood en verblijfplaats van ‘ongelukkigen’? Een onderzoek naar de patiënten en sterfte in het Amsterdamse Binnengasthuis in de tweede helft van de negentiende eeuw’ werd geschreven aan de Radboud Universiteit te Nijmegen door Nadeche Diepgrond. Lees hier het volledige juryrapport.

Elk jaar is de redactie van Holland. Historisch Tijdschrift blij verrast door de hoeveelheid inzendingen van scripties van studenten die meedingen naar de felbegeerde Holland Scriptieprijs. Dit jaar werden maar liefst 21 scripties ingezonden. De kwaliteit van de bachelor- én masterscripties was ook nu weer zeer hoog. Na lang beraad kon de jury uiteindelijk één scriptie als beste beoordelen. Deze scriptie, met de titel ‘Een poort naar de dood en verblijfplaats van ‘ongelukkigen’? Een onderzoek naar de patiënten en sterfte in het Amsterdamse Binnengasthuis in de tweede helft van de negentiende eeuw’, werd geschreven aan de Radboud Universiteit te Nijmegen door Nadeche Diepgrond.

In haar onderzoek richt Diepgrond zich op patiënten in het Amsterdamse Binnengasthuis in de tweede helft van de 19de eeuw. Het onderwerp vult een lacune binnen historisch onderzoek naar ziekenhuizen, alsook met betrekking tot Nederland. Zodoende is de scriptie al een waardevolle toevoeging tot de historiografie. Het is een uitvoerig onderzoek op basis van een grote hoeveelheid bronmateriaal, waarbij met name patiëntenregisters op vakkundige wijze geanalyseerd zijn. De focus ligt op de patiënten en niet op de instituties of bekende medische namen. Er mag de laatste jaren steeds meer onderzoek naar gasthuizen zijn gekomen, maar zo’n uitgebreid onderzoek als dat van Diepgrond is nog niet eerder uitgevoerd in Nederland.

Diepgrond onderbouwt haar methode en bronverantwoording heel sterk, en weet alles duidelijk te contextualiseren en in te kaderen in het historische debat over dit onderwerp. De daarop volgende analytische hoofdstukken zijn helder en goed toegelicht. Ze illustreert haar verhaal met duidelijke tabellen, grafieken en afbeeldingen, en weet dit alles te vertalen naar een voor de ‘leek’ begrijpelijk verhaal. Haar conclusies zijn overtuigend en bijzonder interessant, zo oordeelt de jury. De jury is onder de indruk van deze scriptie met zijn vernieuwde insteek en bronnengebruik. Onderling viel zelfs de betiteling ‘bijna dissertatiewaardig’.

Tot slot leest de scriptie lekker weg, is goed en duidelijk geschreven waarbij voor een logische hoofdstukopbouw gekozen is. De hoofdstukken zijn duidelijk ingedeeld en volgen elkaar goed op. Dit, gecombineerd met de kwaliteit van haar onderzoek, maakt Diepgrond de terechte winnaar van de Holland Scriptieprijs 2021. Zo’n indrukwekkend werk kan niet onopgemerkt blijven en zodoende wil de jury haar dan ook van harte feliciteren !

De jury werd dit jaar gevormd door Koen Marijt (voorzitter), Roosje Peeters en Ad van der Zee.

Binnengasthuis, gezien vanaf de Grimburgwal, Amsterdam, 1859. Collectie Rijksmuseum Amsterdam. Foto: Pieter Oosterhuis (toegeschreven aan).

In het open nummer van Holland wordt een breed scala aan onderwerpen belicht. Zo schrijft de winnaar van de Scriptieprijs van 2020 over de verwikkeling tussen mens en rundvee in de vroegmoderne Beemsterpolder en is er in het tweede artikel aandacht voor onderwijzersexamens in de Bataafse Tijd. In het derde artikel gaat de auteur naar aanleiding van een foto uit een familiearchief dieper in op de rol van het Provinciaal Bestuur van Noord Holland tijdens de Duitse bezetting.  Het Holland Bloc voert via Slot Loevestein, het Verzetsmuseum in Amsterdam en Dordrecht naar een Westfriese Uithoek. Al met al is het een zeer divers nummer geworden!

