Hollandse Studiën 42: Serge ter Braake. Met Recht en Rekenschap. De ambtenaren bij het Hof van Holland en de Haagse Rekenkamer in de Habsburgse Tijd (1483-1558). ISBN 9789087040109. 2007, 448 p., ingenaaid, geïllustreerd , €39,-

bestel

Aan het einde van de Middeleeuwen werkten de hoogste vertegenwoordigers van de vorst in Holland en Zeeland bij het Hof van Holland en de Haagse Rekenkamer in Den Haag. Zij hielden zich bezig met rechtspraak, bestuur en financiële zaken. Als bemiddelaars tussen de vorst en zijn onderdanen hadden deze ambtenaren vaak geen eenvoudige taak. In deze prosopografische studie (met een bijlage met biografieën van maar liefst 164 ambtenaren) wordt onderzocht welk profiel de ambtenaren hadden, waarom juist zij werden aangesteld en hoe dat zich vertaalde in de manier waarop ze zich bewogen tussen de vorst en de onderdanen. Er is onder andere aandacht voor institutionele ontwikkelingen, sollicitatieprocedures, loyaliteitsconflicten, onderhandeling stactieken, ketterbestrijding, partijstrijd, netwerken en het aannemen van geschenken. Met Recht en Rekenschap biedt belangrijke nieuwe inzichten in de geschiedenis van Holland aan het einde van de Middeleeuwen, op weg naar de nieuwe tijden van de Republiek.

Hollandse Studiën 41: Corien Glaudemans, Om die wrake wille. Eigenrichting, veten en verzoening in laat-middeleeuws Holland en Zeeland. 2004, 415 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403528, € 39,-

bestel

De aanpak van geweldsmisdaden was een levensgroot probleem in de late Middeleeuwen. In het eerste deel van dit boek laat Corien Glaudemans zien hoe men in de graafschappen Holland en Zeeland probeerde de veten tussen hoge edellieden terug te dringen. In het tweede deel staat de vergelding na doodslag centraal. Deze kwam in alle lagen van de bevolking voor en werd, onder bepaalde voorwaarden, tot het begin van de zestiende eeuw geaccepteerd. Wel bestreed men deze bloedwraak indirect, bijvoorbeeld door beperking van wapengebruik en (gedwongen) vrede. Het laatste deel van het boek is gewijd aan de daders en de oplossing van conflicten. Er werd massaal gevlucht en verbannen, maar op een gegeven moment moest er toch een zoenovereenkomst gesloten worden. Aan de hand van vele voorbeelden wordt een levendig beeld geschetst van het eeuwenoude verschijnsel van wraak en weerwraak en de omgang hiermee in laatmiddeleeuws Holland en Zeeland.

Hollandse Studiën 40: E.G. Arnold, Het genootschap Christo Sacrum te Delft. Privatisering van de godsdienst omstreeks 1800. 2003, 370 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 907040351x, €29,-

bestel

In dit boek wordt de turbulente geschiedenis beschreven van het Delftse godsdienstig genootschap Christo Sacrum (1797-1838). Ed Arnold belicht deze geschiedenis vanuit een nieuw perspectief. Hij toont Christo Sacrum als uniek voorbeeld van het proces van privatisering van de godsdienst na de scheiding van kerk en staat in 1796. Toen werd geloof steeds minder een zaak van de publieke overheid, en steeds meer een aangelegenheid van gezin en individu. Onder aanvoering van J.H. Onderdewijngaart Canzius en I. van Haastert werd Christo Sacrum aanvankelijk opgericht als geheim genootschap. Juristen, niet theologen voerden er de boventoon. Het interconfessionele Christo Sacrum koesterde nationale aspiraties: het wilde het zedelijk verval – de Jan Salie-geest – in Nederland een halt toeroepen. Uiteindelijk bleef het bij een lokaal experiment van protestantse sociabiliteit. Arnolds op het genootschapsarchief gebaseerde studie vormt een belangrijke bijdrage aan het onderzoek naar Verlichting, genootschapsleven en protestantse religiositeit en esoterie.

