In 1875 koopt de puissant rijke Groningse fabrikant Willem Albert Scholten enkele vogels van de Rotterdamse vogelhandelaar en ‘naturalist’ Hendrik Sutherland. Zijn vrolijke, drukke briefhoofd valt op tussen de ingekomen post van Scholten, waar ik me al een paar maanden doorheen probeer te worstelen. Sutherland verkoopt ‘In- en Uitlandsche’ vogelen, maar op zijn briefpapier prijken ook een hondje en een aapachtig dier.

Afb. 1 Briefhoofd van Hendrik Sutherland . Collectie Groninger Archieven. Foto door auteur

Scholten nam bij Sutherland verschillende soorten ‘perkieten’, kardinalen en kaketoes af die helaas niet allemaal een lang leven gegund waren. Er gingen verschillende brieven heen en weer tussen Groningen en Rotterdam waaruit blijkt dat sommige vogels snel na aankomst zijn overleden, waarop Sutherland belooft kosteloos nieuwe te sturen. Hij gaf sowieso de garantie dat vogels levend zouden aankomen, maar hanteerde kennelijk ook nog een garantieperiode daarna. In een van zijn brieven merkt hij relativerend op dat ‘als ik een doode vogel heb denk ik beter de vogel dan ik’.

Afb. 2 Advertentie van Hendrik Sutherland uit Het nieuws van den dag, 24 januari 1887.

Uit een advertentie van Sutherland uit 1887 blijkt dat de kardinalen 7 gulden per stuk kostten, valkparkieten 9 gulden en grasparkieten 6 gulden 50.[1] Omgerekend naar nu zijn dat bedragen van rond de 80 euro per vogel – een flink luxeproduct dus. Papegaaien waren zelfs 15 gulden! Sutherland had zijn zaak aan de Visschersdijk 45. In 1890 overleed hij op slechts 44-jarige leeftijd, maar zijn weduwe zette de zaak voort aan de Eendrachtsstraat.[2] Beide panden staan er niet meer: ze lagen binnen de brandgrens van het bombardement op Rotterdam in 1940. 


[1] Het nieuws van den dag, 24-01-1887, p.3.

[2] Rotterdamsch Nieuwsblad, 24-11-1890, p.8; Rotterdamsch Nieuwsblad, 25-05-1891, p.7.

Tijdens een online symposium op vrijdag 1 oktober in Museum Vlaardingen presenteerde de redactie het nieuwe nummer dat geheel gewijd is aan de visserij. Het maritieme verleden kan in Nederland steevast rekenen op een grote belangstelling, maar visserij lijkt een stuk minder populair. In een poging om hier een verandering in te brengen, probeert Holland het onderzoeksveld opnieuw op de agenda plaatsen. Dit themanummer gaat over visserij, maar niet over bebaarde mannen die met bootjes en visnetten de zee op gaan. In plaats daarvan richten onze auteurs de blik veeleer landinwaarts, naar de sociaal-culturele context van het vissersbestaan. Walvisvaartglazen, 18de-eeuwse redersvrouwen en gerookte paling staan centraal in de hoofdartikelen. De bijdragen aan het themanummer laten zien dat het Hollandse visserijverleden nog altijd een schat aan verhalen biedt en op nieuwe manieren kan worden belicht en onderzocht.

Lees meer »

Ad van der Zee

Wanneer we het hebben over ‘maritiem erfgoed’ denken de meeste mensen aan iets dat met de zee te maken heeft. Dus aan schepen, scheepswrakken, havens en haveninstallaties bijvoorbeeld. Of, vooruit, aan shantyliederen, haringparty’s en visserstruien. Maar er bestaat ook maritiem erfgoed op binnenlandse schaal. Bijna elke stad of dorp in Nederland bezit wel iets van maritiem erfgoed (ik heb me laten vertellen dat alleen de gemeente Vaals in Zuid-Limburg elke maritieme relatie ontbeert), in de vorm van bevaarbare rivieren, meren of kanalen met een verhaal dat belang heeft voor de maritieme geschiedenis.

