Hollandse Studiën 36: Mario Damen, De staat van dienst. De gewestelijke ambtenaren van Holland en Zeeland in de Bourgondische periode (1425-1482). 2000, 571 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403471, €49,-

bestel

In de jaren 1425-1433 kreeg de Bourgondische hertog Filips de Goede via een diplomatiek en militair offensief de graafschappen Holland en Zeeland in handen. In De staat van dienst beschrijft Mario Damen op welke manier de ambtenaren van de hoogste bestuurlijk-juridische en financiële instellingen van Holland en Zeeland, de Raad en de Rekenkamer, hebben bijgedragen aan de integratie van deze gewesten in de Bourgondische personele unie. In het eerste deel van De staat van dienst wordt onderzocht welke institutionele vernieuwingen het gewestelijk staatsapparaat onderging in de vijftiende eeuw en passeren alle ambtenaren de revue. In het tweede deel bekijkt Damen welke strategie de vorst volgde bij de recrutering van zijn ambtenaren en met welke middelen hij trachtte hun dienstbaarheid en loyaliteit te bevorderen. De intermediaire positie van de ambtenaren – ingeklemd tussen de belangen van de hertog en die van de onderdanen – is het onderwerp van het derde deel. In een bijlage zijn biografische notities van 170 ambtenaren opgenomen met gegevens over hun herkomst, familie, carrière en netwerk.

Hollandse Studiën 35: J.W.J. Burgers, De Rijmkroniek van Holland en zijn auteurs. Historiografie in Holland door de Anonymus (1280-1282) en de grafelijke klerk Melis Stoke (begin veertiende eeuw). 1999, 492 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403439, €39,-

bestel

De Rijmkroniek van Holland behandelt de geschiedenis van het graafschap Holland en Zeeland tot het jaar 1305 en geeft met name een levendig en gedetailleerd verslag van de roerige periode 1296-1304. Het belang van de bron voor de Zeeuwse en Hollandse geschiedschrijving wordt al eeuwen onderkend. Veel middeleeuwse schrijvers hebben uit de kroniek geput en ook ons huidige beeld van de middeleeuwse geschiedenis van Holland, zowel het populaire als het wetenschappelijke, gaat voor een groot deel terug op dit werk. J.W.J. Burgers bereidt een nieuwe editie van de Rijmkroniek voor – de vijfde sinds 1591. Ook voor literatuurhistorici en taalkundigen vormt de kroniek een belangrijk studieobject. De eerste versie van de Rijmkroniek is het oudste volkstalige werk in dit genre en het gehele werk is een van de vroegste volledig overgeleverde en meer omvangrijke literaire teksten in het Nederlands. Hoewel er veel onderzoek verricht is naar de Rijmkroniek, zijn het auteurschap en de datering van de verschillende stadia en de twee voltooide versies nog steeds onderwerp van discussie. De ontdekking van een groot aantal door Melis Stoke eigenhandig geschreven oorkonden stelde Burgers in staat Stokes ambtelijke carrière, eerst als stadsklerk in Dordrecht en later in de grafelijke kanselarij, te volgen. Met behulp van die nieuwe informatie en door een nauwkeurige stilistische en inhoudelijke analyse van de tekst kon het ontstaan van de Rijmkroniek worden gereconstrueerd. Het blijkt dat in de jaren 1280-1282 een eerste, anonieme auteur een kroniek heeft geschreven voor graaf Floris V, waarna Stoke in twee stadia, in 1301-1302 en in of kort na 1305, een vervolg daarop vervaardigde in opdracht van de graven Jan II en Willem III. Nog later (waarschijnlijk na 1308, mogelijk in 1311-1314) heeft Stoke de kroniek opnieuw herzien. Burgers beschrijft de werkwijze en doelstellingen van beide chronisten, de bronnen die zij gebruikten en de politieke en culturele context waarin beide kronieken ontstonden.

