Recensie Judith Brouwer, Levenstekens

Judith Brouwer, Levenstekens. Gekaapte brieven uit het rampjaar 1672 Verloren, Hilversum, 2014, 352 p., geïll., ISBN 9789087044053, prijs €35,-

door Gijs Rommelse

De Sailing Letters, de verzameling van ongeveer 38.000 Nederlandstalige brieven in de collectie Prize Papers van de Britse National Archives, zijn ‘hot’ onderzoeksmateriaal. Sinds Roelof van Gelder in 2006 in opdracht van de Koninklijke Bibliotheek een verkennende inventarisatie publiceerde van deze tijdens de vier Engels(/Brits)-Nederlandse oorlogen (1652-1654, 1665-1667, 1672-1674 en 1780-1784) door kapers en marineschepen onderschepte poststukken, zijn tal van historici en neerlandici met het bijzonder rijke materiaal aan de gang gegaan. Judith Brouwer, die in 2013 aan de Universiteit van Groningen promoveerde op Levenstekens. Gekaapte brieven uit het rampjaar 1672, bevindt zich daarom in goed en talrijk gezelschap. Het bijzondere van de Sailing Letters voor geschiedkundigen, naast de kwantiteit – geen enkele Nederlandse instantie beschikt in de verste verte over een dergelijk aantal vroegmoderne egodocumenten –, is dat ze een stem geven aan groepen in de maatschappij die voorheen sterk ondervertegenwoordigd waren in ons geschiedbeeld, zoals vrouwen en de lagere klassen. In Brouwers onderzoek zijn beide groepen zeer ruim vertegenwoordigd.    

Het Rampjaar 1672 is nooit echt uit de aandacht van historici en het publiek verdwenen, maar lijkt zich sinds enkele jaren te mogen verheugen op bijzonder intensieve belangstelling. Michel Reinders publiceerde in 2010 Gedrukte chaos. Populisme en moord in het Rampjaar 1672. Datzelfde jaar vond aan de Universiteit Utrecht een symposium plaats waar een tiental onderzoekers hun ideeën ten aanzien van het Rampjaar presenteerde. Brouwer was hier één van de sprekers. Luc Panhuysen, voor wie dat eveneens gold, bracht een jaar eerder zijn boek Rampjaar 1672. Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte uit. Vorig jaar publiceerde R.P. Prud’homme van Reine ten slotte Moordenaars van Jan de Witt. De zwartste bladzijde van de Gouden Eeuw. Alle drie de werken werden eerder al in Holland Historisch Tijdschrift besproken.

Het bijzondere van de Sailing Letters voor geschiedkundigen, naast de kwantiteit – geen enkele Nederlandse instantie beschikt in de verste verte over een dergelijk aantal vroegmoderne egodocumenten –, is dat ze een stem geven aan groepen in de maatschappij die voorheen sterk ondervertegenwoordigd waren in ons geschiedbeeld

Brouwer heeft in totaal 195 brieven onderzocht, waarvan het overgrote deel afkomstig was uit het gewest Holland en zich bevond op twee door de Engelsen onderschepte koopvaarders, het WIC-schip de Morgenster en het VOC-schip het Wapen van Hoorn. Deze selectie zorgt voor een dubbele clustering in tijd; de brieven, waarvan de afzenders veelal vrouwen uit de lagere maatschappelijke lagere segmenten zijn, dateren hoofdzakelijk uit mei en november 1672. Aan de hand van dit materiaal wil Brouwer in de eerste plaats analyseren hoe de ‘gewone vrouw of man’ de politieke en militaire gebeurtenissen uit het turbulente jaar waarnamen en beleefden, en hoe de oorlog tegen Frankrijk, Engeland en de prins-bisschoppen van Keulen en Münster hun dagelijks leven en bestaanszekerheid beïnvloedde. De auteur tracht te beantwoorden uit welke nieuwsbronnen de brievenschrijvers putten, welke gebeurtenissen zij van belang achtten te vermelden, of en hoe de nieuwsbronnen de weergave van deze gebeurtenissen in de brieven kleurden, en welke plaats de actualiteiten in hun epistels kregen. Daarnaast gaat zij in op het dagelijks leven van de schrijvers en de relaties tussen de zenders en de beoogde ontvangers.                     

