Door Corien Glaudemans, historicus

Bourgondië en Beieren

Gravin Jacoba van Beieren spreekt al eeuwenlang tot onze verbeelding. Over deze vorstin en haar strijd om de opvolging in Holland, Zeeland en Henegouwen verschenen tal van biografieën. Veel minder is bekend over haar moeder Margaretha van Bourgondië. Margreet Brandsma heeft deze middeleeuwse vorstin uit de vergetelheid gehaald.

Margaretha van Bourgondië was de oudste dochter van hertog Filips de Stoute van Bourgondië. Het beroemde dubbelhuwelijk van 1385 van Margaretha met Willem van Beieren, de oudste zoon van graaf Albrecht van Holland, Zeeland en Henegouwen, en haar broer Jan met Margaretha van Beieren bezegelde een alliantie tussen het Beierse en het Bourgondische huis. De huwelijken vormden een politiek bondgenootschap tussen de Bourgondische en de Beierse dynastie, met een centrale rol voor Margaretha van Bourgondië.

Aan de grafelijk hoven in Den Haag en in Le Quesnoy in Henegouwen had Margaretha van Bourgondië een functie die meer dan alleen maar ceremonieel was. Zij had een eigen vorstelijke hofhouding van meer dan 160 personen, van hofdames en biechtvader tot koks en stalknechten. Regelmatig trad de vorstin op als plaatsvervanger van haar echtgenoot of onderhield contacten tussen het Beierse en het Bourgondische hof. Tussendoor werd er ook gelezen. Aan de hand van manuscripten weet Brandsma de interessante bibliotheek van Margaretha te reconstrueren. De vorstin, die in Den Haag en in Henegouwen een eigen hofkapel had en vele pelgrimages maakte, las niet alleen religieuze werken. In het kasteel in Le Quesnoy stonden historiografische en Franstalige literaire werken naast Het boek van de stad der vrouwen van Christine de Pizan op de plank. Uit de bronnen blijkt ook dat Margaretha gefascineerd was door verhalen over haar koninklijke, Franse voorgeslacht.

Loyaliteit bij Jacoba van Beieren

De politieke rol van Margaretha van Bourgondië veranderde drastisch in mei 1417. Die maand stierf haar echtgenoot. Na zijn overlijden werd de positie van hun enige kind, Jacoba van Beieren, aangevochten. In de machtsstrijd om de opvolging koos Margaretha openlijk de zijde van Jacoba als erfopvolgster van het Beierse huis. Ook al hadden edelen en steden van de graafschappen aan haar overleden echtgenoot toegezegd dochter Jacoba als rechtmatige opvolgster te erkennen, de praktijk bleek anders. Jan van Beieren, jongste zoon van Albrecht van Beieren, probeerde de macht te grijpen. Deze strijd zorgde in Holland en Zeeland voor een heropleving van de conflicten tussen de Hoeken en Kabeljauwen, waarbij Jacoba en Margaretha Hoekse steun kregen en Jan van Beieren steun van Kabeljauwse zijde. Tijdens de strijd was Margaretha jarenlang de belangrijkste adviseur van haar dochter.

De douarie in gevaar

Een wapen in de opvolgingsstrijd waarover Margaretha beschikte, waren de inkomsten uit haar douarie of weduwgoed. Veel geld kwam binnen uit haar domeinen, die zich uitstrekten van Henegouwen tot aan het eiland Texel. Deze inkomsten waren voldoende om in vredestijd zelfstandig te kunnen handelen. Maar de conflicten verstoorden haar inkomen.

De machtige mannelijke leden van zowel de Beierse als de Bourgondische dynastie stonden tijdens de opvolgingsstrijd vijandig tegenover Margaretha en gebruikten financiële maatregelen als wapen. Eigendommen werden in beslag genomen en uitkeringen geannuleerd. Toen de financiële nood van de gravin te hoog werd moest zij zich neerleggen bij het feit dat Filips de Goede de macht overnam, zowel in Holland als in Henegouwen. De Bourgondische hertog bleek een te sterke tegenstander. Daarna speelde Margaretha nauwelijks meer een rol in de internationale politiek. Na het overlijden van haar dochter Jacoba in 1436 verbleef Margaretha tot aan haar dood in 1441 vrijwel voortdurend in Henegouwen. Daar is zij in een grafkapel bij de kerk van Le Quesnoy begraven.