Mijn woonplaats Heemstede is vooral bekend vanwege zijn fraaie ligging op de oude strandwallen, de bijbehorende buitenplaatsen en de grootschalige verkavelingen tot forensendorp in de jaren 1918-1940. Maar Heemstede bezit ook volop relaties met water en scheepvaart. De plaats wordt gekenmerkt door enkele belangrijke noord-zuid waterlopen, het Spaarne, de trekvaart Haarlem-Leiden en de Ringvaart van de Haarlemmermeer. Daarnaast zijn er oost-west verbindingen, zoals enkele oudere natuurlijke duinbeekjes en gegraven waterlopen als de Blekersvaart en het Heemsteeds kanaal. Samen vormen die een netwerk van waterwegen waarover men sinds mensenheugenis heeft gevaren, met goederen, zand, passagiers én vuile was en in allerlei soorten en maten van schepen. En natuurlijk ook voor de lol, recreatievaart is in onze tijd net zo belangrijk geworden.

Ik moet eigenlijk ooit nog eens een exacte inventarisatie maken van de verschillende vaarwateren in en rond Heemstede en nagaan welke schepen of scheepstypen je daar aan kunt verbinden, maar in het algemeen kunnen we daar wel wat over zeggen.

Afb. 1  De vernieuwde haven van Heemstede, geschikt voor recreatievaartuigen. Het begin is er! Foto auteur, 2021

Beekjes en vaarten

De oude beekjes tussen de duinen en het voormalige Haarlemmermeer waren niet zozeer bevaarbaar, maar leverden schoon drinkwater, wat van belang was voor de boerenbedrijven die zich aan de rand van de strandwallen vestigden. Dat deden ze al in de vroege middeleeuwen, vondsten getuigen van bewoning uit die tijd of nog ouder. Sommige boerderijen werden later tot buitenplaatsen voor rijke stadsbewoners omgevormd. Op een van die buitenplaatsen, Leyduin geheten, kreeg de toenmalige eigenaar Van Lennep in 1850 het idee om dat duinwater via een gietijzeren leiding naar Amsterdam te vervoeren. Aan de Willemspoort werd het daar voor één cent per emmer verkocht. Dat natuurlijke duinwater raakte snel op en daarom ging men ertoe over om water vanuit de Rijn in de duinen te infiltreren, zoals nog altijd gebeurt.

Daarnaast zijn er nog een paar beekjes, zoals de Glipperbeek en de Van Merlenvaart, die ooit ook een natuurlijke beek was. Op de voormalige buitenplaats Bronstee is zelfs een natuurlijke bron, waar schoon duinwater via een ondergrondse beek opwelt en een vijver deed ontstaan: de Bronsteevijver waar je nog altijd in schoon water kunt zwemmen. De met de vijver verbonden Bronsteevaart watert af naar de rivier het Spaarne.

Afb. 2  Beeld van een vrouw die water uit een bron giet. Geplaatst op de brug bij de Bronsteevijver. Werk uit 1936 van de beeldhouwer H.A. van der Eijnden (1869-1839). Foto auteur, 2021

Een ander belangrijk watertje is de Blekersvaart. Vanouds waren aan de duinrand vele blekerijen gelegen, niet alleen in Heemstede, maar ook in Haarlem, Overveen en Bloemendaal. Vuile was werd per schip opgehaald in Haarlem en Amsterdam, gewassen met het schone duinwater en op grote bleekvelden gedroogd. Daarna voeren de schuiten met de schone was weer over de Blekersvaart via het Spaarne terug. Toen eenmaal het netwerk van trekvaarten zijn beslag kreeg, vanaf het midden van de 17de eeuw, bleek die verbinding ook uitermate geschikt voor het wasvervoer. De wasserijen werden weer later stoomwasserijen en de omgeving van de Blekersvaart had tot het midden van de 20e eeuw daardoor een wat industrieel karakter. Daar zijn nauwelijks nog sporen van over. De Blekersvaart gaat over in de Zandvaart, waarlangs ook schuiten met duinzand en schelpen richting het Spaarne voeren, totdat die functie werd overgenomen door het verderop gelegen Heemsteeds kanaal.

Trekvaart

Heemstede was een belangrijke plek op de trekvaartroute tussen Haarlem en Leiden die in 1657 werd open gesteld. Die trekvaart bestond deels uit bestaande, vergraven beekjes, maar er werden ook hele stukken van het traject nieuw gegraven. Ter hoogte van het huidige treinstation Heemstede-Aerdenhout stond de tolpoort aan de Leidse Vaart. Iedereen die gebruik wilde maken van het jaagpad moest tol betalen. Over de aanleg en de exploitatie van die trekvaart zijn intussen complete boeken geschreven, men moet zelf maar even nalezen in de Atlas van de trekvaarten.

