Recensie Sabine Craft-Giepmans e.a., Adellijke familieportretten op Duivenvoorde
Sabine Craft-Giepmans, Hilde Gilissen, Annette de Vries, Adellijke familieportretten op Duivenvoorde Waanders Uitgevers, 2015, Zwolle, 176 p. geïll., ISBN 9789462620407, prijs €22,50
door Frauke Laarmann-Westdijk, Open Universiteit Amsterdam
Sinds een aantal jaren verheugt het portret zich in een groeiende belangstelling. Ooit als artistiek minderwaardig beschouwd, spelen portretten inmiddels een belangrijke rol in het kunst- en cultuurhistorisch onderzoek, onder meer vanwege hun identiteitsvormende functie. Zo zijn er inmiddels studies verschenen over lokale tradities – bijvoorbeeld Gelderse of Enhuizense portretten – aparte portretgenres zoals huwelijks-, kinder- of zelfportretten en uitingen van burgerlijk zelfbewustzijn, waaronder schutterstukken en Amsterdamse Kopstukken.
De publicatie Adellijke familieportretten op Duivenvoorde verscheen ter gelegenheid van de gelijknamige tentoonstelling op het kasteel in Voorschoten in de zomermaanden van 2015. Het boek wil echter meer zijn dan een tentoonstellingscatalogus en probeert zowel een wetenschappelijk als ook geïnteresseerd lekenpubliek te bedienen. De auteurs behandelen de geschiedenis van alle portretten die ooit een plek in het kasteel hebben gehad of er nog steeds zijn. Voor de lezer is het van belang om de ruime omvang die in de geformuleerde ambitie schuil gaat, goed te begrijpen. Slechts een klein deel van het boek handelt over de bewoners van Duivenvoorde en de geschiedenis van het kasteel zelf. Een groot deel van de portretten die er hingen, is ooit min of meer toevallig hier belandt.
Werken die weliswaar van belang zijn voor de verschillende families maar nooit op Duivenvoorde hebben gehangen, zijn als steunafbeeldingen opgenomen zodat het boek een rijk geïllustreerd, mooi bladerboek voor geïnteresseerden in de adellijke geschiedenis van dit land is
In adellijke families was (en is) het gebruikelijk dat de per generatie groeiende collectie voorouderportretten op de oudste zoon wordt vererfd, of – in het geval er geen zonen zijn – aan de oudste mannelijke telg uit de eigen familietak wordt overgedragen. Twee keer is het in de geschiedenis van Duivenvoorde gebeurd dat de mannelijke lijn van de eigenaars uitstierf. Het tot 1200 teruggaande riddergeslacht Van Wassenaer dat sinds de vroege dertiende eeuw op Duivenvoorde zetelde, had in de negentiende eeuw geen mannelijke opvolger meer. Hun laatste erfgename trouwde met een jonkheer Steengracht wiens Zeeuwse familie wortels in het Dordtse en Haarlemse patriciaat had. Via vererving van zijn kant kwam er een serie voorouderportretten op Duivenvoorde terecht, die oorspronkelijk geen enkele relatie met dit adellijke familiehuis had. Een soortgelijk proces vond aan het begin van de twintigste eeuw plaats toen het kasteel in het bezit kwam van baron Schimmelpenninck van der Oye. Meer dan honderd portretten van onder meer de Gelderse tak van deze familie kregen opeens hun onderkomen op Duivenvoorde. Hun verblijf was slechts van korte duur: na het overlijden van de baron verhuisde dit deel van de portrettencollectie na weer een andere mannelijk familielid en raakte uiteindelijk verspreid door heel Nederland.
In drie hoofdstukken wordt de driedelige collectie aan de hand van de achterliggende familiegeschiedenis door de auteurs Sabine Craft-Giepmans en Annette de Vries gereconstrueerd. Het eerste hoofdstuk over de eeuwenlang op Duivenvoorde zetelende familie Van Wassenaar bevat de meeste aanknopingspunten met de locatie zelf, de andere twee waaieren uit tot een caleidoscoop aan brokstukken uit de geschiedenis van de Nederlandse adel en hun portrettraditie. Werken die weliswaar van belang zijn voor de verschillende families maar nooit op Duivenvoorde hebben gehangen, zijn als steunafbeeldingen opgenomen zodat het boek een rijk geïllustreerd, mooi bladerboek voor geïnteresseerden in de adellijke geschiedenis van dit land is.
De familiegeschiedenissen worden smeuïg door anekdotes of heldenverhalen over bepaalde voorouders, maar bergen ook het risico dat de lezer ten onder gaat in de hoeveelheid namen
De familiegeschiedenissen worden smeuïg door anekdotes of heldenverhalen over bepaalde voorouders, maar bergen ook het risico dat de lezer ten onder gaat in de hoeveelheid namen. Daarvan zijn de auteurs zich terdege bewust, maar ze kunnen het soms niet vermijden dat de lezer de draad kwijt raakt tussen de vele generaties van de verschillende familietakken. Het opgenomen overzicht van alle eigenaren van Duivenvoorde biedt daarvoor niet genoeg oriëntatie. Alle drie families met hun uitwaaierende vooroudergeneraties hadden een eigen stamboom verdient.
Een toegift voor de niet in portreticonografie ingewijde lezer zijn de zes korte kaderteksten van Hilde Gilissen die uitleg geven over een aantal typische motieven en hun ontwikkeling, zoals bijvoorbeeld de veranderingen in haardracht, kleding of bijzondere sieraden. Historische gewichtsaanduidingen zeggen echter niets als ze niet naar moderne maten vertaald worden. De lezer moet zelf uit de databank van het Meertens-Instituut opmaken dat de gouden ketting van de echtgenote van Johan van Wassenaar bijna een kilo heeft gewogen.
Bijna de helft van de publicatie wordt ingenomen door de catalogus van alle behandelde portretten. Samenstellers van een corpus van familieportretten staan voor het dilemma volgens welk ordeningsprincipe ze het materiaal willen presenteren: op naam van kunstenaars (bij portretten betekent dit bijna automatisch een grote groep anoniemen), kunsthistorisch chronologisch, chronologisch per familie of op naam van de voorgestelde. Hier hebben de auteurs voor de laatste optie gekozen, waardoor echtgenoten niet bij elkaar staan (er wordt in de beschrijvingen wel naar het desbetreffende pendant verwezen) en de chronologische ontwikkeling van de portreticonografie niet zichtbaar wordt. Om tenminste de drie verschillende deelcollecties herkenbaar te onderscheiden zijn hun namen in drie verschillende kleuren gemarkeerd. Een duidelijk overzicht van de aparte groepen krijgt de lezer hierdoor echter niet. Daarvoor is men aangewezen op de verwijzingen vanuit het tekstgedeelte, wat tot moeizaam heen- en weer geblader leidt. Uitgebreide stambomen zouden ook hier het overzicht hebben bevorderd. Het catalogusgedeelte weerspiegelt op deze manier echter de realiteit, aldus pagina 13: ‘In werkelijkheid hingen portretten van de uiteenlopende families gebroederlijk door elkaar.’
Verwijzing: Holland Historisch Tijdschrift, Frauke Laarmann-Westdijk, 14 maart 2016.