Hollandse Studiën 34: Petra van Dam, Vissen in veenmeren. De sluisvisserij op aal tussen Haarlem en Amsterdam en de ecologische transformatie in Rijnland 1440-1530. 1998, 304 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403420, €29,-

bestel

In de late Middeleeuwen werd bij de meeste Hollandse sluizen op aal gevist en vooral in de herfst ontstonden daarover heftige conflicten. Dan trok de vis naar zee om te paaien en zetten de vissers de sluizen wijd open of vernielden de deuren. De boeren en andere beroepsgroepen, zoals de Haarlemse brouwers, hadden echter belang bij dichte sluizen die de weilanden droog hielden en het zilte water weerden. De acties van de vissers waren bovendien gevaarlijk, omdat de herfststormen het water hoog konden opstuwen en zo de veiligheid van mens en dier bedreigden. Rond 1512 liep de situatie geheel uit de hand toen half Zuid-Holland enkele malen overstroomde als gevolg van grote doorbraken van de Spaarndamse dijk tussen Haarlem en Amsterdam. Commissarissen van de hoogste echelons van het Habsburgse rijk reisden naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen en hervormingen door te voeren. In Vissen in veenmeren worden deze gebeurtenissen bezien in het kader van de ecologische transformatie tijdens de late Middeleeuwen. Er wordt aandacht besteed aan de vergaande landschappelijke veranderingen zoals het ontstaan van het Haarlemmermeer, de uitbreiding van de habitat van de aal, de toenemende eisen die gesteld werden aan de waterstaatszorg (waarmee het Hoogheemraadschap van Rijnland was belast), de sociaal-economische ontwikkelingen (met name de bedreiging van de landbouw en het ontstaan van internationaal geörienteerde vishandelsondernemingen) en de gevolgen van het staatsvormingsproces, dat een belangrijke schaalvergroting doormaakte door de integratie van de Bourgondische Nederlanden in het Habsburgse rijk.

Hollandse Studiën 33: Marika Keblusek, Boeken in de hofstad. Haagse boekcultuur in de Gouden Eeuw. 1997, 383 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403382, €39,-

bestel

Pas in 1517, bijna 50 jaar nadat de eerste Noord-Nederlandse persen in werking waren gesteld, vestigde zich in Den Haag een drukker: Hugo Janszoon van Woerden. Lange tijd bleef het aantal drukkers en boekverkopers er laag en was er geen sprake van een georganiseerde beroepsgroep. Pas toen het Hof van Holland en de Rekenkamer in 1577 terugkeerden naar Den Haag, nadat zij tijdens de Opstand hun toevlucht hadden gezocht in Delft, en de Staten van Holland (1578) en de Staten-Generaal (1585) zich er eveneens vestigden, ontstond een grotere behoefte aan drukkers en boekverkopers. Bovendien moedigde de vestiging van belangrijke personen als landsdrukker Aelbrecht Heyndriksz., plaatsnijder en -uitgever Hendrik Hondius en veilinghouder Louis Elsevier ook andere drukkers/ boekverkopers aan in de hofstad fortuin te zoeken. In het eerste kwart van de zeventiende eeuw waren meer personen actief in het Haagse boekbedrijf dan in de gehele voorgaande eeuw. Marika Keblusek geeft een gedetailleerde beschrijving van het Haagse boekbedrijf in de periode 1625-1650: de namen van alle betrokkenen, de plaatsen waar de boeken gedrukt en/of verkocht werden, het veilingwezen, de organisatie en regulering van het boekbedrijf, het St. Lucasgilde, de censuur, de auteurs en ‘nieuwsmakelaars’, de rol van buitenlandse ballingen, de klanten, de aard en inhoud van het Haagse drukwerk en de rol van het boek aan het stadhouderlijk hof.

