Recensie Sjoerd Levelt, Jan van Naaldwijk’s Chronicles of Holland
Sjoerd Levelt, Jan van Naaldwijk’s Chronicles of Holland. Continuity and Transformation in the Historical Tradition of Holland during the Early Sixteenth Century Verloren, Hilversum, 2011, 280 p., geïll., plus cd-rom, ISBN 9789087042219, prijs €35,-
door Antheun Janse
Een auteur die gelezen wil worden, moet soms een beetje geluk hebben. Dat geluk heeft de Hollandse edelman Jan van Naaldwijk niet gehad. Hij schreef tussen 1514 en 1524 twee omvangrijke kronieken, die eeuwenlang vrijwel door niemand gelezen zijn.
De eerste kroniek was grotendeels achterhaald in 1517 toen de zogenaamde Divisiekroniek in druk verscheen. Jan schreef daarom een tweede kroniek, als een soort supplement op zijn eerste, met aanvullingen die hij aan de Divisiekroniek ontleende. Beide kronieken werden vervolgens in familiekring bewaard, tot ze in de vroege zeventiende eeuw in handen kwamen van Emanuel van Meteren, de Nederlandse consul in Londen. Van Meteren verkocht ze aan de Engelse bibliofiel Sir Robert Cotton en zo verdwenen de twee kronieken in een bibliotheek in Engeland, een land waar de meeste mensen het Nederlands niet machtig waren.
In de achttiende eeuw werd Cottons bibliotheek door brand getroffen, waardoor de handschriften aan de randen schade opliepen. Kort daarna heeft de Leuvense bibliothecaris Jean Paquot, werkend aan een Nederlandse literatuurgeschiedenis, er even in gekeken. Even, zeg ik, want de paar woorden die hij er in zijn werk aan wijdde, waren vrijwel allemaal onjuist. Pas toen Nederlandse geleerden in de negentiende eeuw Paquots werk overdeden, werd de ware aard van de kronieken bekend. Maar ook dat leidde niet tot een nieuw lezerspubliek. Een van de geleerden waarschuwde zijn collega’s dat de auteur het niet waard was ‘dat men veel moeite om hem doe’. In geen geval zou men ervoor naar Londen moeten afreizen.
Pas vijfhonderd jaar na dato kreeg Jan van Naaldwijk een beetje geluk. De Nederlandse onderzoeker Sjoerd Levelt zocht een onderwerp voor een proefschrift en omdat hij in Engeland studeerde, geïnteresseerd was in geschiedschrijving en in de periode rond 1500, viel zijn oog op de twee manuscripten in Londen. En zo kreeg Jan van Naaldwijk zijn eerste serieuze lezer.
Levelts boek is behalve een voorbeeldige detailstudie van één auteur ook het eerste internationaal toegankelijke overzicht van de laatmiddeleeuwse geschiedschrijving over Holland
Levelt heeft de twee kronieken helemaal getranscribeerd, het bronnengebruik bestudeerd, het persoonlijke stempel van de auteur geanalyseerd en de werken geplaatst in het bredere kader van de Hollandse historiografie tussen de veertiende en de zeventiende eeuw. Hij heeft dat gedaan op zo’n grondige wijze, dat het boek behalve als een voorbeeldige detailstudie van één auteur ook beschouwd kan worden als het eerste internationaal toegankelijke overzicht van de laatmiddeleeuwse geschiedschrijving over Holland.
Van Naaldwijk behoort niet tot de grote auteurs. Zijn werken zijn in feite compilaties, grotendeels bestaande uit citaten uit oudere kronieken. Levelt is er echter in geslaagd te laten zien hoe deze compilator een eigen werk heeft geschapen, ten eerste door zijn bronnen te selecteren en daarin (veelal minieme) veranderingen aan te brengen, en verder door enkele verhalen toe te voegen uit zijn persoonlijke omgeving of eigen ervaring.
