Recensie Marion Boers, De Noord-Nederlandse kunsthandel in de eerste helft van de zeventiende eeuw
Marion Boers, De Noord-Nederlandse kunsthandel in de eerste helft van de zeventiende eeuw Verloren, Hilversum, 2012, 116 p., geïll., ISBN 9789087042882, prijs €14,-
door Christi Klinkert, Stedelijk Museum Alkmaar
Buitenlandse toeristen verbaasden zich rond 1640 over de schilderijenhonger van de Hollanders: ze hingen hun huizen vol met geschilderde landschappen, huiselijke tafereeltjes, stillevens, portretten et cetera. In De Noord-Nederlandse kunsthandel in de eerste helft van de zeventiende eeuw legt Marion Boers uit hoe de schilderijenmarkt in de Noordelijke Nederlanden zo explosief kon groeien. Enerzijds was er natuurlijk de toenemende welvaart van de burgerij – men kreeg steeds meer te besteden, en gaf zijn geld graag aan schilderijen uit. Anderzijds speelden kunstenaars en handelaren handig op die vergrote koopkracht in – zij waren ondernemers, die hun producten en diensten steeds vernieuwden om klanten te trekken. Op die laatste kant van de groei, de kunsthandel, concentreert Boers zich. Meer specifiek gaat ze na hoe diverse verkoopkanalen bijgedragen hebben aan de expansie van de kunstmarkt.
Het openingshoofdstuk ‘De kunstenaar als ondernemer’ is lezenswaardig, maar taai. Boers legt daarin uit dat de bloei van de Hollandse kunsthandel eigenlijk de culminatie is van een ontwikkeling die rond 1480 in Gent en Brugge begon. Daar gingen kunstenaars, gedwongen door verslechterde economische omstandigheden, op zoek naar efficiëntere productietechnieken en nieuwe productsoorten om hun werk aan een breed publiek te kunnen verkopen. De vele zuidelijke vluchtelingen die na de val van Antwerpen naar het noorden trokken moeten de aanzet hebben gegeven voor de commercialisering van de kunstmarkt aldaar. Dat Boers uitgebreid vertelt over de schildertechnische vernieuwingen van zuidelijke kunstenaars, is – hoe boeiend de stof ook is – wat verwarrend: we gingen toch lezen over de handel?
Buitenlandse toeristen verbaasden zich rond 1640 over de schilderijenhonger van de Hollanders: ze hingen hun huizen vol met geschilderde landschappen, huiselijke tafereeltjes, stillevens, portretten et cetera. In De Noord-Nederlandse kunsthandel in de eerste helft van de zeventiende eeuw legt Marion Boers uit hoe de schilderijenmarkt in de Noordelijke Nederlanden zo explosief kon groeien
De verwarring is snel verdwenen. De hoofdstukken die volgen op ‘De kunstenaars als ondernemer’ behandelen elk een bepaald verkoopkanaal: de schilder als handelaar, de professionele kunsthandel, veilingen, jaarmarkten en loterijen. Dan komt het betoog tot leven, omdat die hoofdstukken gedragen worden door historische figuren. We werpen een blik in de winkels van de Amsterdamse schilder-handelaar Cornelis van der Voort en zijn Haarlemse evenknie Jan Miense Molenaer. We kijken mee over de schouder van de uitdraagster Barber Jacobs (die met haar werk de schildersopleiding van haar zoon Pieter Lastman moet hebben betaald), van de handelaar in goedkope schilderijen Crijn Volmarijn en zijn sjiekere collega, de firma Uylenburgh, waarin Rembrandt een actieve rol speelde. En we krijgen een glimp van het diplomatieke krachtenveld waarin Michel le Blon zich waagde. Die speurde als een soort special agent voor vorsten naar waardevolle kunstvoorwerpen – en verhandelde en passant ook waardevolle informatie. Behalve dezen passeren nog veel meer concrete personen de revue. Fascinerend en leerzaam om kunstenaars die zo bekend zijn om hun artistieke prestaties eens in een commerciële rol te zien!
Boers moet een indrukwekkende hoeveelheid archiefbronnen hebben doorgespit. Dit en vooral de toegankelijke, verhalende manier waarop ze haar bevindingen presenteert dwingen respect af. Natuurlijk is ze schatplichtig aan voorgangers en collega’s, onder wie de Amerikaanse ‘kunst-econoom’ John Michael Montias en onze eigen Marten Jan Bok. Die schatplichtigheid steekt ze niet onder stoelen of banken, maar wordt ruim verantwoord in inleiding, noten en bibliografie. Zo kan deze uitgave fungeren als een inleiding in het onderzoek naar de vroegmoderne Noord-Nederlandse kunsthandel.
Boers moet een indrukwekkende hoeveelheid archiefbronnen hebben doorgespit. Dit en vooral de toegankelijke, verhalende manier waarop ze haar bevindingen presenteert dwingen respect af
De Noord-Nederlandse kunsthandel in de eerste helft van de zeventiende eeuw vormt het 31ste deel in de Zeven Provinciën Reeks van Uitgeverij Verloren. De uitgaven in deze reeks wekken altijd mijn belangstelling – maar telkens als ik er eentje lees, komt een lichte ergernis op. Volgens de website van Verloren stellen ‘sommige deeltjes zich tot doel om een grotere kwestie in compact formaat te presenteren aan een breder publiek, andere diepen juist een bijzondere casus, tekst of episode uit.’ Met dat concept is op zichzelf natuurlijk niets mis, mijn irritatie geldt de uitwerking ervan.
Waarom is de vormgeving bijvoorbeeld al jarenlang zo fantasieloos en saai? De boekjes lijken net masterscripties die schools in Word zijn opgemaakt. De vaak nogal fletse omslagen zullen niet erg helpen het geïntendeerde ‘brede publiek’ te bereiken. Misschien is dat nog niet eens zo erg. Want de teksten zijn meestal wel beknopt, maar toch van een hoog soortelijk gewicht. Me dunkt dat ze vooral voor de meer doorgewinterde wetenschappers (historici, letterkundigen, kunsthistorici, boekwetenschappers) te verhapstukken zijn. Uiteindelijk is de reeks kennelijk toch niet voor een al te breed publiek bedoeld, maar ‘door wetenschappers, voor wetenschappers’. Jammer! Met een frissere vormgeving en een vlottere toon kunnen de studies vast ook de wat minder ingewijde cultuurliefhebbers boeien.
Deze recensie is verschenen in Holland Historisch Tijdschrift (2013-3/4).
Verwijzing: Holland Historisch Tijdschrift, Christi Klinkert, 3 december 2013.