Margreet Brandsma heeft in haar interessante boek duidelijk aangetoond dat Margaretha van Bourgondië geen voetnoot was in de geschiedenis, maar dat zij een belangrijke rol heeft gespeeld in de politieke verwikkelingen aan het begin van de 15de eeuw. Er komt een beeld naar voren van een intelligente en vooral strijdvaardige middeleeuwse vorstin. De 15de-eeuwse chroniqueur Georges Chastellain schreef over de vorstin: ‘Want men moet weten dat er op aarde geen dame zo onverschrokken was als zij….’. Misschien was deze kwalificatie niet bedoeld als een compliment, maar moedig was zij zeker.

Margreet Brandsma, Tussen twee dynastieën Margaretha van Bourgondië, 1374-1441, gravin van Henegouwen, Holland en Zeeland, Middeleeuwse Studies en Bronnen 181, Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2022, 304 pp., ISBN: 9789087049843. Prijs: €29,-

Door Jaap de Haan, historicus Universiteit Utrecht en redacteur Holland

Een maand na de Franse inval in de Republiek drongen woedende boeren de burgermeesterkamer van het Goudse stadhuis binnen om te protesteren tegen het plan de sluizen in de stad verder open te zetten (pp. 82-87). Het idee was afkomstig van een aantal Hollandse regenten, die belast waren met de verdediging van het gewest. Het onderwater zetten van de polders rond Gouda moest een verdere Franse opmars beletten. Daaraan had  de plattelandsbevolking geen boodschap, want de inundaties zouden hun land ruïneren. Willem III moest eraan te pas komen om het boerenverzet te beëindigen. De prins dreigde met lijfstraffen als zij de verdediging van het land bleven traineren.

Deze episode is een goed voorbeeld van de strekking van Regenten en de Waterlinie. Auteur Leen Ouweneel beschrijft op basis van nieuw archiefonderzoek het optreden van de Hollandse regenten in de tweede helft van 1672. Zijn voornaamste conclusie is dat het bekende gezegde over het Rampjaar, namelijk dat het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos was, niet opgaat voor de Hollandse, stedelijke bestuurders.

Al ruim voor de invasie stelden de Gecommitteerde Raden van Holland – het dagelijks bestuur van de gewestelijke Staten – een commissie in die inventariseerde welke polders geïnundeerd konden worden. De successen die honderd jaar eerder dankzij het water waren behaald tegen de Spanjaarden, waren de basis voor dit idee. Aanvankelijk probeerden de Hollanders met het buurgewest een gezamenlijke verdedigingslinie aan te leggen in de Gelderse vallei, maar de Franse invasie maakte aan deze plannen een einde. Holland besloot toen op de grens met Utrecht de landerijen onder water te zetten.

Op 13 juni – vier dagen voor de terugtocht van het Nederlandse leger van de IJssellinie – werden de eerste sluizen opengezet en dijken doorgestoken. Hoewel de plannen dus klaar lagen, had het nog heel wat voeten in aarde voordat de linie echt gereed was. Er was verzet van boeren en het kostte moeite voldoende mannen op de been te brengen voor noodzakelijke graafwerkzaamheden. Toch werd de Waterlinie een succes. Toen Lodewijk XIV eind juni na mislukte vredesonderhandelingen zijn opmars wilde voorzetten, stuitte zijn leger immers op een onneembare hindernis.

Ouweneel geeft een overzicht van de Hollandse Waterlinie aan de hand van de vijf hoofdposten, die de belangrijkste accessen (doorgangen) in de watervlakte verdedigden. Dat zijn Muiden aan de Zuiderzee, Nieuwerbrug aan de Oude Rijn, Goejanverwellesluis aan de Hollandse IJssel, Schoonhoven aan de Lek en Gorinchem aan de Merwede. In deze hoofdstukken staat hij stil bij de activiteiten van de Hollandse gedeputeerden, de (problemen met de) inundaties en het verzet van de lokale bevolking. De belangrijkste gevechtshandelingen komen ook aan bod, zoals de tocht over het ijs van het Franse leger onder leiding van de hertog van Luxemburg aan het eind van 1672, die uitmondde in de plundering en verwoesting van Zwammerdam en Bodegraven. Opmerkelijk is overigens dat de stad Amsterdam door de Staten van Holland geautoriseerd werd om de verdediging rond de hoofdpost Muiden en Weesp te organiseren.