Spaarne en kanaal

Het Spaarne is een oude veenrivier, de verbinding van het Haarlemmer Meer met het IJ. Al in 1285 werd een dam met sluizen gebouwd bij Spaarndam om het water van de Rijnlandse boezem te beheersen. Vanaf 1852 is het Spaarne aan zijn andere uiteinde verbonden met de Ringvaart. In 1916 werd in Heemstede vanuit het Spaarne een kanaal westwaarts gegraven dat lange tijd diende om kolen naar de nieuwe Heemsteedse gasfabriek te transporteren; zand en schelpen vanuit duinafgravingen gingen per schip de andere kant op. Heemstede kreeg daardoor een heuse haven waaromheen zich een industriegebiedje ontwikkelde met behalve die gasfabriek onder meer een asbestfabriek, de Nefabas. Die fabriek vertrok en ook aan die afgravingen van de duinen is – gelukkig – een eind gekomen. De Heemsteedse haven verloor de afgelopen decennia zijn industriële karakter en zeer recent is hij omgeturnd tot een aantrekkelijke plek voor recreatie met ligplaatsen voor jachten. Er is nu zelfs een grand café met een mooi terras aan het water.

Aan de oostzijde van Heemstede zijn door de verkavelingen in de jaren ’20 en 30 van de vorige eeuw enkele woonwijken prachtig aan het Spaarne komen te liggen, zodat de bewoners daar met hun eigen roei- en zeilbootjes konden varen. Toevallig ben ik in één van die wijken opgegroeid en alle kinderen, ik ook, hadden rubberbootjes. Ook aan Het Spaarne vinden we een op traditie gestoelde watersportvereniging die er al sinds 1885 zijn sfeervolle onderkomen met botenhuis heeft. Een kleine inham aan het Heemsteeds kanaal biedt sinds 1959 thuishaven aan een groep zeeverkenners en is van belang voor maritieme educatie en botenbouw.

Afb. 3 De Leidsevaart, de trekvaart tussen Haarlem en Leiden, ter hoogte van Heemstede (Manpadslaan). Foto auteur, 2021.

Ringvaart

En dan is er natuurlijk nog de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder die voor een groot deel langs Heemstede loopt met het gemaal Cruquius. De verhalen die met de Ringvaart en ‘de Meer’, inclusief zijn drooglegging, zijn verbonden vormen een hoofdstuk apart. Ik heb hier in deze Thuishoek slechts wat maritieme plekken willen uitlichten die je op een willekeurige wandeling door Heemstede tegen kunt komen. Dit onderzoeken van zogeheten ‘blauw erfgoed’ is een leuke bezigheid en kun je feitelijk in elke plaats doen en het gebeurt gelukkig steeds meer. Maritiem erfgoed is overal en de verhalen liggen er voor het oprapen, ‘opvissen’ zo men wil.

Het maritieme verleden kan in Nederland steevast rekenen op een grote belangstelling, maar het onderzoek naar de visserij lijkt de laatste jaren juist aan populariteit te hebben ingeboet. Hoog tijd om van koers te veranderen, vindt Holland. In een nieuw themanummer en symposium wil Holland laten zien dat het visserijverleden nog altijd een schat aan verhalen biedt en op nieuwe manieren kan worden belicht en onderzocht.

Op vrijdagmiddag 1 oktober organiseren Holland en Museum Vlaardingen een symposium over het Hollandse visserijverleden. Het programma en verdere informatie vindt u hier.

Samen met Tineke van Loosbroek gaf Jan de Vries de brieven van Betsy Repelius aan haar vriendin Marie du Saar (1860-1952) uit. Hoewel we mensen uit het verleden natuurlijk nooit echt kunnen kennen, is dat inderdaad het beeld dat de lezer krijgt op basis de enorme collectie van 350 brieven, geschreven in een periode van twintig jaar (1891-1911). Marieke Dwarswaard, redacteur van tijdschrift Holland. Historisch Tijdschrift, legt in haar recensie uit waarom dit venster een venster vormt op vrouwenlevens rond 1900. Haar bevindingen lees u hier.

