Hollandse Studiën 32: Paul Knevel, Burgers in het geweer. De schutterijen in Holland, 1550-1700. 1994, 420 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070430366, uitverkocht.

uitverkocht

Rembrandts Nachtwacht is ongetwijfeld een van Nederlands beroemdste schilderijen. Er bestaan vele interpretaties van dit schilderij, uiteenlopend van een lofzang op het licht tot een proeve van schilderkunstige ‘stoutheid’, en van de uitbeelding van een episode uit Vondels Gysbrecht van Aemstel tot een herinnering aan het optreden tijdens het bezoek van Maria de Medici aan Amsterdam. Vanuit welk perspectief men De Nachtwacht echter ook beschouwt, het schilderij blijft in de eerste plaats een groepsportret van 18 Amsterdammers die met elkaar gemeen hebben dat zij in de plaatselijke schutterij dienden, een korps van in de wapenhandel geoefende burgers dat belast was met de wacht en de handhaving van de openbare orde. En als groepsportret van een aantal schutters maakt De Nachtwacht deel uit van een traditie die in Amsterdam in ieder geval teruggaat tot 1529, toen Dirck Jacobsz. het oudst bekende schuttersstuk schilderde, een groepsportret van een rot Kloveniers. Ondanks de vele overgeleverde schuttersstukken bestond er tot op heden nog geen moderne, op archiefonderzoek gebaseerde studie over de Hollandse schutterijen in de 17e eeuw. Dit boek wil in deze leemte voorzien door een groepsportret van de Hollandse schutterijen te schetsen. Voor het eerst zijn vragen als wie waren schutter, wat deden zij en hoe werd hun optreden door tijdgenoten beoordeeld, systematisch onderzocht. In dit rijk geïllustreerde boek maakt de lezer kennis met de vele facetten van de Hollandse schutterijen: de zelfbewuste en trotse schutterskapiteins en luitenants, de weelderig uitgedoste vaandrigs, de wapenoefeningen, de bravoure rond de militaire expedities naar vestingsteden, de ceremoniële optredens, de vrolijke maaltijden en schietwedstrijden, de imposante groepsportretten en het ideaal van vrede en vriendschap, maar ook: het politieke gekonkel rond officiersbenoemingen, het gebrekkige gezag van de onderofficieren, het financiële wanbeheer van de verantwoordelijke officieren, de pogingen van gewone schutters zich aan hun verplichtingen te onttrekken, het schelden en vechten tijdens de nachtwacht, dronkenschap en onwil, en het luidruchtige protest van ontevreden schutters tegen de zittende stadsbestuurders tijdens de Bestandstwisten en gedurende het Rampjaar 1672. Door het functioneren van de schutterijen mede te beschouwen vanuit de belevingswereld van de stedelingen en schutters zelf, wordt duidelijk dat de schutterijen een bijzondere plaats innamen in het stedelijke leven en meer waren dan de gezelligheidsverenigingen waarvoor zij zo vaak worden gehouden. Niet alleen de rol van de schutterijen wordt zo belicht, ook de denk- en leefwereld van gewone Hollandse burgers uit de Gouden Eeuw.

Hollandse Studiën 31: Peter Pot, Arm Leiden. Levensstandaard, bedeling en bedeelden, 1750-1854. 1993, 367 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403331, €39,-