De laatste jaren is het belang van lokale geschiedenis toegenomen. Niet zelden vullen amateurhistorici op basis van onderzoek in regionale archieven de algemene, nationale geschiedenis aan en soms stellen ze die ook bij. Dat doet Ouweneel ook. Hij laat in Regenten en de Waterlinie overtuigend zien dat de Hollandse regenten allerminst lamgeslagen Lodewijks verovering van de Republiek gadesloegen. De auteur is jammer genoeg erg bescheiden over de resultaten van zijn onderzoek en daarmee doet hij de lezer en zichzelf tekort. In de inleiding formuleert hij losjes de invalhoek van zijn boek en in de summiere epiloog stipt hij kort de uitkomsten aan. Aangezien de hoofdstukken meer feitelijk dan analytisch van aard zijn moet de lezer zelf aan het werk om een algemene conclusie uit het boek te halen. Gezien de bijdrage van dit boek aan de geschiedschrijving van het Rampjaar had Ouweneel zichzelf in het boek een groter podium mogen geven.

Leen Ouweneel, Regenten en de Waterlinie in het Rampjaar. Hoe de Hollandse Waterlinie tot stand kwam. Uitgeverij: Historische Uitgaven Schoonhoven, Schoonhoven, 2022, 267 p., ill., ISBN 97890 8230 9553. Prijs: €24,95.

Een historische canon kan een effectief middel zijn om grip te krijgen op de onoverzichtelijke brei die het verleden is. Toch is het geen onomstreden genre. Elke canon is immers een soort machtsgreep ten aanzien van de geschiedenis. Vanzelfsprekend ontbreken er talloze ontbrekende vensters, waarover historici, liefhebbers en activisten zich niet zelden stevig opwinden. De Canon van de Hoeksche Waard, die eind 2021 door Museum Hoeksche Waard werd uitgebracht, is een geslaagde, maar ook uitzonderlijke variant op het thema. Laura van Hasselt dompelde zich onder in de vijftig vensters die door maar liefst 26 auteurs tot stand zijn gekomen. Lees haar review hier.

Allegorie op de Franse invasie in 1672 door Johannes van Wijckersloot, 1672. Collectie Rijksmuseum Amsterdam

Op 20 augustus 2022 is het precies 350 jaar geleden dat Johan en Cornelis de Witt op een verschrikkelijke manier om het leven werden gebracht. Op die dag verschijnt een speciale editie van Holland Historisch Tijdschrift, volledig gewijd aan de gebeurtenissen in het Rampjaar 1672. Ter gelegenheid hiervan organiseren wij een symposium in samenwerking met de Vrienden van De Witt en het Haags Historisch Museum, waar de tentoonstelling Rampjaar te zien is.

Wij nodigen u van harte uit hierbij aanwezig te zijn. Aan deelname van het symposium zijn geen kosten verbonden, met uitzondering van de entree van het museum die bij binnenkomst voldaan moet worden. Met een museumkaart is toegang tot het museum gratis. Klik hier voor het bestellen van uw gratis ticket. Een vrijwillige bijdrage in de kosten waarderen wij zeer en kunt u op 20 augustus ter plaatse overmaken met een tikkie of contant achterlaten.

Lees meer »

In het nieuwste nummer lees je alles over hoe de Caraïben het economische, maatschappelijke en culturele landschap in Holland hebben beïnvloed. Zo bespreken Gabriëlle La Croix en Matthias Lukkes het leven van de rijke commandeur van St. Eustatius in de 18e eeuw, neemt Jan Bant u mee in het verhaal van Hermina en Otto Huiswoud en vertelt Esther Schreuder het verhaal van Sideron, een Curaçaose jongen die in 1763 als ‘cadeautje’ in Den Haag terecht wam. Daarnaast zijn er bijdragen over de migratiegeschiedenis van de gamelan (Emily Hansell Clark), de Kachu als communicatiemiddel en muziekinstrument (Dyonna Benett), slavernij en Hollandocentrisme (Alex van Stipriaan) en Alkmaar in Suriname (Henk Looijesteijn). Reserveer Caraïbisch Holland nu direct in onze webwinkel!