Hollandse Studiën 39: Ignaz Matthey, Vincken moeten vincken locken. Vijf eeuwen vangst van zangvogels en kwartels in Holland. 2002, 464 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403498, €39,-

bestel

In dit boek wordt voor het eerst de geschiedenis van de zangvogel- en kwartelvangst in Holland beschreven. Daarbij ligt het accent op de vinkenbanen van de buitenplaatsen aan de binnenduinrand, waar in de herfst duizenden vogels per baan werden buitgemaakt. De buitenplaatsbezitters betrokken hun gasten bij de vogelvangst, waardoor de vinkenbanen als trefpunten van de elite gingen fungeren. Inmiddels zijn de buitenplaatsbanen verdwenen. Op de huidige ringstations bouwt men echter nog steeds voort op aloude vangtechnieken. Ignaz Matthey behandelt de technologische, juridische, economische en sociale aspecten van vijf eeuwen vogelvangst. Ook de mentaliteit van de vogelvangers en hun imago bij de buitenwereld komen aan de orde. Het onderzoek is gebaseerd op een grote diversiteit aan bronnen, waaronder archeologische vondsten, archivalia, literaire teksten, kookboeken, afbeeldingen en interviews met vogelvangers.

Hollandse Studiën 38: Marie-Charlotte Le Bailly, Recht voor de Raad. Rechtspraak voor het Hof van Holland, Zeeland en West-Friesland in het midden van de vijftiende eeuw. 2001, 352 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403501, €39,-

bestel

Net als tegenwoordig werd er in het midden van de vijftiende eeuw veel geprocedeerd: jaarlijks nam het Hof van Holland, Zeeland en West-Friesland, het grafelijke justitiehof, zo’n 140 processen in behandeling. Marie-Charlotte Le Bailly heeft alle bewaard gebleven processen uit de periode 1457-1467 geanalyseerd en beschrijft hoe de procedure voor het Hof in de praktijk verliep, wie er procedeerden en waarover. Daarnaast besteedt zij uitgebreid aandacht aan de rechterlijke organisatie in Holland, Zeeland en West-Friesland in de vijftiende eeuw en aan de archiefvorming bij het Hof tot circa 1500. Deze sociaal-rechtshistorische studie legt een aantal opmerkelijke feiten bloot. Zo valt de relatieve afwezigheid van de Zeeuwen op. Zij gaven de voorkeur aan hun eigen rechterlijke instellingen, ook al waren die niet altijd toereikend. Frappant is ook de activiteit van de procureur-generaal, die in bijna dertig procent van de rechtszaken de enige aanklager was. Hij vertegenwoordigde de belangen van de vorst en trad op als officier van justitie in strafzaken. Verder blijkt dat het Hof niet alleen als rechtbank fungeerde voor geprivilegieerden (adel, ambtenaren, geestelijken, weduwen en wezen), maar dat er evenveel niet-geprivilegieerden voor het Hof verschenen. Dergelijke vaststellingen tonen duidelijk het belang aan van de onderzoeksrichting die met deze studie wordt ingeslagen.

Hollandse Studiën 37: Sandra Langereis, Geschiedenis als ambacht. Oudheidkunde in de Gouden Eeuw: Arnoldus Buchelius en Petrus Scriverius. 2001, 368 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 907040348x, €29,-

bestel

In de Gouden Eeuw verschenen voor het eerst geleerden ten tonele die van de geschiedbeoefening hun vak probeerden te maken. De studie van het vaderlandse verleden was in deze tijd vooral een vrijetijdsbesteding van bestuurders, juristen, predikanten en hoogleraren. Maar de oudheidkundigen Arnoldus Buchelius in Utrecht en Petrus Scriverius in Leiden kozen voor een ambteloos leven, zodat ze al hun tijd konden besteden aan de geschiedenis. Dit boek brengt het historische ambacht van Buchelius en Scriverius in kaart: hun werk als verzamelaars en onderzoekers van bodemvondsten uit de Bataafs-Romeinse tijd, monumentaal erfgoed als kerken en kloosters, middeleeuwse archiefstukken en oude annalen en kronieken. Sandra Langereis laat zien wat het bronnenonderzoek van deze twee ‘mythenjagers’ heeft betekend voor de zestiende- en zeventiende-eeuwse beeldvorming over het Bataafse en middeleeuwse verleden. Door te beschrijven hoe bronnenvorsers als Buchelius en Scriverius het Utrechtse en Hollandse ‘vaderlandse gevoel’ van een historische dimensie voorzagen, werpt zij een nieuw licht op de politieke motivatie van geschiedbeoefening in de Gouden Eeuw.

