Recensie Klaas de Jong, Pieter Rixtel (1643-1673)

Klaas de Jong, Pieter Rixtel (1643-1673). Een dichter zonder rust Haerlem Reeks 17, Verloren, 2015, Hilversum, 120 p., geïll., ISBN 9789087045241, prijs €15,-

door Henk Looijesteijn, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis

Je moet maar durven, in 1669 je jonggestorven dichter-vriend in een postuum lofdicht bezingen als een groter licht aan het Spaarne dan Vondel aan het IJ. De oude Amsterdamse bard was toen al van een eenzame statuur, zelfs in de bepaald niet om dichters verlegen zijnde IJstad. Van enige schroomvalligheid lijkt bij Pieter Rixtel (1643-1673) echter geen sprake, want Vondel was niet de enige die Rixtels scherpe tong tegenover zich vond.

Rixtel publiceerde al vanaf zijn zestiende, het prototype van een young man in a hurry, en kreeg weinig kans om uit te groeien tot het statuur van een Vondel, zoals zijn tijdgenoten na zijn schielijke dood schreven. Ondanks die vroege dood heeft Rixtel een aanzienlijk oeuvre nagelaten, ongetwijfeld aangespoord door zijn persoonlijke motto ‘Sonder rust’. Dat motto moet wel toepasselijk zijn geweest, want veel van de dichters die na zijn dood een lijkdicht aan hem wijdden, verwezen naar de kennelijk onrustige aard van Rixtel. Van 1667 tot zijn dood was hij bovendien factor van de Haarlemse rederijkerskamer De Wijngaardranken. Vermoedelijk is hij de ‘regisseur’ die prominent staat afgebeeld op het schilderij dat de omslag van het boek siert. Het stelt een toneelrepetitie van de rederijkerskamer voor, rond 1670 geschilderd door Job Berckheyde (1630-1693) en is nu in Duits museumbezit. Als factor was Rixtel verantwoordelijk voor een laatste bloeitijd van De Wijngaardranken.

Over veel van deze schrijvers van het tweede garnituur is weinig geschreven en hun oeuvre wordt zelden bestudeerd, wat jammer is, omdat er vaak zeer interessante persoonlijkheden tussen zaten met soms zeer onorthodoxe ideeën

Net als zijn vriend Franciscus Snellinx (1627-1669) en een hele reeks tijdgenoten is Rixtel vandaag de dag zo goed als vergeten, een minor poet van de Gouden Eeuw. Over veel van deze schrijvers van het tweede garnituur is weinig geschreven en hun oeuvre wordt zelden bestudeerd, wat jammer is, omdat er vaak zeer interessante persoonlijkheden tussen zaten met soms zeer onorthodoxe ideeën. Rixtel is daar een voorbeeld van.

Rixtel heette eigenlijk Pieter van Rixtel en was van doopsgezinde afkomst. Hij was geboren in Haarlem maar getogen in Amsterdam. Hier was hij een schoolgenoot van Spinoza op de privéschool van Franciscus van den Enden (1602-1674), wiens pantheïsme (of atheïsme, al naar gelang de interpretatie) Spinoza diep heeft beïnvloed. Ook Rixtel werd door Van den Endens onderwijs sterk beïnvloed: hij behoorde in elk geval tot een kleine maar luidruchtige groep denkers in het 17de-eeuwse Amsterdam die een al te dogmatisch geloof afwezen. Rixtel noemde zich christen, en vond de diepte van het geloof belangrijker dan tot welke kerk men behoorde. Een daadwerkelijk christelijke, deugdzame levenswijze was belangrijker dan theologische scherpslijperij, een gedachte die vrij breed werd gedragen door tal van denkers, onder wie radicale vrijdenkers als Spinoza en radicale christenen als de collegianten. Rixtel bekritiseerde in zijn werk bijvoorbeeld de neiging van doopsgezinden om elkaar op scherpe toon in geschrifte te bestrijden over theologische geschilpunten.

Neerlandicus en Haarlems historicus Klaas de Jong heeft het weinige wat er bekend is van Rixtel samengevat in een handzame en geïllustreerde studie waarin aandacht wordt besteed aan Rixtels levensloop en de inhoud en context van zijn literaire werk

Rixtel behoorde waarschijnlijk tot een, meestal als los zand samenhangende, groep van gelijkgestemde maar onafhankelijke denkers, met wie hij ook een kritische houding jegens de gevolgen van de grote welvaart van de Republiek deelde. Zijn kritische geest kwam ook tot uiting in het jaar 1672, toen hij – inmiddels als procureur werkzaam en woonachtig in zijn geboortestad – één van de leiders was van het verzet van de middenklasse tegen de in dat Rampjaar zo in gebreke gebleken regenten. Hij kreeg toen de bijnaam ‘Volkspensionaris’ vanwege het opstellen van verzoekschriften aan het stadsbestuur waarin op hervormingen werd aangedrongen.

De Jongs studie is een zeer nuttige aanvulling op de nog altijd zeer bescheiden historiografie van Nederlandse minor poets èn van het vrijzinnige denken dat in de tweede helft van de 17de eeuw opbloeit in de Republiek

Neerlandicus en Haarlems historicus Klaas de Jong heeft het weinige wat er bekend is van Rixtel samengevat in een handzame en geïllustreerde studie waarin aandacht wordt besteed aan Rixtels levensloop en de inhoud en context van zijn literaire werk. Daarmee licht hij een tipje van de sluier op die nog altijd hangt over tal van tijdgenoten van Spinoza die ook zo hun eigen tegendraadse opvattingen hadden. Want al zou men dat soms vergeten met alle hedendaagse belangstelling voor de grootste filosoof uit de Nederlandse geschiedenis, Spinoza was niet de enige die kerk en staat kritisch voor het licht hield. Al gingen ze misschien niet zo ver als Spinoza zelf, deze denkers leverden in al hun schakeringen een belangrijke vrijzinnige bijdrage aan het geestesleven van hun tijd. Daarbij kozen ze soms voor de dicht- en toneelkunst als vehikel van hun gedachtengoed, zoals De Jong laat zien aan de hand van Rixtels geschriften.

Al zou men dat soms vergeten met alle hedendaagse belangstelling voor de grootste filosoof uit de Nederlandse geschiedenis, Spinoza was niet de enige die kerk en staat kritisch voor het licht hield

De Jongs studie is een zeer nuttige aanvulling op de nog altijd zeer bescheiden historiografie van Nederlandse minor poets èn van het vrijzinnige denken dat in de tweede helft van de 17de eeuw opbloeit in de Republiek. Het is te hopen dat ook andere radicale tijdgenoten van Spinoza onderwerp van een vergelijkbare studie worden.

Verwijzing: Holland Historisch Tijdschrift, Henk Looijesteijn, 5 januari 2016.