Hollandse Studiën 32: Paul Knevel, Burgers in het geweer. De schutterijen in Holland, 1550-1700. 1994, 420 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070430366, uitverkocht.

uitverkocht

Rembrandts Nachtwacht is ongetwijfeld een van Nederlands beroemdste schilderijen. Er bestaan vele interpretaties van dit schilderij, uiteenlopend van een lofzang op het licht tot een proeve van schilderkunstige ‘stoutheid’, en van de uitbeelding van een episode uit Vondels Gysbrecht van Aemstel tot een herinnering aan het optreden tijdens het bezoek van Maria de Medici aan Amsterdam. Vanuit welk perspectief men De Nachtwacht echter ook beschouwt, het schilderij blijft in de eerste plaats een groepsportret van 18 Amsterdammers die met elkaar gemeen hebben dat zij in de plaatselijke schutterij dienden, een korps van in de wapenhandel geoefende burgers dat belast was met de wacht en de handhaving van de openbare orde. En als groepsportret van een aantal schutters maakt De Nachtwacht deel uit van een traditie die in Amsterdam in ieder geval teruggaat tot 1529, toen Dirck Jacobsz. het oudst bekende schuttersstuk schilderde, een groepsportret van een rot Kloveniers. Ondanks de vele overgeleverde schuttersstukken bestond er tot op heden nog geen moderne, op archiefonderzoek gebaseerde studie over de Hollandse schutterijen in de 17e eeuw. Dit boek wil in deze leemte voorzien door een groepsportret van de Hollandse schutterijen te schetsen. Voor het eerst zijn vragen als wie waren schutter, wat deden zij en hoe werd hun optreden door tijdgenoten beoordeeld, systematisch onderzocht. In dit rijk geïllustreerde boek maakt de lezer kennis met de vele facetten van de Hollandse schutterijen: de zelfbewuste en trotse schutterskapiteins en luitenants, de weelderig uitgedoste vaandrigs, de wapenoefeningen, de bravoure rond de militaire expedities naar vestingsteden, de ceremoniële optredens, de vrolijke maaltijden en schietwedstrijden, de imposante groepsportretten en het ideaal van vrede en vriendschap, maar ook: het politieke gekonkel rond officiersbenoemingen, het gebrekkige gezag van de onderofficieren, het financiële wanbeheer van de verantwoordelijke officieren, de pogingen van gewone schutters zich aan hun verplichtingen te onttrekken, het schelden en vechten tijdens de nachtwacht, dronkenschap en onwil, en het luidruchtige protest van ontevreden schutters tegen de zittende stadsbestuurders tijdens de Bestandstwisten en gedurende het Rampjaar 1672. Door het functioneren van de schutterijen mede te beschouwen vanuit de belevingswereld van de stedelingen en schutters zelf, wordt duidelijk dat de schutterijen een bijzondere plaats innamen in het stedelijke leven en meer waren dan de gezelligheidsverenigingen waarvoor zij zo vaak worden gehouden. Niet alleen de rol van de schutterijen wordt zo belicht, ook de denk- en leefwereld van gewone Hollandse burgers uit de Gouden Eeuw.

Hollandse Studiën 31: Peter Pot, Arm Leiden. Levensstandaard, bedeling en bedeelden, 1750-1854. 1993, 367 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403331, €39,-