Lees meer »

Het maritieme verleden kan in Nederland steevast rekenen op een grote belangstelling, maar het onderzoek naar de visserij lijkt de laatste jaren juist aan populariteit te hebben ingeboet. Hoog tijd om van koers te veranderen, vindt Holland. In een nieuw themanummer en symposium wil Holland laten zien dat het visserijverleden nog altijd een schat aan verhalen biedt en op nieuwe manieren kan worden belicht en onderzocht.

Daarvoor slaat de redactie de handen opnieuw ineen met Museum Vlaardingen. Het museum beheert nog altijd de collectie van het voormalig Nationaal Visserijmuseum, maar is van mening dat deze een betere plek verdient. Om te bepalen om welke objecten dit gaat en tevens de beheersbaarheid en bruikbaarheid van de collectie van het museum te vergroten, start het museum met een ‘herwaarderingstraject’ van de collectie.

Op vrijdagmiddag 1 oktober organiseren Holland en Museum Vlaardingen een symposium over het Hollandse visserijverleden. Een viertal sprekers presenteert nieuw onderzoek in relatie tot de visserij, onder andere over het herwaarderingsproject van het museum en over een familie van binnenvaartvissers.

Het symposium zal voor een beperkt aantal bezoekers worden open gesteld, maar kan in elk geval online live worden bekeken via de Facebookpagina van Holland (www.facebook.com/tijdschriftholland).

Programma:

15:15 uur(Digitale) inloop
15:30 uurWelkomstwoord door Léanne Selles (Directeur Museum Vlaardingen) en Ad van der Zee (Voorzitter Stichting Holland Historisch Tijdschrift)
15:40 uur  Henk den Heijer (Em. Hoogleraar Maritieme Geschiedenis) over negentiende-eeuwse scheepsrampen en de gevolgen daarvan voor de lokale gemeenschap
15:55 uurSjors Stuurman (Student Maritieme Geschiedenis) over de positie van vissersvrouwen op Scheveningen in de negentiende en twintigste eeuw
16:10 uur  Arjan Nobel (Universitair Docent Nederlandse Geschiedenis UvA) over het vastleggen van het visserijverleden aan de hand van familiegeschiedenis
16:25 uurFrank de Hoog (Conservator Museum Vlaardingen) over het herwaarderingstraject van Museum Vlaardingen, het voormalig Nationaal Visserijmuseum
Ca. 16:45 Sluiting

Nieuws zonder beeld is in de huidige tijd zo goed als onvoorstelbaar. Kranten bevatten altijd foto’s en spotprenten en op social media is het beeld eveneens niet weg te denken. Veel mensen lezen het nieuws niet meer, maar ervaren nieuws alleen nog in beeld en geluid. Hoe anders was dit in de vroegmoderne periode. In Het nieuws verbeeld bestudeert Joop Koopmans voor het eerst de productie van titelprenten – de afbeelding op de voorkant van ieder deel van de mercurius – over een langere periode en zelfs in dezelfde publicatie: de Europische Mercurius. Koopmans wil laten zien dat de titelprenten van nieuwsperiodieken niet slechts dienden ter versiering, maar zelf ook een weergave en interpretatie van het nieuws van dat jaar waren. Is Koopmans hierin geslaagd? U leest het hier in de recensie van Esther Baakman.

Esther Baakman, Radboud Universiteit

Nieuws zonder beeld is in de huidige tijd zo goed als onvoorstelbaar. Kranten bevatten altijd foto’s en spotprenten en op social media is het beeld eveneens niet weg te denken. Veel mensen lezen het nieuws niet meer, maar ervaren nieuws alleen nog in beeld en geluid. Hoe anders was dit in de vroegmoderne periode. Om te weten wat er in de wereld aan de hand was, waren mensen grotendeels afhankelijk van gesproken, geschreven of gedrukt nieuws. Het is dan ook niet verrassend dat in de historiografie over vroegmodern nieuws de nadruk ligt op tekstueel nieuws. In Het nieuws verbeeld bestudeert Joop Koopmans voor het eerst de productie van titelprenten – de afbeelding op de voorkant van ieder deel van de mercurius – over een langere periode en zelfs in dezelfde publicatie: de Europische Mercurius. Koopmans wil laten zien dat de titelprenten van nieuwsperiodieken niet slechts dienden ter versiering, maar zelf ook een weergave en interpretatie van het nieuws van dat jaar waren. Dit was niet helemaal uitzonderlijk, want naast kranten en pamfletten werden in de 17de-eeuwse Republiek regelmatig nieuwsprenten en nieuwskaarten gedrukt. Deze publicaties verschenen echter incidenteel. Bovendien maakt Koopmans’ boek duidelijk dat het beeldende element van de titelprenten structureler was dan gedacht.