 

Lees meer »

Door Kerrewin van Blanken, promovendus project The Invention of Public Diplomacy in Early Modern Europe (UvA/KNAW)

Hiëronymus van Beverningk tijdens het rampjaar 1672 is een boek met twee gezichten. Enerzijds is het een politieke biografie van een invloedrijke, maar nauwelijks bekende staatsman, die ooit werd gezien als mogelijke opvolger van Johan de Witt. Anderzijds blijft de persoon van Hiëronymus van Beverningk in het verhaal vaak ondergeschikt aan een algemenere beschrijving van de politieke en militaire gebeurtenissen in en rondom 1672.

Als publieksboek in het kader van de herdenking van het rampjaar is de uitgave in ieder geval zeer geslaagd. Het is vlot geschreven, en de citaten in het 17de-eeuws Nederlands zijn voorzien van heldere duiding. De lange stoet aan historische personages en gebeurtenissen is makkelijk te volgen door de vele portretten die in het boek zijn opgenomen en door kruisverwijzingen naar eerdere optredens. De analyse van het politiek en diplomatiek gekonkel rondom 1672 is grotendeels gebaseerd op secundaire literatuur en biedt daardoor weinig verrassende inzichten. De auteur Wout Troost slaagt erin de complexe stof helder uit te leggen, waardoor het boek voor zowel de geïnteresseerde leek als voor gespecialiseerde historici een handig overzicht biedt.

De eerste twee hoofdstukken beschrijven de levensloop van Van Beverningk vóór 1672, de geopolitieke opmars naar de oorlog van 1672, en Van Beverningks driehoeksverhouding met raadpensionaris Johan de Witt en Willem III. Zijn relatie tot deze twee mannen loopt als een rode lijn door het boek. Van Beverningk zat in het kamp van de republikeinse raadpensionaris, maar zag nog wel een rol weggelegd voor de jonge Willem III in het staatsbestel op het moment dat deze volwassen zou worden. Hoe dichter die dag naderde en hoe meer functies werden toegekend aan de jonge prins, hoe groter de kloof tussen Van Beverningk en De Witt werd.

Dit is een belangrijk punt voor Troost. Van Beverningk is door tijdgenoten en historici vaak verweten dat hij na de val van De Witt opportunistisch van kamp wisselde. Voorstanders van De Witts Ware Vrijheid zagen hem als een verrader, terwijl Orangisten hem bestempelden als een onbetrouwbare Wittiaan, die tijdens de vredesonderhandelingen van 1676-1678 nog probeerde het gezag van Willem III te ondermijnen. Troost laat overtuigend zien dat Van Beverningk eigenlijk een vrij consistente middenweg bewandelde. Vanwege zijn kwaliteiten als diplomaat en politicus namen zowel De Witt als Willem III hem in vertrouwen.

De volgende vier hoofdstukken behandelen de gebeurtenissen in het jaar 1672 in min of meer chronologische volgorde, met de focus op de militaire manoeuvres (hoofdstukken 3 en 6) en de binnenlandse politieke ontwikkelingen (hoofdstukken 4 en 5). Het laatste hoofdstuk bespreekt in vogelvlucht de rest van de oorlog, de vredesbesprekingen in Keulen (1673-1674) en Nijmegen (1676-1678) en eindigt met een heel summiere beschrijving van Van Beverningks laatste levensjaren.

Troost weet handig de grote gebeurtenissen binnen de Nederlandse en Europese politiek uit de doeken te doen aan de hand van Van Beverningks verschillende politieke rollen als diplomaat, thesaurier-generaal van de Staten Generaal, als gedeputeerde ter velde in het Staatse leger en als schepen in de vroedschap van Gouda. Hoewel deze uitweidingen over de binnen- en buitenlandse politiek soms de aandacht enigszins afleiden van de hoofdpersoon, weet Troost op de sterkste momenten in het boek Van Beverningks verschillende rollen in te zetten om inzicht te geven in de dynamiek tussen deze politieke niveaus. Zo stelde Van Beverningk als gedeputeerde ter velde – de facto opperbevelhebber van het Staatse leger – in juni 1672 de Hollandse waterlinie in werking, terwijl hij als lid van de Goudse vroedschap zijn eigen stad van de noodzaak van de inundaties moest overtuigen. Tegelijk besprak hij met Willem III en de Nederlandse gezanten de diplomatieke tactieken voor de onderhandelingen met Lodewijk XIV.