bestel

Leiden wordt vaak geassocieerd met armoede. Vraag een bejaarde naar zijn of haar jeugd en de kans is groot op verhalen over het zware, door armoede beheerste leven van de arbeiders in de textiel- of conservenfabrieken die in het verleden zo’n belangrijke rol speelden in de economie van de Sleutelstad. In de pre-industriële periode was de armoede zo mogelijk nog ingrijpender: velen hadden zelfs te weinig geld om in primaire levensbehoeften als voedsel, huisvesting en kleding te voorzien. Ook Leiden, in deze periode behorend tot de grootste steden van ons land, had veel arme inwoners. De achteruitgang van de textielnijverheid vanaf ca. 1670 leidde tot grote werkloosheid en een massale uittocht van Leidenaars die elders hun geluk gingen beproeven. De bevolkingsomvang liep hierdoor tussen 1700 en 1795 met bijna de helft terug. Toen de voedselprijzen in de tweede helft van de achttiende eeuw gestaag opliepen, werd de situatie van de massa nog nijpender. Arm Leiden beschrijft een aantal facetten van de economische en sociale geschiedenis van Leiden in het tijdvak 1750-1854: de ontwikkeling van de levensstandaard, de omvang van de bedeling en de positie van de bedeelden in de Leidse samenleving. Onderzoek van de loongegevens, prijzen van voedingsmiddelen als roggebrood en aardappelen en huishuren laten zien, dat de koopkracht in Leiden in een aantal jaren forse dalingen doormaakte. Objectieve cijfers en subjectieve meningen van tijdgenoten komen wat dat betreft overeen. In tegenstelling tot wat beweerd wordt, hadden de fluctuaties van koopkracht en levensstandaard geen invloed op de aantallen geborenen, huwelijken en overledenen. De lengte van Leidse dienstplichtigen vertoonde wel samenhang met de levensstandaard. De grootste instelling van sociale zorg was het half kerkelijke, half stedelijke Huiszittenhuis. De bedeling bestond vooral uit goederen of bonnen. Door de strenge eisen die aan kandidaten voor ondersteuning gesteld werden, vielen nogal wat armen buiten de boot. Zij moesten hun toevlucht zoeken tot andere overlevingsstrategieën zoals de stad verlaten, eigendommen verpanden, sparen bij de Leidse Spaarbank, kopen op de pof, (huur)schulden maken, leven van burenhulp of uitkeringen van gilden, fondsen of beurzen. Prostitutie, bedelarij en diefstal waren criminele ‘oplossingen’. Overigens moesten ook bedeelden aanvullende inkomsten zien te krijgen, want van bedeling alleen viel niet te leven. Veel bedeelden werkten dan ook een deel van de tijd. Dit heeft ertoe bijgedragen, dat in Leiden geen echte ‘onderklasse’ is ontstaan. Bedeelden waren normale arbeiders, die er, al of niet tijdelijk, niet in slaagden in hun levensonderhoud te voorzien.

Hollandse Studiën 30: A. van den Braam, Zaandam in de middeleeuwen. 1993, 223 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403323, €29,-

Bestel

Het is voor de Zaankanter van nu nauwelijks mogelijk zich een helder en samenhangend beeld te vormen van Zaandam en het Zaandammerland in de middeleeuwen. De gegevens over de middeleeuwen zijn schaars en voor de moderne mens veelal niet direct herkenbaar. Zaandam in de middeleeuwen is volstrekt onvergelijkbaar met Zaandam in de twintigste eeuw. De beelden die kunnen worden gereconstrueerd, zijn overwegend schemerig en onzeker. Daarbij komt dat de overgeleverde historische informatie vrijwel uitsluitend op officiële overheids- en kerkelijke documenten berust, die alleen dàt vermelden wat voor koning, graaf of bisschop van belang was. En wie weet precies hoeveel officiële stukken in de loop der tijden verloren zijn gegaan? Van Braam is de eerste historicus die het aandurft de geschiedenis van Zaandam, van het Zaandammerland en de daarin gelegen nederzettingen tot 1500, in een verantwoord en aannemelijk totaalbeeld te vatten. Hij heeft daarvoor de beschikbare empirische gegevens gecombineerd met passende theoretische verworvenheden uit de geschiedwetenschap, de archeologie, de historische geografie en de geologie. Vele aspecten komen in zijn boek dan ook aan de orde: de benaming Zaandam, de topografie, de wording en erosie van het Zaandammerland, het geografisch profiel, de eerste bewoning, de mythen rond de hof Zaanden, ontginning en verkaveling, landverlies en bedijking, landbouw en visserij, de samenleving en haar bestuurlijke organisatie. Van Braams geschiedenis van Zaandam, die hij zelf karakteriseert als een ontdekkingsreis met verrassende uitzichten op onvermoede landschappen en situaties, is een spiegeling van een verre en toch onverbrekelijk met het huidige Zaandam verbonden werkelijkheid.