Arjan Nobel

Een dijk, een kerk en een handvol huizen. Veel meer is Cillaarshoek niet. Het buurtschap, dat anno 2021 deel uitmaakt van de gemeente Hoeksche Waard, kan ook niet bogen op een grootse geschiedenis. Het jaar 1788 vormt eigenlijk de enige rimpeling in de historie, toen dorpelingen de lokale belastinginner belaagden. De reden? Zijn ‘politique gevoelens’.[1] Voor de oorsprong van het gehuchtje moeten we echter veel verder terug in de tijd. Naar 1421 om precies te zijn.

Na de St. Elisabethsvloed zwierven talloze ontheemden door de ondergelopen polders. Onder hen de inwoners van Broek en Weede, twee dorpjes gelegen in het meest westelijke puntje van de Groote Waard. Het was Jacob van Gaasbeek, de heer van Strijen, die hulp bood. Hij gaf de vluchtelingen toestemming zich te vestigen ‘op synen dyck’. Zo ontstond aan de latere Keizersdijk – volgens overlevering vernoemd naar keizer Karel V – het dorpje Cillaarshoek.[2]

Nog jarenlang waren de gevolgen van de enorme watervloed zichtbaar in het landschap. Bijna een eeuw na de overstroming zag een reiziger uit Napels nog enkele torenspitsen boven het water uitsteken.[3] Deze kerken waren toen allang ontdaan van hun kostbaarheden. In de maanden na de ramp namen mensen uit de streek veel waardevolle voorwerpen mee, die ze te gelde maakten of thuis bewaarden. In 1439 riep het gerecht van Dordrecht haar burgers op om de kerkklokken, die zij in de ruïnes hadden gevonden, in te leveren.[4]

De klok van Broek viel niet in de handen van schatzoekers, maar kreeg een tweede leven in Cillaarshoek. Alleen het opschrift herinnerde nog aan zijn eertijds: ‘VOCOR MARIA MCCCLXXXVIII’, ‘ik word Maria genoemd 1388’. Overigens werden ook stenen en hout van het Broeker bedehuis hergebruikt. In 1536 verklaarde een dorpeling dat hij van zijn vader had gehoord ‘dat die kerck van Cijlishouck gemaect zoude zijn geweest van eenige stucken gebroecken van de kerck van tBrouck ende dat die clocken vanden Brouck daer gebrocht worden’.[5]

Eeuwenlang kondigde de klok van Cillaarshoek rouw, blijdschap, rust en onrust aan. Tot de Duitse bezetter hem in 1943 in beslag nam. Een jaar later werd besloten deze en andere klokken af te voeren naar Duitsland, om daar te worden omgesmolten en gebruikt als grondstof voor de wapenindustrie. Het schip dat de klokken vervoerde, zonk echter op het IJsselmeer. Dat bleek de redding. Na de oorlog werd de lading ongeschonden naar boven gehaald en teruggeplaatst. Ook de Maria van Cillaarshoek die, zes eeuwen na de St. Elisabethsvloed, nog steeds van zich laat horen.

Illustratie Maarten Streefland

Deze Uithoek is eerder verschenen in Holland 2021.2 over de St. Elisabethsvloed. Dit nummer is hier te bestellen.


[1] L. van Ollefen, De Nederlandsche stad- en dorp-beschrijver. De Hoeksche Waard (Amsterdam 1793) Cillaarshoek 6.

[2] A.G. de Groot, ‘Het verdronken dorp Weede’ in: Zuid-Hollandse Studiën IV (Voorburg 1954) 50-71, aldaar 68.

[3] Arjan Nobel, Besturen op het Hollandse platteland. Cromstrijen 1550-1780 (Zutphen 2012) 23.

[4] Henne van Heeren, Harry Aardoom en Marian Vermeeren, ‘De klokken van de Groote Waard’, Dordrecht Monumenteel (2017) nr. 64, 25-38, aldaar 25. Voor een vergelijkbare oproep, gedaan door de ambachtsheer van Mijnsheerenland, om juwelen, klokken, boeken, ornamenten en andere gereedschappen uit de kerk van Leijderkerk in te leveren, zie: J.D. Tresling, Rondom de Binnenmaas (Rotterdam 1936) 151.