Juist op dit punt had Troost naar mijn inzien meer kunnen toevoegen aan het bekende verhaal van het Rampjaar. De debatten rondom het huidige herdenkingsjaar lijken namelijk grotendeels te worden bepaald door een spanning tussen het oude nationale verhaal over 1672 en de roep om meer regionale (en ook vooral niet-Hollandse) en internationale perspectieven. De vraag wat de biografische insteek van dit boek ons kan vertellen over de verwevenheid van lokale, landelijke en internationale belangen en hoe Van Beverningk zich in al zijn verschillende hoedanigheden profileerde komt niet aan bod. Desondanks heeft Troost een spannend en overzichtelijk boek afgeleverd, met een interessante herwaardering van de politicus die nog voor enige politieke continuïteit kon zorgen tussen de regimes van De Witt en Willem III.

Wout Troost, Hiëronymus van Beverningk tijdens het rampjaar 1672 (Uitgeverij Walburg Pers: Zutphen 2021), 160 blz., ill., ISBN 9789462497900. Prijs €19,99.

Door Ron Brand, conservator Maritiem Museum Rotterdam

Jaap R. Bruijn, emeritus hoogleraar zeegeschiedenis aan de Universiteit van Leiden, stond aan de wieg van de Zeven Provinciën Reeks, die al sinds 1990 wordt uitgegeven door uitgeverij Verloren. Zelf werkte Bruijn mee aan verschillende deeltjes, die in een beknopte vorm informatie bieden over een bepaald aspect van de Nederlandse geschiedenis en cultuur van de 16de, 17de en 18de eeuw. Veel van de tot nu toe verschenen delen hebben een maritiem onderwerp en dat zal ongetwijfeld door Bruijn zijn gestimuleerd.

In het nu als deel 41 verschenen deel gaat Bruijn zelf in op een specifieke periode in de geschiedenis van de Rotterdamse admiraliteit. De marine van de Republiek was in de 17de en 18de eeuw niet een eenheid, maar bestond uit vijf admiraliteitscolleges: Amsterdam, Zeeland, West-Friesland, Zeeland en de Maze (Rotterdam). De voornaamste taken van de admiraliteiten waren het beheer en de uitrusting van de oorlogsvloot en de inning van belastingen, de zogenaamde convooien en licenten.

Veel archiefstukken van de admiraliteiten gingen verloren of raakten zwaar beschadigd op de avond van 8 januari 1844, toen brand uitbrak in het Ministerie van Marine. Gelukkig werden veel van de stukken gered door ze uit het raam te gooien. Half verbrand, doorweekt door het bluswater, bevroren, met slijk, sneeuw en ijs overdekt werden ze overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief om te worden gerestaureerd. Van de notulenboeken van de Maze, 1588-1795, die 234 banden telden, waren er nog 90 over. Wat betreft de eerste helft van de 17de eeuw zijn de resoluties van de admiraliteiten van Amsterdam en Rotterdam allesbehalve compleet, maar de Rotterdamse archiefstukken uit de periode 1625-1644 zijn grotendeels nog intact.

In de jaren 1980 maakte viceadmiraal A. de Booy b.d. transcripties van de overgebleven Rotterdamse resoluties. Hij gaf zelf een aanzet tot onderzoek van de Rotterdamse admiraliteit met een artikel over de Maze in de periode 1626-1628. Bruijn borduurt hierop voort. Aan de hand van enkele beeldbepalende aspecten, zoals het bestuur, de vergaderingen, de belastinginning, de financiën, de scheepswerf, de schepen, de officieren en zeelieden, biedt hij een zeer waardevol inkijkje in het reilen en zeilen van de Rotterdamse admiraliteit. Rode draden in deze periode zijn het gebrek aan daadkracht in het bestuur en het voortdurende gebrek aan geld. Oorzaken waren de bijdrage van de Staten-Generaal, die vaak niet tijdig of volledig werd uitbetaald, alsmede de inkomsten uit belastingheffingen, die achterbleven. Ook werd veelvuldig gefraudeerd en werden allerlei regels ontdoken. Leveranciers, zeelui en anderen moesten soms jaren op hun geld wachten. Opmerkelijk genoeg was er voor de aankoop van allerlei zeemansgidsen en prenten wél altijd geld beschikbaar.