Opkomst van de mercurius

In de eerste twee hoofdstukken van het boek brengt Koopmans zijn formidabele kennis van nieuwsperiodieken bij elkaar. Hij neemt de lezer mee in de – bijna encyclopedisch uitgewerkte – ontwikkeling van de nieuwsperiodiek als genre en werkt vervolgens gedetailleerd uit hoe de Europische Mercurius zich in de loop van 18de eeuw ontwikkelde. Daarbij is bijzondere aandacht voor de verschillende redacteurs, maar ook – en belangrijk – voor degenen die verantwoordelijk waren voor het vervaardigen van de titelprenten. Hoewel een groot deel van de prenten anoniem gepubliceerd werd, heeft Koopmans de meeste toch aan een aantal vervaardigers weten toe te schrijven door vergelijking van stijl en thematiek. Aan de hand van ontwerptekeningen en de uiteindelijke gravures weet de auteur bovendien aannemelijk te maken dat er zelfs sprake kon zijn van samenwerking tussen verschillende makers. Hij legt niet alleen contacten tussen prentenmakers bloot, maar laat ook de weinig belichte interactie tussen de uitgevers en kunstenaars zien. Een samenwerking die niet altijd van een leien dakje ging.

De uitdaging van beeldend nieuws

De tweede helft van het boek staat in het teken van het eigenlijke onderwerp: het verbeelden van nieuws in de late 17de en 18de eeuw, waarbij prentmakers voor de uitdaging werden gesteld om de belangrijkste gebeurtenis(sen) in een prent samen te vatten. Voorafgaand aan de analyse van de afzonderlijke titelprenten zet Koopmans de grote lijnen uit van de beeldtaal en de belangrijkste terugkerende thema’s in de prenten. Het verbeelden van nieuws was, zo blijkt, nogal een complexe taak waarin allegorie, mythologie en heraldiek belangrijke instrumenten waren. Het opvoeren van Mars drukte bijvoorbeeld oorlog uit, terwijl Faam – afhankelijk van de lengte van haar trompet – goed of slecht nieuws bracht. Om geografische helderheid te brengen, gebruikten de prentenmakers stadsgezichten, maar ook allegorische representaties van landen, zoals de leeuw voor de Republiek of de fleur-de-lis voor Frankrijk. Deze veelvormige en wat ingewikkelde beeldtaal was zelfs voor het, vermoedelijk belezen, lezerspubliek van de Europische Mercurius niet eenvoudig te plaatsen. Daarom verscheen er regelmatig een uitleg op rijm bij. In termen van thematiek weken de titelprenten weinig af van de trends in vroegmodern nieuws: de focus lag op oorlogsnieuws en dynastieke perikelen met een uitdrukkelijke focus op Europa – zoals de titel van de mercurius al doet vermoeden. Deze analyse vormt de eigenlijke kern van het boek en ligt ten grondslag aan de gedetailleerde bespreking van de afzonderlijke titelprenten waarin de beeldtaal door de auteur wordt gekoppeld aan het nieuws van het betreffende jaar, of althans de gebeurtenissen waar de Europische Mercurius zijn aandacht op richtte.

Door deze bespreking per prent, gegroepeerd per (veronderstelde) maker, leest het tweede deel haast als een anthologie. Enerzijds biedt dit de lezer een prachtig overzicht van het beschikbare materiaal en krijgt het een heldere interpretatie aangereikt, anderzijds is het aan de lezer om eventuele ontwikkelingen of verschillen in stijl tussen de verschillende makers te ontdekken en de samenhang te zien. Door deze benadering is Het nieuws in beeld toch meer een naslagwerk geworden, gebaseerd op een stevige en mooie bronnenbasis. Ondanks de beperkingen van de gekozen vorm, laat Koopmans prachtig zien dat de titelprenten van de mercuren, die vaak als ornamenteel zijn beschouwd, een consequente (en transnationale) beeldtaal gebruiken om de belangrijkste gebeurtenissen van het jaar samen te pakken. Zo herinnert dit boek nieuwshistorici er maar weer eens aan dat vroegmodern nieuws niet alleen tekstueel maar ook beeldend was.