bestel

Leiden wordt vaak geassocieerd met armoede. Vraag een bejaarde naar zijn of haar jeugd en de kans is groot op verhalen over het zware, door armoede beheerste leven van de arbeiders in de textiel- of conservenfabrieken die in het verleden zo’n belangrijke rol speelden in de economie van de Sleutelstad. In de pre-industriële periode was de armoede zo mogelijk nog ingrijpender: velen hadden zelfs te weinig geld om in primaire levensbehoeften als voedsel, huisvesting en kleding te voorzien. Ook Leiden, in deze periode behorend tot de grootste steden van ons land, had veel arme inwoners. De achteruitgang van de textielnijverheid vanaf ca. 1670 leidde tot grote werkloosheid en een massale uittocht van Leidenaars die elders hun geluk gingen beproeven. De bevolkingsomvang liep hierdoor tussen 1700 en 1795 met bijna de helft terug. Toen de voedselprijzen in de tweede helft van de achttiende eeuw gestaag opliepen, werd de situatie van de massa nog nijpender. Arm Leiden beschrijft een aantal facetten van de economische en sociale geschiedenis van Leiden in het tijdvak 1750-1854: de ontwikkeling van de levensstandaard, de omvang van de bedeling en de positie van de bedeelden in de Leidse samenleving. Onderzoek van de loongegevens, prijzen van voedingsmiddelen als roggebrood en aardappelen en huishuren laten zien, dat de koopkracht in Leiden in een aantal jaren forse dalingen doormaakte. Objectieve cijfers en subjectieve meningen van tijdgenoten komen wat dat betreft overeen. In tegenstelling tot wat beweerd wordt, hadden de fluctuaties van koopkracht en levensstandaard geen invloed op de aantallen geborenen, huwelijken en overledenen. De lengte van Leidse dienstplichtigen vertoonde wel samenhang met de levensstandaard. De grootste instelling van sociale zorg was het half kerkelijke, half stedelijke Huiszittenhuis. De bedeling bestond vooral uit goederen of bonnen. Door de strenge eisen die aan kandidaten voor ondersteuning gesteld werden, vielen nogal wat armen buiten de boot. Zij moesten hun toevlucht zoeken tot andere overlevingsstrategieën zoals de stad verlaten, eigendommen verpanden, sparen bij de Leidse Spaarbank, kopen op de pof, (huur)schulden maken, leven van burenhulp of uitkeringen van gilden, fondsen of beurzen. Prostitutie, bedelarij en diefstal waren criminele ‘oplossingen’. Overigens moesten ook bedeelden aanvullende inkomsten zien te krijgen, want van bedeling alleen viel niet te leven. Veel bedeelden werkten dan ook een deel van de tijd. Dit heeft ertoe bijgedragen, dat in Leiden geen echte ‘onderklasse’ is ontstaan. Bedeelden waren normale arbeiders, die er, al of niet tijdelijk, niet in slaagden in hun levensonderhoud te voorzien.

Hollandse Studiën 30: A. van den Braam, Zaandam in de middeleeuwen. 1993, 223 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403323, €29,-

Bestel

Het is voor de Zaankanter van nu nauwelijks mogelijk zich een helder en samenhangend beeld te vormen van Zaandam en het Zaandammerland in de middeleeuwen. De gegevens over de middeleeuwen zijn schaars en voor de moderne mens veelal niet direct herkenbaar. Zaandam in de middeleeuwen is volstrekt onvergelijkbaar met Zaandam in de twintigste eeuw. De beelden die kunnen worden gereconstrueerd, zijn overwegend schemerig en onzeker. Daarbij komt dat de overgeleverde historische informatie vrijwel uitsluitend op officiële overheids- en kerkelijke documenten berust, die alleen dàt vermelden wat voor koning, graaf of bisschop van belang was. En wie weet precies hoeveel officiële stukken in de loop der tijden verloren zijn gegaan? Van Braam is de eerste historicus die het aandurft de geschiedenis van Zaandam, van het Zaandammerland en de daarin gelegen nederzettingen tot 1500, in een verantwoord en aannemelijk totaalbeeld te vatten. Hij heeft daarvoor de beschikbare empirische gegevens gecombineerd met passende theoretische verworvenheden uit de geschiedwetenschap, de archeologie, de historische geografie en de geologie. Vele aspecten komen in zijn boek dan ook aan de orde: de benaming Zaandam, de topografie, de wording en erosie van het Zaandammerland, het geografisch profiel, de eerste bewoning, de mythen rond de hof Zaanden, ontginning en verkaveling, landverlies en bedijking, landbouw en visserij, de samenleving en haar bestuurlijke organisatie. Van Braams geschiedenis van Zaandam, die hij zelf karakteriseert als een ontdekkingsreis met verrassende uitzichten op onvermoede landschappen en situaties, is een spiegeling van een verre en toch onverbrekelijk met het huidige Zaandam verbonden werkelijkheid.