De Rotterdamse admiraliteit had voortdurend te kampen met (te) weinig geld en toch veel verplichtingen en je vraagt je dan ook af hoe de Maze dit systeem zo lang in stand heeft weten te houden. Een vergelijking met de periode vanaf 1650, als diverse zeeoorlogen met Engeland worden uitgevochten, en ook met de gang van zaken bij een andere admiraliteit kunnen interessant zijn. Misschien is dat iets voor een volgend deel in de reeks.

Bruijns heldere betoog leest plezierig. De passages waarin problemen ter sprake worden gebracht, hebben een hoog anekdotisch gehalte. Soms geeft Bruijn onderkoeld commentaar, zoals in de inleiding bij twee citaten over de slechte financiële toestand in 1627 in vergelijking tot 1641. Hij stelt dan droogjes dat er in deze jaren niets was veranderd.

Jammer genoeg komt de wisselwerking tussen de Maze en de stad Rotterdam niet zo goed uit de verf. Er waren enkele pestepidemieën in de jaren 1634-1636, maar wat die betekenden voor de admiraliteit blijft onbekend. De notulen noemen niets hierover en bronnen over de stedelijke ontwikkelingen moeten deze gegevens dus aanvullen.

Het is een grote verdienste van Bruijn dat hij na zijn emeritaat in 2003 niet stil is gaan zitten en onderzoek is blijven doen naar tal van maritiem-historische onderwerpen. Bruijn is van zeer vele markten thuis met publicaties over de marine, handel, walvisvaart, maar ook de grote zeevaarders als ook de gewone zeelieden. Over de geschiedenis van de oorlogsvloot in de Republiek schreef hij al een overzichtswerk (ook vertaald in het Engels), maar in het hier besproken boek gaat hij specifiek in op één van de vijf admiraliteiten. Het boek biedt heel veel nuttige informatie voor iedereen die onderzoek doet naar de Nederlandse zeegeschiedenis.

Jaap R. Bruijn, Reilen en zeilen van de admiraliteit van Rotterdam in de jaren 1630-1640. Zeven Provinciën Reeks, nr. 41. (Uitgeverij Verloren: Hilversum 2022) 114 blz., ill., ISBN 9789087049812. Prijs: € 15,-

Inhoudsopgave

Redactioneel | Holland Varia
Mats Dijkdrent | Genezende architectuur. Traditie en medische innovatie in een Leids 16de-eeuws pest- en dolhuis
Marieke Dwarswaard | Een moeizaam huwelijk. De samenwerking tussen christenen en socialisten in het radicale antimilitarisme rond de Eerste Wereldoorlog
Jessica den Oudsten | Een microgeschiedenis. De nakomelingen van het migrantenechtpaar Laurens Govertse en Engeltje Goverts in Amsterdam, 1660-1811.

Holland BLOC

Beeldessay – Laurien van der Werff | Levensechte leeuwen | Lees online
Topstuk – Arie Korbee en Koen Marijt | Stripverhaal ‘Panda’
Column – Henk Looijesteijn | Ode aan de vrijetijdshistoricus
Uithoek Koen Marijt | Fort Wierickerschans


Inhoudsopgave

Redactioneel | Het Rampjaar in Holland
Pauline Kiesow | ‘Een Jonger Heldt, een Josua verheven’. De verbeelding van het stadhouderschap in eigentijdse zang en dichtkunst
Jasper Dekker en Stan Bussen | De minuten van Johan de Witt. Het Rampjaar via nieuwe onderzoeksmethoden ontleed
Merle Lammers | ‘Wat is dit een ruwineusen oorloch’. De Franse oorlogvoering tijdens de Hollandse Oorlog | Lees online