Joop Koopmans, Het nieuws verbeeld. Oorlog en vrede in de titelprenten van de Europische Mercurius (1690-1750), Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2021, 344 p., gebonden, 9789087049386, €35,-.

Arjan Nobel

Een dijk, een kerk en een handvol huizen. Veel meer is Cillaarshoek niet. Het buurtschap, dat anno 2021 deel uitmaakt van de gemeente Hoeksche Waard, kan ook niet bogen op een grootse geschiedenis. Het jaar 1788 vormt eigenlijk de enige rimpeling in de historie, toen dorpelingen de lokale belastinginner belaagden. De reden? Zijn ‘politique gevoelens’.[1] Voor de oorsprong van het gehuchtje moeten we echter veel verder terug in de tijd. Naar 1421 om precies te zijn.

Na de St. Elisabethsvloed zwierven talloze ontheemden door de ondergelopen polders. Onder hen de inwoners van Broek en Weede, twee dorpjes gelegen in het meest westelijke puntje van de Groote Waard. Het was Jacob van Gaasbeek, de heer van Strijen, die hulp bood. Hij gaf de vluchtelingen toestemming zich te vestigen ‘op synen dyck’. Zo ontstond aan de latere Keizersdijk – volgens overlevering vernoemd naar keizer Karel V – het dorpje Cillaarshoek.[2]

Nog jarenlang waren de gevolgen van de enorme watervloed zichtbaar in het landschap. Bijna een eeuw na de overstroming zag een reiziger uit Napels nog enkele torenspitsen boven het water uitsteken.[3] Deze kerken waren toen allang ontdaan van hun kostbaarheden. In de maanden na de ramp namen mensen uit de streek veel waardevolle voorwerpen mee, die ze te gelde maakten of thuis bewaarden. In 1439 riep het gerecht van Dordrecht haar burgers op om de kerkklokken, die zij in de ruïnes hadden gevonden, in te leveren.[4]

De klok van Broek viel niet in de handen van schatzoekers, maar kreeg een tweede leven in Cillaarshoek. Alleen het opschrift herinnerde nog aan zijn eertijds: ‘VOCOR MARIA MCCCLXXXVIII’, ‘ik word Maria genoemd 1388’. Overigens werden ook stenen en hout van het Broeker bedehuis hergebruikt. In 1536 verklaarde een dorpeling dat hij van zijn vader had gehoord ‘dat die kerck van Cijlishouck gemaect zoude zijn geweest van eenige stucken gebroecken van de kerck van tBrouck ende dat die clocken vanden Brouck daer gebrocht worden’.[5]

Eeuwenlang kondigde de klok van Cillaarshoek rouw, blijdschap, rust en onrust aan. Tot de Duitse bezetter hem in 1943 in beslag nam. Een jaar later werd besloten deze en andere klokken af te voeren naar Duitsland, om daar te worden omgesmolten en gebruikt als grondstof voor de wapenindustrie. Het schip dat de klokken vervoerde, zonk echter op het IJsselmeer. Dat bleek de redding. Na de oorlog werd de lading ongeschonden naar boven gehaald en teruggeplaatst. Ook de Maria van Cillaarshoek die, zes eeuwen na de St. Elisabethsvloed, nog steeds van zich laat horen.

Illustratie Maarten Streefland

Deze Uithoek is eerder verschenen in Holland 2021.2 over de St. Elisabethsvloed. Dit nummer is hier te bestellen.


[1] L. van Ollefen, De Nederlandsche stad- en dorp-beschrijver. De Hoeksche Waard (Amsterdam 1793) Cillaarshoek 6.

[2] A.G. de Groot, ‘Het verdronken dorp Weede’ in: Zuid-Hollandse Studiën IV (Voorburg 1954) 50-71, aldaar 68.

[3] Arjan Nobel, Besturen op het Hollandse platteland. Cromstrijen 1550-1780 (Zutphen 2012) 23.