Hollandse Studiën 36: Mario Damen, De staat van dienst. De gewestelijke ambtenaren van Holland en Zeeland in de Bourgondische periode (1425-1482). 2000, 571 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403471, €49,-

bestel

In de jaren 1425-1433 kreeg de Bourgondische hertog Filips de Goede via een diplomatiek en militair offensief de graafschappen Holland en Zeeland in handen. In De staat van dienst beschrijft Mario Damen op welke manier de ambtenaren van de hoogste bestuurlijk-juridische en financiële instellingen van Holland en Zeeland, de Raad en de Rekenkamer, hebben bijgedragen aan de integratie van deze gewesten in de Bourgondische personele unie. In het eerste deel van De staat van dienst wordt onderzocht welke institutionele vernieuwingen het gewestelijk staatsapparaat onderging in de vijftiende eeuw en passeren alle ambtenaren de revue. In het tweede deel bekijkt Damen welke strategie de vorst volgde bij de recrutering van zijn ambtenaren en met welke middelen hij trachtte hun dienstbaarheid en loyaliteit te bevorderen. De intermediaire positie van de ambtenaren – ingeklemd tussen de belangen van de hertog en die van de onderdanen – is het onderwerp van het derde deel. In een bijlage zijn biografische notities van 170 ambtenaren opgenomen met gegevens over hun herkomst, familie, carrière en netwerk.

Hollandse Studiën 35: J.W.J. Burgers, De Rijmkroniek van Holland en zijn auteurs. Historiografie in Holland door de Anonymus (1280-1282) en de grafelijke klerk Melis Stoke (begin veertiende eeuw). 1999, 492 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403439, €39,-

bestel

De Rijmkroniek van Holland behandelt de geschiedenis van het graafschap Holland en Zeeland tot het jaar 1305 en geeft met name een levendig en gedetailleerd verslag van de roerige periode 1296-1304. Het belang van de bron voor de Zeeuwse en Hollandse geschiedschrijving wordt al eeuwen onderkend. Veel middeleeuwse schrijvers hebben uit de kroniek geput en ook ons huidige beeld van de middeleeuwse geschiedenis van Holland, zowel het populaire als het wetenschappelijke, gaat voor een groot deel terug op dit werk. J.W.J. Burgers bereidt een nieuwe editie van de Rijmkroniek voor – de vijfde sinds 1591. Ook voor literatuurhistorici en taalkundigen vormt de kroniek een belangrijk studieobject. De eerste versie van de Rijmkroniek is het oudste volkstalige werk in dit genre en het gehele werk is een van de vroegste volledig overgeleverde en meer omvangrijke literaire teksten in het Nederlands. Hoewel er veel onderzoek verricht is naar de Rijmkroniek, zijn het auteurschap en de datering van de verschillende stadia en de twee voltooide versies nog steeds onderwerp van discussie. De ontdekking van een groot aantal door Melis Stoke eigenhandig geschreven oorkonden stelde Burgers in staat Stokes ambtelijke carrière, eerst als stadsklerk in Dordrecht en later in de grafelijke kanselarij, te volgen. Met behulp van die nieuwe informatie en door een nauwkeurige stilistische en inhoudelijke analyse van de tekst kon het ontstaan van de Rijmkroniek worden gereconstrueerd. Het blijkt dat in de jaren 1280-1282 een eerste, anonieme auteur een kroniek heeft geschreven voor graaf Floris V, waarna Stoke in twee stadia, in 1301-1302 en in of kort na 1305, een vervolg daarop vervaardigde in opdracht van de graven Jan II en Willem III. Nog later (waarschijnlijk na 1308, mogelijk in 1311-1314) heeft Stoke de kroniek opnieuw herzien. Burgers beschrijft de werkwijze en doelstellingen van beide chronisten, de bronnen die zij gebruikten en de politieke en culturele context waarin beide kronieken ontstonden.

