Recensie E.H.P. Cordfunke, Begraven verleden

E.H.P. Cordfunke, Begraven verleden. Hoven en kastelen in Kennemerland [850-1350], Zutphen: WalburgPers, 2018; ill., 144 pp., ISBN 9789462492714, prijs €24,95.

door Jaap Ligthart, Universiteit Leiden

Centraal in dit boek staat de vorm waarin en de wijze waarop de plattelandssamenleving in Kennemerland zich in de periode 850-1350 ontwikkelde . Het onderzoek van de lange periode, vijfhonderd jaar, maakt het mogelijk om veranderingen die zeer traag en met verschillende snelheden plaatsvonden toch waar te nemen. Uit de door Cordfunke bestudeerde periode zijn betrekkelijk weinig geschreven bronnen overgeleverd, maar zijn wel relatief veel archeologische gegevens bekend. De auteur stelt dat sinds het verschijnen van een studie naar hoven door Johan Philip de Monté ver Loren in 1942 vooral los historisch en archeologisch onderzoek is verricht naar hoven. Dit boek vergelijkt juist de uitkomsten uit deze twee onderzoeksvelden.

Dit resulteert in een beschrijving van de  opkomst van de hoven, het einde van de hoforganisatie en de vervanging ervan door de ambachten waarover edelen de scepter gingen zwaaien. De analyse van de plattelandssamenleving moet hier dus vooral worden begrepen als het juridische en bestuurlijke kader van (het platteland van) Kennemerland. Hierbij bestonden binnen Kennemerland bovendien grote verschillen tussen de grafelijke hoven en hoven die in bezit waren van de abdij van Egmond. Die laatsten bleven immers veel langer bestaan als bestuurlijke eenheid.

Het boek geeft een kort overzicht van de diverse hoven en kastelen die in Kennemerland te vinden waren, en presenteert casestudies naar de wijze waarop Hofland, Beverwijk en Alkmaar hun status als hof verloren en werden omgevormd tot ambachten en heerlijkheden.

Het boek geeft een kort overzicht van de diverse hoven en kastelen die in Kennemerland te vinden waren, en presenteert casestudies naar de wijze waarop Hofland, Beverwijk en Alkmaar hun status als hof verloren en werden omgevormd tot ambachten en heerlijkheden. Door de lange onderzoeksperiode weet de auteur inzichtelijk te maken hoe op bepaalde locaties de hofindeling werd opgeheven, het grondbezit en het bijhorende administratieve centrum werden verkocht of overgedragen aan ‘edelen’ en hoe die hier vervolgens kastelen bouwden. Naast de door Cordfunke geschreven hoofdstukken bevat het boek een bijdrage van de hand van J. Roefstra. Deze tweede auteur gaat in zijn bijdrage over kasteel Oud Haarlem zeer diep in op de geschiedenis van de archeologische opgravingen ter plaatse, wat om twee redenen voor de gemiddelde lezer wat ver voert. Ten eerste heeft de hoofdauteur het kasteel al behandeld in een eerder hoofdstuk, ten tweede gaat de bijdrage van Roefstra vooral in op de archeologische opgravingen als historische gebeurtenissen, terwijl voor de lezer vooral de resultaten van die opgravingen van belang zijn.

Problematischer is de gebrekkige bronverwijzing in de tekst en van de afbeeldingen. Het weglaten van bronverwijzingen in de tekst, leidt er ten eerste toe dat onduidelijk is welke (nieuwe) claims aan de auteur kunnen worden toegeschreven, en welke een herhaling zijn van wat andere auteurs al hebben aangetoond. Daarnaast wordt op verschillende plaatsen verwezen naar bronnen, waar de auteur wel de datering van een oorkonde geeft, maar niet de vindplaats. Aangezien de oorkonden bijvoorbeeld worden gebruikt om het einde van hoforganisaties of kastelen in de tijd te plaatsen, is een verwijzing hier gewenst.

Problematischer is de gebrekkige bronverwijzing in de tekst en van de afbeeldingen.

Bij de afbeeldingen ontbreekt een gestructureerde verantwoording. Een deel van de afbeeldingen is aan het einde van het boek verantwoord, een deel in de hoofdtekst en achterin, maar een groot deel helemaal niet. De niet verantwoorde afbeeldingen blijken deels afkomstig uit publicaties die de auteur wel in zijn literatuurlijst opvoert. De op deze wijze (her)gebruikte afbeeldingen zijn niet altijd van een goede context of beschrijving voorzien, die in de oorspronkelijke publicatie (mogelijk) wel aanwezig is. Bijvoorbeeld: op de plattegrond van Beverwijk zijn delen van de plattegrond genummerd en delen gekleurd (3 kleuren/percelen en 3 nummers), maar is niet elke kleur verklaard en staan twee cijfers op één kleurvlak/perceel. Hierdoor is onduidelijk wat er nu precies te zien is. De lezer moet dit zelf oplossen door twee pagina’s verder de 3D-reconstructie van dezelfde locatie te raadplegen. Deze problemen leiden af van het lezen en verzwakken bovendien het betoog.

Al met al vormt dit boek een mooie synthese van archeologische en historische kennis, waarbij helaas onduidelijk is waar het werk van de auteur begint en dat van eerdere archeologen en historici ophoudt.