[4] Henne van Heeren, Harry Aardoom en Marian Vermeeren, ‘De klokken van de Groote Waard’, Dordrecht Monumenteel (2017) nr. 64, 25-38, aldaar 25. Voor een vergelijkbare oproep, gedaan door de ambachtsheer van Mijnsheerenland, om juwelen, klokken, boeken, ornamenten en andere gereedschappen uit de kerk van Leijderkerk in te leveren, zie: J.D. Tresling, Rondom de Binnenmaas (Rotterdam 1936) 151.

[5] Nationaal Archief, Den Haag, Archief van het Kapittel van Geervliet, 1536-1571, inv. nr. 2, fol. 10v.

Inhoudsopgave

Redactioneel | Leve het archief

Dick van Gijlswijk | Waren zij echt zo slecht? Een onderzoek naar de kwaliteit van de onderwijzers op het platteland van Noord- en
Zuid-Holland 1801-1810

Maroesjka Verhagen | Wederzijdse domesticatie. Het agroecosysteem en de boerenberoepspraktijk in de vroegmoderne Beemster

Annabella Meddens-van Borselen | Collaboratie, spionage en verraad. Mr. Albert Backer en Jan Jumelet, twee ambtenaren van
de provincie Noord-Holland in oorlogstijd


Holland Bloc

Beeldessay – Annabel Dijkema | 2021: Het Hugo de Grootjaar

Topstuk – Filip Bloem | Het kerstboompje uit cel A1-17

Column – Joyce van Os | Een Brabantse blik op Hollandse geschiedenis

Uithoek – Henk Looijesteijn | Onze Lieve Vrouwe op de Keins


Inhoudsopgave

Redactioneel | Holland aan de haak

Romy Beck | Drinken op het welvaren. Culturele en rituele praktijken in de 18de-eeuwse walvisvaartwereld

Alex Poldervaart | Gij kroont de bloei der stad. Vlaardingse rederessen 1700-1850

Willem Dekker | Is de gerookte paling echt een Hollands product? De geschiedenis van de gerookte paling, in Amsterdam en de rest van de wereld


Holland Bloc

Beeldessay – Arjan Nobel | De eeuw van mijn grootvader. Riviervisserij in de 20ste eeuw

Topstuk Stella Ruhe | Vergeten visserstruien. Van handgebreid werkgoed tot dekzwabber

Column Frits Loomeijer | Vlag van gemak

Noten

Over de auteurs

Uithoek – Henk den Heijer | Een visserskerkhof te Lerwick


Inhoudsopgave

Redactioneel | De Sint-Elisabethsvloed, 1421-2021

Henk ‘t Jong | Hoog water. Oorzaken en gevolgen van de Sint-Elisabethsvloed

Ranjith Jayasena | Amsterdam, van stormvloeden tot stad

Rombert Stapel | Reconstructie van de Grote Waard, 1421 | Lees online

Willem van der Ham | De Biesbosch, bakermat van de Hollandse Waterstaat


Holland Bloc

Tijdingen – Ad van der Zee | Dordrecht als toevluchtsoord voor slachtoffers van watersnood. Tentoonstelling in het Dordrechts Museum over de heilige Elisabeth.

Column – Hans Renes | 821 – 1421 – 2021 – 2621

Topstuk – Henk Looijesteijn | Anno 1421. De wonderbaarlijke redding van een kind tijdens de Sint-Elisabethsvloed

Noten

Over de auteurs

Uithoek – Arjan Nobel | Cillaarshoek – Lees online


Inhoudsopgave

Redactioneel | Holland bollenland, of hoe de bloembol Holland veranderde

Arie Dwarswaard | Bloembollen en Haarlem in de 19de eeuw: einde van een
tijdperk

Steven Verhoeven | Van Florapark tot Floriade. Bloemententoonstellingen en
de opkomst van toerisme.

Marieke Dwarswaard en Henk Looijesteijn | Van ‘Zandvlakte’ naar ‘Lisse van
het Noorden’. Bloembollen, landschap en gemeenschapsvorming in de Noordkop.


Holland Bloc

Tijdingen – Marca Bultink | Bollenreizigers, handelaren in een belofte

TopstukGerda van Uffelen | Clusius’ eerste tulpen

ColumnJeroen Verhoog | Bollenboeren geen besef van eigen historie?

Noten

Over de auteurs

UithoekHenk Looijesteijn | ‘Little Holland’, Spalding