Hollandse Studiën 34: Petra van Dam, Vissen in veenmeren. De sluisvisserij op aal tussen Haarlem en Amsterdam en de ecologische transformatie in Rijnland 1440-1530. 1998, 304 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403420, €29,-

bestel

In de late Middeleeuwen werd bij de meeste Hollandse sluizen op aal gevist en vooral in de herfst ontstonden daarover heftige conflicten. Dan trok de vis naar zee om te paaien en zetten de vissers de sluizen wijd open of vernielden de deuren. De boeren en andere beroepsgroepen, zoals de Haarlemse brouwers, hadden echter belang bij dichte sluizen die de weilanden droog hielden en het zilte water weerden. De acties van de vissers waren bovendien gevaarlijk, omdat de herfststormen het water hoog konden opstuwen en zo de veiligheid van mens en dier bedreigden. Rond 1512 liep de situatie geheel uit de hand toen half Zuid-Holland enkele malen overstroomde als gevolg van grote doorbraken van de Spaarndamse dijk tussen Haarlem en Amsterdam. Commissarissen van de hoogste echelons van het Habsburgse rijk reisden naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen en hervormingen door te voeren. In Vissen in veenmeren worden deze gebeurtenissen bezien in het kader van de ecologische transformatie tijdens de late Middeleeuwen. Er wordt aandacht besteed aan de vergaande landschappelijke veranderingen zoals het ontstaan van het Haarlemmermeer, de uitbreiding van de habitat van de aal, de toenemende eisen die gesteld werden aan de waterstaatszorg (waarmee het Hoogheemraadschap van Rijnland was belast), de sociaal-economische ontwikkelingen (met name de bedreiging van de landbouw en het ontstaan van internationaal geörienteerde vishandelsondernemingen) en de gevolgen van het staatsvormingsproces, dat een belangrijke schaalvergroting doormaakte door de integratie van de Bourgondische Nederlanden in het Habsburgse rijk.

Hollandse Studiën 33: Marika Keblusek, Boeken in de hofstad. Haagse boekcultuur in de Gouden Eeuw. 1997, 383 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403382, €39,-

bestel

Pas in 1517, bijna 50 jaar nadat de eerste Noord-Nederlandse persen in werking waren gesteld, vestigde zich in Den Haag een drukker: Hugo Janszoon van Woerden. Lange tijd bleef het aantal drukkers en boekverkopers er laag en was er geen sprake van een georganiseerde beroepsgroep. Pas toen het Hof van Holland en de Rekenkamer in 1577 terugkeerden naar Den Haag, nadat zij tijdens de Opstand hun toevlucht hadden gezocht in Delft, en de Staten van Holland (1578) en de Staten-Generaal (1585) zich er eveneens vestigden, ontstond een grotere behoefte aan drukkers en boekverkopers. Bovendien moedigde de vestiging van belangrijke personen als landsdrukker Aelbrecht Heyndriksz., plaatsnijder en -uitgever Hendrik Hondius en veilinghouder Louis Elsevier ook andere drukkers/ boekverkopers aan in de hofstad fortuin te zoeken. In het eerste kwart van de zeventiende eeuw waren meer personen actief in het Haagse boekbedrijf dan in de gehele voorgaande eeuw. Marika Keblusek geeft een gedetailleerde beschrijving van het Haagse boekbedrijf in de periode 1625-1650: de namen van alle betrokkenen, de plaatsen waar de boeken gedrukt en/of verkocht werden, het veilingwezen, de organisatie en regulering van het boekbedrijf, het St. Lucasgilde, de censuur, de auteurs en ‘nieuwsmakelaars’, de rol van buitenlandse ballingen, de klanten, de aard en inhoud van het Haagse drukwerk en de rol van het boek aan het stadhouderlijk hof.