[5] Nationaal Archief, Den Haag, Archief van het Kapittel van Geervliet, 1536-1571, inv. nr. 2, fol. 10v.

Henk Looijesteijn

In de zomer verblijf ik een maand in Driehuis, omwille van Midas de kat. Als kleinbehuisde Amsterdammer laat ik dan de stoffige stad voor wat die is, en druk ik de voetstappen van vele andere Amsterdammers uit het verleden. Driehuis wordt namelijk aan de ene kant begrensd door begraafplaats Westerveld – een Amsterdams initiatief – en aan de andere kant door lommerrijke buitenplaatsen – Schoonenberg, Velserbeek, Waterland en Beeckestijn. Amsterdams geld werd daar omgezet in fraaie buitenhuizen in het groen.

Een half uur gaans van mijn ‘buitenhuis’ ligt het kerkdorp Velsen. Tot vorig jaar was ik er nooit geweest, vanwege de lawaaiige verkeersweg die het dorp afsnijdt van de groene oase van Velserbeek. Maar de kerktoren van Velsen was altijd een lonkend baken van eerbiedwaardige ouderdom, en toen ik de toegang naar het dorp had ontdekt – een fiets- en voetgangerstunnel onder de snelweg – vond ik eindelijk mijn weg naar het oude doch verborgen hart van dit bij vele Hollanders onbekende gebied.  

Afb. 1 De robuuste 13de-eeuwse kerktoren van Velsen, gewijd aan de heilige Engelmundus, volgeling van Willibrord en de eerste priester in Kennemerland.

Velsen is een historische openbaring. Het is een vlek van niks, je loopt er zo doorheen. Het is strak begrensd tot een driehoek, verborgen tussen de drukke weg naar IJmuiden, het Noordzeekanaal en de elegant op afstand gehouden jongere bebouwing van Velsen-Zuid. Maar het is wel een heel mooi vlekje voor de geschiedenisliefhebber. Middenin staat een 11de-eeuwse tufstenen kerk aan wie de geschiedenis is af te lezen. Al voor 722 werd de parochie Velsen gesticht door Willibrord, en toen was er al een voor die tijd dichtbevolkt dorp.

Aan de noordkant van de kerk is in de muur de omtrek te zien van wat ooit de Brederodekapel was, een bijzondere plek in de geschiedenis van de Hollandse archeologie. Hier werden namelijk in 1967 de stoffelijke resten gevonden van Willem, eerste heer van Brederode (c. 1225-1285) en zijn vrouw Hillegonda van Voorne (c.1230-1302), van wie het ooit zo machtige geslacht Brederode afstamde. Kasteel Brederode was hun woon- en machtszetel, maar hier in Velsen gingen ze naar de kerk. Reconstructies van hoe Willem en Hillegonda eruit hebben gezien, kun je tegenwoordig bewonderen in het Huis van Hilde in Castricum – een fietstochtje van een uur vanaf Driehuis. Jammer dat er in Velsen op de kerkmuur niet een bordje of monumentje is aangebracht voor de Brederodes.

Afb. 2 Ooit stond hier de Brederodekapel, tot de Spanjaarden in 1573 de kerk verwoestten. Ruimte zat voor een gedenksteen voor het ooit zo machtige en historisch belangrijke adellijk geslacht.

Naast de kerk verraden de kleine maar fraaie huizen – dikwijls 17de en 18de-eeuws – de ouderdom van het plaatsje. Sommige panden zijn duidelijk de uitkomst van eeuwen aan verbouwen, met opmerkelijke hoeken die geen architect zou bedenken. De straatjes zijn er smal en vrij van auto’s. Op twee plaatsen wordt herinnerd aan het feit dat Velsen in de loop der tijden is gehalveerd, met dank aan het Noordzeekanaal. Aan het kanaal zelf staat een monumentje voor dat verdwenen Velsen; bij de kerk kun je op een bord zien wat er afgebroken is: de notaris, de dokter, de smid, de bakker en de slager moesten allen wijken.