Hollandse Studiën 29: J.A.M.Y. Bos-Rops, Graven op zoek naar geld. De inkomsten van de graven van Holland en Zeeland, 1389-1433. 1993, 426 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403315, €39,- uitverkocht

uitverkocht

In augustus 1393 liet Albrecht, graaf van Holland en Zeeland, zich tegenover de hertog van Gelre ontvallen dat wij nu ter tijts ons ghelts voirs. zeer notorftich sijn. Albrecht had veel geld uitgegeven aan het onderdukken van binnenlandse onrust en aan de opvolging van zijn tweede zoon Jan in het bisdom Luik. De kosten van twee buitenlandse oorlogen (tegen de Friezen en tegen de heren van Arkel) in de periode daarna waren zo hoog, dat de normale grafelijke inkomsten onvoldoende waren. Deze bestonden uit landrente, lenen van grafelijke ambtenaren en inkomsten uit tol en munt. De eerste jaren liet Albrecht gewoon de schulden aan zijn ambtenaren oplopen. Rond 1400 hielp ook dat niet meer genoeg. Albrecht en zijn opvolgers werden geconfronteerd met teruglopende inkomsten uit hun domein in combinatie met stijgende kosten van huishouden, administratie en oorlogvoering. In haar studie Graven op zoek naar geld beschrijft Bos-Rops hoe de graven van Holland er tussen 1389 en 1433 precies in geslaagd zijn al hun activiteiten te financieren en welke gevolgen de wijze van financiering had op de bestuurlijke verhoudingen. Het accent ligt hierbij vooral op de feitelijke gang van zaken: de manier waarop het domein – waarvan de kern gevormd werd door de graafschappen Holland (met de heerlijkheid West-Friesland) en Zeeland – geëxploiteerd werd, de wijze waarop kredieten werden verkregen en de aard en inning van de belastingen. Tevens wordt aandacht besteed aan de oorlogen die de aanleiding vormden tot de veranderingen. De graaf kon zijn inkomsten verhogen door geld te lenen, lijfrenten te verkopen of een extra beroep te doen op de inwoners van het graafschap in de vorm van een bede – een vrijwillige financiële steun waarom de graaf in bijzondere omstandigheden kon vragen – of heervaartgeld. De chaotische monetaire toestand uit het begin van de onderzochte periode verbeterde langzaam door centralisatie en professionalisering van de grafelijke financiële administratie. Het systeem van landrente veranderde, lijfrenten werden verkocht en soudijgeld werd ingevoerd. De bede ontwikkelde zich tot een regelmatig terugkerende belasting, waarvan de hoogte op nieuwe wijze berekend werd. In theorie kom men de bijdragen weigeren, maar in de praktijk werden ze meestal wel betaald in ruil voor verlening of uitbreiding van privileges. De grote geldschieters waren de steden, rijk geworden in de tweede helft van de 14e eeuw. Zij leden onder de geldzucht van de graven, maar hadden belang bij een sterke landsheer. De graaf kreeg dus geld, maar kon niet voorkomen dat de machtspositie van de steden hierdoor toenam.

Hollandse Studiën 28: Frans Groot, Roomsen, rechtzinnigen en nieuwlichters. Verzuiling in een Hollandse plattelandsgemeente, Naaldwijk 1850-1930. 1992, 301 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403307, €29,-

bestel

Studie over het verzuilingsproces in een plattelandsgemeente, met speciale aandacht voor de rol van de dorpsbevolking zelf. Zo wordt onder andere aandacht besteed aan het functioneren van de sociale controle in en buiten de kerk, aan de betekenis, die het door de verzuiling ontstane levensbeschouwelijke isolement voor de betrokkenen zelf had en aan de wisselwerking tussen sociaal-economische veranderingen en de politieke en sociaal-culturele ontwikkelingen.

Hollandse Studiën 27: J. Kok, Langs verboden wegen. De achtergronden van buitenechtelijke geboorten in Noord-Holland 1812-1914. 1991, 176 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403293, €29,- uitverkocht

uitverkocht

Studie over de buitenechtelijke geboorten en ‘gedwongen huwelijken’ in Noord-Holland waarin verschillende verklarende factoren geanalyseerd worden: godsdienst en moraal, armoede, beroepsstructuur en demografie. De uitkomsten worden vergeleken met de ontwikkelingen in de rest van Nederland en in andere Europese landen.