Wat het eerste betreft, Jan heeft de bestaande historiografische canon uitgebreid met informatie uit andere teksten die nog niet eerder in verband met de Hollandse geschiedenis waren gebracht. Zo neemt hij bijvoorbeeld bij elkaar honderd pagina’s over uit de kronieken van Jean Froissart. Van de bewuste aanpassingen zijn die betreffende de politieke kleuring het meest opvallend. Levelt wijst o.a. op de positieve weergave van de regering van Margaretha, die werd gesteund door de Hoekse partij rond 1350. In zijn tweede kroniek wijzigt Jan de neutrale toon van de Divisiekroniek hier en daar in een pro-Hoekse houding. Dat past heel goed bij Jans positie die blijkt uit enkele persoonlijke opmerkingen in zijn kroniek. Zo zegt hij dat zijn achternicht Barbara van Gaasbeek hem ‘veel deugd’ heeft gedaan en dat hij haar eeuwig dankbaar is (p. 140). Barbara was een dochter van de Hoekse leider Jan van Montfoort, in wiens omgeving Jan moet hebben verkeerd.
Jan heeft de bestaande historiografische canon uitgebreid met informatie uit andere teksten die nog niet eerder in verband met de Hollandse geschiedenis waren gebracht
De kracht van Levelts mooie – en inmiddels met de Society for Renaissance Studies Book Prize 2012 gelauwerde – studie ligt mijn inziens in zijn stelling dat de historiografische traditie van Holland een voortdurend samenspel is van wat hij in zijn ondertitel aanduidt als ‘continuïteit en transformatie’. Er verandert veel, maar veel blijft ook hetzelfde en het is daarom niet juist alleen het oog te richten op het nieuwe. Zo levert hij kritiek op Tilmans’ accentuering van het ‘humanistische’ karakter van de Divisiekroniek: de centrale plaats die zij daarin toekende aan de ‘vernieuwende’ Bataafse mythe vinden we bij Jan van Naaldwijk bijvoorbeeld helemaal niet terug.
Levelts onderzoek maakt bovendien duidelijk dat de betekenis van compilatiewerken, zoals de laatmiddeleeuwse kronieken van Holland vrijwel allemaal zijn, alleen kan worden vastgesteld door een diepgravende analyse van het brongebruik. De juistheid van die opvatting wordt ironisch genoeg bewezen door zijn vergissingen ten aanzien van het (door hem uiteraard niet uitputtend bestudeerde) Goudse kroniekje, dat hij, met uitzondering van het begin, afdoet als een soort slap uittreksel uit Beke. Dat is aantoonbaar onjuist: het kroniekje staat namelijk vol met verhalen die in Beke (of in welke oudere bron ook maar) helemaal niet voorkomen. Anderzijds schrijft Levelt de auteur van het kroniekje ‘nieuwe’ opvattingen toe die in feite letterlijk zijn ontleend aan de bijna twee eeuwen oudere Rijmkroniek van Holland. Zo zie je maar weer: dit soort teksten geven hun geheimen alleen prijs aan onderzoekers die het geduld kunnen opbrengen ze woord voor woord met hun bronnen te vergelijken. En het is te prijzen dat Levelt dat met het werk van Jan van Naaldwijk wel heeft gedaan.
Er blijft in het boek één grote vraag hangen, namelijk: wie was die Jan van Naaldwijk eigenlijk?
Er blijft in het boek één grote vraag hangen, namelijk: wie was die Jan van Naaldwijk eigenlijk? Levelt verzamelt gegevens, vooral uit de kroniek zelf (bijv. dat Jans vader Adriaan een jongere zoon was uit het geslacht van de heren van Naaldwijk, die sneuvelde in 1482 bij Hoorn in de partijstrijd tussen Hoeken en Kabeljauwen), maar zijn suggestie dat Jan misschien een tutor was van de kinderen Gaasbeek (een baan waarop Erasmus vergeefs solliciteerde) is wel erg speculatief en bovendien niet gemakkelijk in overeenstemming te brengen met de gepresenteerde gegevens. Als Jan geluk heeft, gaat iemand dat, geïnspireerd door deze studie, binnenkort nog eens haarfijn uitzoeken.
Het signalement van dit boek is verschenen in Holland Historisch Tijdschrift (2013-1).
Verwijzing: Historisch Tijdschrift Holland, Antheun Janse, 24 april 2013.