Recensie Femke Deen, Publiek debat en propaganda in Amsterdam tijdens de Nederlandse Opstand

Femke Deen, Publiek debat en propaganda in Amsterdam tijdens de Nederlandse Opstand: Amsterdam ‘Moorddam’ 1566-1578 Amsterdam University Press, Amsterdam, 2015, 280 p., ISBN 9789089647054, prijs €29,95 (ook verkrijgbaar als eBook)

door Joris van den Tol, Universiteit Leiden

Dit boek van Femke Deen is geschreven op basis van het onderzoek waarmee zij in 2012 aan de UvA promoveerde. Het boek past in een relatief jonge traditie van onderzoek naar pamfletten en andere media in de vroegmoderne periode als objecten met een intrinsieke historische waarde in plaats van als repositorium van quotes om een historisch verhaal te illustreren. Na De Nederlandse opstand in Pamfletten van Pieter Geurts in 1956 en Craig Harline’s Printing and Political Culture in the Early Dutch Republic uit 1987, verschenen in de 21e eeuw verschillende andere boeken over pamfletten en andere media. De bijdrage van Deen aan deze collectie is ongelooflijk gedegen uitgevoerd en zeer goed geworteld in het bronnenmateriaal.

De bijdrage van Deen aan deze collectie is ongelooflijk gedegen uitgevoerd en zeer goed geworteld in het bronnenmateriaal

Het doel van het boek is te achterhalen hoe het publieke debat in Amsterdam zich in de jaren zestig en zeventig van de zestiende eeuw ontwikkelde tot een politieke machtsfactor, tot een instrument waarmee autoriteiten rekening moesten houden. Deen geeft antwoord op die vraag door wat zij noemt de ‘partituur van communicatievormen’ te analyseren. Dit begrip houdt in dat verschillende communicatievormen simultaan worden onderzocht om zo het geheel te kunnen overzien en dissonanten in kaart te kunnen brengen. Deen distantieert zichzelf hiermee van andere studies die zich richten op één medium, zoals pamfletten. De partituur is verdeeld over vijf hoofdstukken: publieke kritiek, retorica en de traditie van verzet; publieke afkondigingen en petities; publieke rituelen; brieven en liederen; en tot slot mondeling nieuws en geruchten.

In het bijzonder de laatste twee hoofdstukken, over de rol van handgeschreven en orale participatie in het publieke debat, zijn indrukwekkend. Deens boek vormt door de aandacht voor orale en handgeschreven nieuwtjes en geruchten een welkome aanvulling en een verrijking op bestaande literatuur over onder andere pamfletten en de rederijkerscultuur

In het bijzonder de laatste twee hoofdstukken, over de rol van handgeschreven en orale participatie in het publieke debat, zijn indrukwekkend. Deen benut haar achtergrond in culturele antropologie door af en toe te schrijven alsof ze er zelf is bij geweest. Dat dit zo nu en dan betwistbare zinnen als ‘ieder gesprek begon met de vraag wat voor nieuws er was’ en ‘wie de stad binnenkwam, werd direct ondervraagd’ (138) tot gevolg heeft, zullen de meeste lezers voor lief nemen. Het belang van mondelinge overlevering van nieuws en geruchten en de wisselwerking met handgeschreven brieven in het eind van de zestiende eeuw zal door niemand worden betwist, maar het is zelden zo degelijk en uitgebreid besproken, en Deen slaagt er op uitmuntende wijze in de rol van geruchten over het voetlicht te brengen. Dit is dan ook primair de kracht van dit boek. Deens boek vormt door de aandacht voor orale en handgeschreven nieuwtjes en geruchten een welkome aanvulling en een verrijking op bestaande literatuur over onder andere pamfletten en de rederijkerscultuur.

Het voornaamste punt van kritiek is dat het concept van ‘publiek debat’ niet echt overtuigt. Het gaat te ver om te stellen dat ‘het ontbreekt aan een bruikbaar alternatief voor publieke sfeer’

Het voornaamste punt van kritiek is dat het concept van ‘publiek debat’ niet echt overtuigt. Deen heeft nadrukkelijk gekozen voor publiek debat, en niet voor Habermas’ publieke sfeer. Ze schrijft onomwonden ‘dat er, ondanks de wijdverspreide discussies en publieke meningsvorming, zeker geen sprake was van een “publieke sfeer”’ (173). Ze verwerpt de these van een (bourgeois) publieke sfeer omdat het te veel verbonden is met Habermas’ utopie: een tegenhanger van de hedendaagse contemporaine gecorrumpeerde publieke sfeer van massamedia. Habermas’ theorie is inderdaad aan veel kritiek onderhevig geweest en er is zeker iets mis met de publieke sfeer gebruiken als een normatief model en dan beweren dat het er wel of niet is geweest. Het gaat echter te ver om te stellen dat ‘het ontbreekt aan een bruikbaar alternatief voor publieke sfeer’ (12). Waarom heeft Deen bijvoorbeeld geen gebruik gemaakt van Gerard Hausers theorie over publieke sferen, zoals Helmer Helmers heeft gedaan in zijn proefschrift uit 2011?  Immers, er is een debat dat op basis van argumenten werd gevoerd en bepaalde deelnemers hadden op basis van status niet meer gelijk dan anderen. Het vond plaats in de openbaarheid, zoals op de Plaatse (de Dam), de nieuwe brug, en de Warmoestraat. Het ging zeer vaak over beleid en politiek. Bovendien konden zelfs de ongeletterden deelnemen doordat mondelinge geruchten ook een belangrijke rol speelden in het debat; dit gaf de publieke sfeer een inclusief karakter.

Haar ooggetuige-schrijfstijl maakt het boek leesbaar voor een breder, ook niet-academisch, publiek zonder dat daarmee de historische werkelijkheid geweld wordt aangedaan

Kortom, dit boek is gebaseerd op zeer gedegen en uitgebreid bronnenonderzoek, en een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in zestiende-eeuwse communicatiemiddelen. Met name de hoofdstukken over brieven en geruchten zijn zeer de moeite waard. Haar ooggetuige-schrijfstijl maakt het boek leesbaar voor een breder, ook niet-academisch, publiek zonder dat daarmee de historische werkelijkheid geweld wordt aangedaan. De nadruk op het bronnenonderzoek is echter ten koste gegaan van het theoretisch kader en dat maakt het boek als referentiewerk voor mensen geïnteresseerd in een andere periode dan de zestiende eeuw minder relevant.

Verwijzing: Holland Historisch Tijdschrift, Joris van den Tol, 18 november 2015.