Hollandse Studiën 26: C.M. Lesger, Hoorn als stedelijk knooppunt. Stedensystemen tijdens de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd. 1990, 240 blz., ingenaaid, ISBN 9070403277, €29,-

bestel

Studie over de samenhang tussen demografische en economische ontwikkelingen in het Hoorn van de late Middeleeuwen tot het begin van de negentiende eeuw. Uitvoerig wordt ingegaan op de economische contacten van de stad met de buitenwereld en de evolutie van Hoorn als regionaal verzorgingscentrum. Binnen de hiërarchische stedenstructuur met Amsterdam als dominant centrum vervulde Hoorn een specifieke en beperkte functie. De kwetsbaarheid van die positie bleek in het derde kwart van de zeventiende eeuw. Als gevolg van internationale en regionale economische ontwikkelingen werd Hoorn van ‘zeestad’ tot een ‘landstad’. Zowel haar havenfunctie als regionaal verzorgende functie was aangetast, de werkgelegenheid liep terug en er zette een sterke bevolkingsdaling in. Deze studie is in 1991 bekroond met de studieprijs van de stichting Praemium Erasmianum.

Hollandse Studiën 25: J.G.M. Sanders, Waterland als woestijn. Geschiedenis van het kartuizerklooster ‘Het Hollandse Huis’ bij Geertruidenberg 1336-1595. 1990, 239 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403269, €29,-

bestel

‘Het Hollandse Huis’ was een kartuizerklooster, dat in de veertiende eeuw door de Hollandse edelman Willem van Duvenvoorde in de nabijheid van Geertruidenberg was gesticht. De lezer ontvangt een kijk op het geestelijk leven en de invloed van de Moderne Devotie daarop. Daarnaast ligt in deze studie een sterk accent op de economische ontwikkeling en de omvang en samenstelling van het klooster. In een viertal bijlagen worden de bezittingen van het klooster uitvoerig beschreven.

Hollandse Studiën 24: W.C.M. Wüstefeld, De boeken van de Grote of Sint Bavokerk. Een bijdrage tot de geschiedenis van het middeleeuwse boek in Haarlem. 1989, 152 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403250, €29,-

bestel

Haarlem gold in de Middeleeuwen als één van de meest vooraanstaande artistieke centra van de Noordelijke Nederlanden. In deze studie besteedt de auteur aandacht aan de boekproductie, het bezit van handschriften en vroeg drukwerk in Haarlem. Zij concentreert zich op de boeken van de parochiekerk van de stad, de Sint Bavo. De auteur heeft een deel van de middeleeuwse boekencollectie kunnen reconstrueren die bij de Reformatie verloren was gegaan. Voorts geeft ze antwoord op de vragen: waar bevond zich de boekenkamer in de kerk, wie schreven en illumineerden de boeken, wie waren de opdrachtgevers, hoe werd het boekenbezit onderhouden en hoeveel kostte dit alles? In de bijlagen zijn gegevens over onder meer schrijvers, kerkmeesters, boeken en munten uit Haarlemse archiefbronnen opgenomen.

Hollandse Studiën 23: R.G. Fuks-Mansfeld, De Sefardim in Amsterdam tot 1795. Aspecten van de ontwikkeling van een joodse minderheid in een Hollandse stad. 1989, 224 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403242, €29,- uitverkocht

uitverkocht

Dit boek belicht de geschiedenis van de sefardische gemeenschap in de republiek van de Verenigde Nederlanden, waarbij vooral de literaire weerslag in handschrift en druk beschreven wordt. De bouw van de synagoge bij het huidige Jonas Daniël Meyerplein was het tastbare resultaat van het feit, dat de Spaanse en Portugese joden, die onder druk van de Inquisitie naar onder andere de Republiek waren gekomen, in Amsterdam wortel begonnen te schieten. Amsterdam werd hun permanente woonplaats. De auteur besteedt onder meer aandacht aan het prestige, dat de Amsterdamse gemeente genoot, aan de verhouding tot het wereldlijke bestuur (Holland en Amsterdam), de verhouding tot de hervormde kerk en de contacten met de Hugenoten.