De verbredingen van het Noordzeekanaal betekenden een grote omslag in de geschiedenis van het dorp. Lag Velsen eerst nog op afstand van het oorspronkelijk tracé, nu ligt het op de oever. De Velsenaren hadden er gezien het monumentje zo hun eigen gedachten over. Gelukkig lijkt de oude kern bewaard te zijn: naast de kerk staat het weeshuis uit 1769, en het voormalige raadhuis van Velsen – een betrekkelijk modern bouwsel uit 1906 dat mild detoneert tussen de oudere panden. Het woonwijkje is nu een beschermd dorpsgezicht, dus het kanaal kan er niet meer van afsnoepen.

Afb. 3 Doorkijkje naar het Noordzeekanaal in het hart van Velsen, historisch ‘oud-Hollands’ dorp verborgen tussen snelweg, kanaal en moderne stadswijk.

Naast de kerk ligt ondertussen een ander, toevallig monument voor de kanaalaanleg. Onder forse stenen liggen daar mensen met Engelse namen, zoals Daniel Cray uit Holytownbridge in Lanarkshire. De jonge Schot, voorman op een locomotief, stierf op 31 mei 1870 ver van zijn vaderland, slechts 23 jaar oud. Wat hem zo jong deed sterven, vertelt de steen niet. Hij en een aantal andere onderdanen van koningin Victoria kwamen voor de ‘Amsterdam Canal Works’ naar Nederland en vonden er hun graf. 

Zo balt de geschiedenis van Holland zich samen in Velsen, aan weerszijden van de kerk: de Brederodes rustten er aan de noordkant, Daniel Cray en zijn collega’s aan de zuidkant. Emblemen van de middeleeuwen op een steenworp afstand van vertegenwoordigers van de Industriële Revolutie.

Webinar over Straten in Holland

Kalverstraat, Dorpsstraat, Hoogstraat. Wie kent ze niet? De één ontmoet er zijn idolen, de ander gaat er winkelen. Straten zijn vaak onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van een stad of een dorp. Soms leiden ze ook tot controverses. J.P. Coenstraat, kan dat nog wel? 

In samenwerking met de Gemeente Vlaardingen en Museum Vlaardingen dook Holland. Historisch Tijdschrift op woensdag 29 juli van 10 tot 11 uur in de fascinerende geschiedenis van Hollandse straten. 

Tijdens een online Webinar op de Facebookpagina van Holland. Historisch Tijdschrift vertelden drie sprekers vanuit verschillende invalshoeken hoe specifieke straten in Amsterdam, Schiedam en Vlaardingen ons meer kunnen vertellen over de geschiedenis van deze drie steden.

Het Webinar gemist? Deze is hier volledig terug te kijken.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is Webinar-1024x576.jpg

Programma
10:00 uur: Inloop

10:05 uur: Welkom door Frank de Hoog (Conservator Museum Vlaardingen) en Ad van der Zee (Voorzitter Stichting Holland Historisch Tijdschrift)

10:15 uur: Arjan Nobel (Universitair docent Nederlandse Geschiedenis van de Universiteit van Amsterdam) het onderzoeksproject van de UvA naar standbeelden en straatnamen van ‘omstreden’ historische figuren.

10:30 uur: Merel van der Vaart (Conservator Stadsgeschiedenis Stedelijk Museum Schiedam) over de podcastserie ‘In de Hoogstraat’

10:45 uur: Tim de Ridder (Stadsarcheoloog Gemeente Vlaardingen) over de Vlaardingse Hoogstraat als de oudste straat van Holland

11:00 uur: Opening van de expositie ‘Hoogstraat Vlaardingen: oudste straat van Holland’? in Museum Vlaardingen. Startpunt van de Dag van de Slag 2020


Het webinar wordt technisch mogelijk gemaakt door het Vlaardingse poppodium De Kroepoekfabriek.

Na lange tijd kunnen musea, archieven en andere culturele instellingen hun deuren weer openen voor het publiek, zo ook het Stadsarchief Amsterdam. Tot en met 11 juli werd daar werk van George Hendrik Breitner, Isaac Israels en tijdgenoten tentoongesteld in de expositie ‘Amsterdam in aquarel en pastel, 1860-1925’. Wouter Linmans kon dankzij de gelijknamige uitgave, samengesteld door J.F. Heijbroek, de afgelopen weken vanuit het comfort van de leunstoel zich voor ons vertrouwd maken met deze kunstwerken. Benieuwd naar zijn bevindingen? Lees zijn recensie hier.