Frans R.E. Blom | ‘Amsterdam is geen Parijs’. De Franse opmars naar de Schouwburg
Arthur der Weduwen | Druk, lees en huiver: vroege herinneringen aan het Rampjaar

Holland BLOC

Interview Wouter Linmans | 1672 in geuren en kleuren
Beeldessay Lex van Tilborg | De moord op de gebroeders De Witt
Tijdingen Jaap de Haan | In het spoor van de Franse doorbraak. Een wandeling langs de Hollandse Waterlinie
Column Ineke Huysman | ‘Bij tegenspoed wijt men het één’
Uithoek Ad van der Zee | De Schenkenschans


Inhoudsopgave

Redactioneel | Caraïbisch Holland
Gabriëlle La Croix en Matthias Lukkes | Johannes Heyliger Pieterszoon. Commandeur en planter op St. Eustatius in de 18de eeuw
Jan Bant | Een menselijke brug. De Hollandse jaren van Otto Huiswoud (1893-1961)
Emily Hansell Clark | Muziek en migratie. De Javaans-Surinaamse gamelan in Den Haag

Holland BLOC

Beeldessay – Esther Schreuder | Een ‘cadeautje’ uit Curaçao voor Willem V
Topstuk – Dyonna Bennett | De kachu communiceert
Column Alex van Stipriaan | Slavernij en Hollandocentrisme
Uithoek – Henk Looijesteijn | Alkmaar in Suriname | Lees online


Inhoudsopgave

Redactioneel | 1572: Opstandig Holland
Judith Bravenboer | Drie partijen – één missie?
Johan Visser | Om de vrijheid van religie?
Raymond Fagel | Het geweld kwam van twee kanten
Lotte van Hasselt | De katholieke vluchtelingenenclave in Amsterdam
Arjan Nobel | ‘Den dach des oordeels is nakende’
Geeske Bisschop | ‘Leve Enkhuizen!’

Holland BLOC

Tijdingen – Christoph van den Belt en Isabel Casteels | Lokaal herdenken van een meerstemmig verleden
Topstuk – Bob Benschop | De Vrijheidsnimf
Beeldessay – Roy Tepe | De Martelaren van Gorcum in beeld
Column – Paul H.A.M. Abels | Coornhert: advocaat van verliezers en verdrukten
Uithoek – Violet Soen | Mons (Bergen)

Op 1 april verloor Alva zijn bril! 450 jaar geleden namen de watergeuzen het stadje Den Briel in. Natuurlijk staat de redactie van Holland ook bij dit keerpunt in de Tachtigjarige Oorlog stil. Het jaar 1572 is het begin van de https://geboortevannederland.nl/ dat in het land groots gevierd wordt.

Met een dubbeldik nummer brengen wij nieuwe perspectieven op dit bijzondere jaar naar voren: Raymond Fagel stelt bijvoorbeeld de ervaringen van Spaanse soldaten centraal, Arjan Nobel richt zich op de Hollandse plattelandsbewoners en Lotte van Hasselt brengt de katholieke vluchtelingengemeenschap in Amsterdam in beeld. Ook kijken we terug op de herdenking aan Den Briel door de eeuwen heen en reflecteren we hoe de herdenking van 1572 er anno 2022 uitziet.

Bestel het nummer snel in onze webwinkel voor slechts 12,50 euro: https://tijdschriftholland.nl/pro…/1572-opstandig-holland/

Lees meer »

Vóór 1385 was er geen enkel klooster in Amsterdam. In 1435 waren het er zestien. Het religieuze leven is in een tijd van vijftig jaar blijkbaar sterk veranderd en tegelijkertijd heeft het uiterlijk van de stad een gedaantewisseling ondergaan. Hoe hebben beide ontwikkelingen op elkaar ingewerkt? Dat is de hoofdvraag van het proefschrift waarop Bas de Melker op 17 oktober 2002 cum laude promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam. Dankzij de inspanningen van de door hemzelf opgerichte Stichting Middeleeuwse Archieven Amsterdam (SMAA), een gilde van toegewijde vakbroeders, financiële begunstigers en uitgever Thys Verloren is deze ‘grensverleggende studie’, aldus recensent Nico Lettinck, alsnog verschenen. Waarom de verschijning van dit proefschrift in boekvorm van onschatbare waarde is, leest u in de recensie.