Recensie Virginia Hoel, Norwegian Seamen

Virginia Hoel, Faith, Fatherland and the Norwegian Seamen. The work of the Norwegian Seamen’s Mission in Antwerp and the Dutch Ports (1864-1920); Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2016; geïllustreerd, 476 pp., ISBN 978 90 9804 564 7, prijs € 39,50.

door Johan van de Worp, Universiteit Leiden

Het leven van een zeeman was buitengewoon hard. De negentiende eeuw vormde op die werkelijkheid nauwelijks een uitzondering. Wat wel typerend was voor deze eeuw, is de toenemende publieke belangstelling voor de zeeman. Nog voordat in verschillende Europese landen allerlei vakverenigingen voor zeelieden in het leven geroepen werden, bestonden er sinds de tweede helft van de negentiende eeuw vele particulier-filantropische verenigingen – veelal religieus geïnspireerd – die de zeeman probeerden te beschermen tegen tal van morele gevaren, zijn leven te veraangenamen of hem in aanraking te brengen met het Evangelie. In haar proefschrift heeft Virginia Hoel de werkzaamheden van de Noorse Zeemansmissie bestudeerd, die vanaf 1864 her en der door Europa (en ook daarbuiten) pastoraal werk verrichte, leeszalen inrichtte en zelfs kerken stichtte. Zo ook in Antwerpen en de Hollandse havensteden Amsterdam en Rotterdam. Aan de hand van een groot aantal Noorse bronnen – voornamelijk brieven en verslagen van de in België en Nederland verblijvende geestelijke verzorgers – probeert Hoel niet alleen duidelijk te maken hoe deze missie georganiseerd was, maar ook na te gaan welke rol dit missiewerk in het leven van de Noorse zeelieden speelde.

In haar proefschrift heeft Virginia Hoel de werkzaamheden van de Noorse Zeemansmissie bestudeerd, die vanaf 1864 her en der door Europa (en ook daarbuiten) pastoraal werk verrichte, leeszalen inrichtte en zelfs kerken stichtte.

Wie meer wil weten over het leven van zeelieden in de Hollandse havensteden hoeft niet direct dit boek ter hand te nemen, want hij krijgt slechts zijdelings een indruk. De focus in dit boek ligt eerst en vooral op de organisatie van de Noorse Zeemansmissie. In deze vereniging vielen geestelijke, sociale, economische en culturele belangenbehartiging grotendeels samen. In eerste instantie wenste de Noorse Zeemansmissie vooral te voorzien in de geestelijke behoeften van het Scandinavische scheepsvolk dat in het buitenland vertoefde. Tot 1905, het jaar waarin Noorwegen zich losmaakte van de unie met Zweden, behoorden overigens ook Zweedse en Deense schepelingen tot haar doelgroep. Nadien was haar werk expliciet gericht op Noorse zeelieden. Daarnaast had het missiewerk van meet af aan een sociaaleconomische en culturele component. Door het organiseren van diverse activiteiten, zoals lezingen en muziekavonden, hoopte men schepelingen te beschermen tegen slaap- en huurbazen, en typische zeemanszonden als drankzucht en hoererij. De organisatie bood de zeelieden kort samengevat een veilig ‘thuis’ waar men letterlijk de gevaren ‘ontvluchtte’. Het missiewerk was bovendien een middel waardoor zeelieden op grote afstand verbonden bleven met het moederland en de moederkerk. Indirect droeg het missiewerk bij aan ‘opvoeding’ tot Noorse staatsburgers. Dat gebeurde bijvoorbeeld in de leeszalen, waar Noorse lectuur voor handen was. Verbondenheid kwam daarnaast tot uitdrukking door het vieren van christelijke feestdagen op typisch Noorse wijze, bijvoorbeeld de viering van kerst. Het missiewerk liep grotendeels parallel aan het ontstaan van de Noorse natiestaat gedurende de negentiende eeuw, het thema dat als een rode draad door het boek loopt.

Het boek bestaat uit twaalf hoofdstukken. In een inleidend hoofdstuk maakt de lezer kennis met de wordingsgeschiedenis van de Noorse staat, de breuk met Zweden, het veranderende religieuze landschap van Noorwegen en de barre omstandigheden waarin de zeeman zijn werk verrichtte. Het ontstaan van de Noorse Zeemansmissie moet namelijk tegen deze achtergrond bezien worden. Vervolgens valt het boek uiteen in twee afzonderlijke casestudies, elk bestaande uit vijf min of meer thematisch opgezette hoofdstukken. De eerste casestudy betreft de organisatie en de activiteiten van het missiewerk in Antwerpen, in het tweede deel komt vervolgens het werk in de Nederlandse missiestations Amsterdam en Rotterdam aan de orde. Tot slot worden in het laatste hoofdstuk het thuisfront of de achterban van deze in het buitenland opererende organisatie geschetst. Die tweedeling in het boek is zeker verdedigbaar, maar roept tegelijkertijd ook de nodige vragen op. Hebben we hier daadwerkelijk te maken met vergelijkende geschiedenis of toch niet? En waarom heeft de auteur twee casestudies bestudeerd zonder ze expliciet met elkaar te vergeleken? De auteur heeft verzuimd een methodologische toelichting te geven en dat is onbevredigend. Enige verantwoording van deze keuze zou toch wel op zijn plaats zijn geweest. Zo blijft helaas onduidelijk welk doel beide casestudies dienen. De overeenkomsten en verschillen worden in ieder geval niet in een concluderend raamwerk besproken.

Ondanks deze kritiek staat het belang van deze studie buiten kijf. Studies waarin de maritieme geschiedenis vanuit een cultureel perspectief bestudeerd worden, zijn nog altijd relatief schaars.

Eén van de redenen waarom de vergelijking niet uit de verf komt, is vermoedelijk de (te) breed opgezette vraagstelling. De hoofdvraag is bijvoorbeeld onderverdeeld in maar liefst negen deelvragen. Feitelijk biedt het proefschrift daarmee meer een beschrijving dan een daadwerkelijke analyse van een historisch ‘probleem’. Ondanks deze kritiek staat het belang van deze studie buiten kijf. Studies waarin de maritieme geschiedenis vanuit een cultureel perspectief bestudeerd worden, zijn nog altijd relatief schaars. Daarnaast bevindt haar studie zich op het snijpunt van verschillende historische disciplines, waardoor zij nieuwe inzichten toevoegt aan verschillende historische debatten, bijvoorbeeld ten aanzien van het debat over nationalisme. Alleen om die twee redenen vormt het proefschrift van Hoel een belangrijke aanwinst. De door haar bestudeerde cases bieden de mogelijkheid om in de toekomst daadwerkelijk (internationaal) vergelijkend historisch onderzoek te verrichten.