Hollandse Studiën 29: J.A.M.Y. Bos-Rops, Graven op zoek naar geld. De inkomsten van de graven van Holland en Zeeland, 1389-1433. 1993, 426 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403315, €39,- uitverkocht

uitverkocht

In augustus 1393 liet Albrecht, graaf van Holland en Zeeland, zich tegenover de hertog van Gelre ontvallen dat wij nu ter tijts ons ghelts voirs. zeer notorftich sijn. Albrecht had veel geld uitgegeven aan het onderdukken van binnenlandse onrust en aan de opvolging van zijn tweede zoon Jan in het bisdom Luik. De kosten van twee buitenlandse oorlogen (tegen de Friezen en tegen de heren van Arkel) in de periode daarna waren zo hoog, dat de normale grafelijke inkomsten onvoldoende waren. Deze bestonden uit landrente, lenen van grafelijke ambtenaren en inkomsten uit tol en munt. De eerste jaren liet Albrecht gewoon de schulden aan zijn ambtenaren oplopen. Rond 1400 hielp ook dat niet meer genoeg. Albrecht en zijn opvolgers werden geconfronteerd met teruglopende inkomsten uit hun domein in combinatie met stijgende kosten van huishouden, administratie en oorlogvoering. In haar studie Graven op zoek naar geld beschrijft Bos-Rops hoe de graven van Holland er tussen 1389 en 1433 precies in geslaagd zijn al hun activiteiten te financieren en welke gevolgen de wijze van financiering had op de bestuurlijke verhoudingen. Het accent ligt hierbij vooral op de feitelijke gang van zaken: de manier waarop het domein – waarvan de kern gevormd werd door de graafschappen Holland (met de heerlijkheid West-Friesland) en Zeeland – geëxploiteerd werd, de wijze waarop kredieten werden verkregen en de aard en inning van de belastingen. Tevens wordt aandacht besteed aan de oorlogen die de aanleiding vormden tot de veranderingen. De graaf kon zijn inkomsten verhogen door geld te lenen, lijfrenten te verkopen of een extra beroep te doen op de inwoners van het graafschap in de vorm van een bede – een vrijwillige financiële steun waarom de graaf in bijzondere omstandigheden kon vragen – of heervaartgeld. De chaotische monetaire toestand uit het begin van de onderzochte periode verbeterde langzaam door centralisatie en professionalisering van de grafelijke financiële administratie. Het systeem van landrente veranderde, lijfrenten werden verkocht en soudijgeld werd ingevoerd. De bede ontwikkelde zich tot een regelmatig terugkerende belasting, waarvan de hoogte op nieuwe wijze berekend werd. In theorie kom men de bijdragen weigeren, maar in de praktijk werden ze meestal wel betaald in ruil voor verlening of uitbreiding van privileges. De grote geldschieters waren de steden, rijk geworden in de tweede helft van de 14e eeuw. Zij leden onder de geldzucht van de graven, maar hadden belang bij een sterke landsheer. De graaf kreeg dus geld, maar kon niet voorkomen dat de machtspositie van de steden hierdoor toenam.

Hollandse Studiën 28: Frans Groot, Roomsen, rechtzinnigen en nieuwlichters. Verzuiling in een Hollandse plattelandsgemeente, Naaldwijk 1850-1930. 1992, 301 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403307, €29,-

bestel

Studie over het verzuilingsproces in een plattelandsgemeente, met speciale aandacht voor de rol van de dorpsbevolking zelf. Zo wordt onder andere aandacht besteed aan het functioneren van de sociale controle in en buiten de kerk, aan de betekenis, die het door de verzuiling ontstane levensbeschouwelijke isolement voor de betrokkenen zelf had en aan de wisselwerking tussen sociaal-economische veranderingen en de politieke en sociaal-culturele ontwikkelingen.

Hollandse Studiën 27: J. Kok, Langs verboden wegen. De achtergronden van buitenechtelijke geboorten in Noord-Holland 1812-1914. 1991, 176 blz., ingenaaid, geïllustreerd, ISBN 9070403293, €29,- uitverkocht

uitverkocht

Studie over de buitenechtelijke geboorten en ‘gedwongen huwelijken’ in Noord-Holland waarin verschillende verklarende factoren geanalyseerd worden: godsdienst en moraal, armoede, beroepsstructuur en demografie. De uitkomsten worden vergeleken met de ontwikkelingen in de rest van Nederland en in andere Europese landen.