Levenstekens. Gekaapte brieven uit het rampjaar 1672 telt vijf hoofdstukken. In het eerste beschrijft de auteur het onderzoeksmateriaal, de vraag en de methodologische opzet, overzeese postbezorging in het algemeen, de onderschepping door de Engelsen van de beide schepen, de rechtsgang rondom dergelijke oorlogsbuit en de plaats daarin van alle aan boord aangetroffen papieren. Het volgende hoofdstuk handelt over briefcultuur. De 195 onderzochte brieven, zo stelt Brouwer, waren in de eerste plaats levenstekens van relationele aard, tussen vrouw en man, moeder, vader en zoon of anderszins. Verder constateert zij dat brievenschrijvers van lagere komaf veelal houvast zochten bij geschreven en ongeschreven epistolaire conventies, terwijl rijkeren die vaker brieven schreven losser hiermee omsprongen. Ook stelt zij vast dat in veel gevallen de afzender niet de schrijver is, maar dat een professional, een familielid of een kennis de pen ter hand heeft genomen. In hoofdstuk 3 komen de afzenders en de beoogde ontvangers aan bod; wie waren zij, in welke relatie stonden zij tot elkaar, wat was hun sociaal-economische positie? Hoofdstuk 4 gaat over de oorlogberichtgeving in brieven en de vraag hoe deze berichtgeving werd beïnvloed door algemeen beschikbare nieuwsbronnen of opiniërende media van dat moment. Brouwer stelt vast dat, in tegenstelling tot wat eerder door andere historici is beweerd, vrouwen uit lagere milieus wel degelijk geïnteresseerd waren in politieke en staatkundige gebeurtenissen, en zich via schriftelijke en mondelinge bronnen op de hoogte stelden. In het laatste hoofdstuk gaat de auteur in op de in de brieven verwoordde gevoelens en emoties, die van wanhoop, verlangen en nijd, maar ook die van zorgen om geldnood, ziekte en de dood.

Levenstekens. Gekaapte brieven uit het rampjaar 1672 is een goed geschreven, fraai geïllustreerd boek dat aan de hand van grondig onderzoek naar nog nauwelijks ontgonnen primaire bronnen een duidelijk beeld biedt van hoe verschillende groepen in de Republiek het Rampjaar 1672 ervoeren

Levenstekens. Gekaapte brieven uit het rampjaar 1672 is een goed geschreven, fraai geïllustreerd boek dat aan de hand van grondig onderzoek naar nog nauwelijks ontgonnen primaire bronnen een duidelijk beeld biedt van hoe verschillende groepen in de Republiek het Rampjaar 1672 ervoeren. Met name het feit dat we nu ook van vrouwen uit lagere milieus weten hoe zij in het leven stonden, waar hun interesses lagen, hoe zij hun relaties zagen, en hoe zij nieuws tot zich namen en in brieven vertaalden, is een belangrijke aanwinst voor ons geschiedbeeld. Een paar kanttekeningen. Hoofdstuk 3 is weliswaar levendig geschreven en bevat tal van door vele uren hard werken verkregen biografische gegevens over de afzenders en de beoogde ontvangers die voor de analyse van het bronmateriaal ongetwijfeld van groot belang zijn, maar is als op zichzelf staand hoofdstuk een tamelijk zwakke opsomming zonder kop of staart. Een tweede punt is dat Brouwer in de inleiding en elders de boeken van Reinders en Panhuysen over het Rampjaar noemt en zich ook rekenschap geeft van de vele recente publicaties over nieuwscultuur in de Republiek, maar eigenlijk nauwelijks of niet de discussie of aansluiting zoekt met deze auteurs. Deze kritiekpunten doen echter niet erg veel af aan de waarde van haar prima boek.

Verwijzing: Holland Historisch Tijdschrift, Gijs Rommelse, 11 augustus 2014.