Recensie Carla de Wilt, Landlieden en hoogheemraden
Carla de Wilt, Landlieden en hoogheemraden. De bestuurlijke ontwikkeling van het waterbeheer en de participatiecultuur in Delfland in de zestiende eeuw Verloren, Hilversum, 2015, 509 p., ISBN 9789087045128, prijs €49,50
door Adrie de Kraker, CLUE Vrije Universiteit Amsterdam
Dit boek is het resultaat van jarenlang archiefonderzoek naar het functioneren van het waterbeheer in Delfland in de zestiende eeuw. Gelet op het onderzochte bronnenmateriaal en de aard van de onderzoeksvragen, voldoet het ruimschoots aan de vereiste criteria om in de reeks Waterstaat, cultuur en geschiedenis te worden opgenomen: een reeks die beoogt om nieuw wetenschappelijk werk onder de aandacht van een geïnteresseerd publiek te brengen. De auteur onderzoekt hoe de bestuurlijke organisatie van het waterbeheer zich op verschillende niveaus in het Delfland van toen heeft ontwikkeld. Zijn het lokale of regionale besturen die als overwinnaar uit de veranderingen zijn gekomen (pagina 266)? De auteur wil het veranderingsproces verklaren tegen de achtergrond van a) de veranderende geografische omstandigheden, dus vernatting, b) de veranderende economische situatie, de transitie naar veeteelt en c) op welke wijze er invloed van onderaf was. Dit laatste noemt zij de participatiecultuur.
Gelet op het onderzochte bronnenmateriaal en de aard van de onderzoeksvragen, voldoet de studie ruimschoots aan de vereiste criteria om in de reeks Waterstaat, cultuur en geschiedenis te worden opgenomen: een reeks die beoogt om nieuw wetenschappelijk werk onder de aandacht van een geïnteresseerd publiek te brengen
De Wilt behandelt genoemde problematiek in acht hoofdstukken. Na een inleiding met een historiografisch overzicht, onderzoeksvragen en –methoden en bronnenmateriaal, behandelt ze in hoofdstuk 2 het regionale waterbeheer. Hierin gaat ze in op de institutionalisering van het waterbeheer, de taakverdeling tussen dijkgraaf en hoogheemraden en welke factoren daarbij van belang waren. Zij ziet in de 15e eeuw een tendens naar decentralisatie, in de loop van de 16e eeuw een naar centralisatie. De hoogheemraden hielden zich vooral bezig met gemeenschapswerken, nieuwe lokale werken en handhaving van keuren, de ambachtsbewaarders voerden vooral werken uit en regelden de financiën. In hoofdstuk 3 bespreekt ze het lokale waterbeheer, waarbij ze ingaat op de functies van ambachtsbewaarder en molenmeester. Eerstgenoemde was vooral uitvoerder van werken en belast met de financiën. Molenmeesters werden vooral ingezet bij het schouwen van werken. De eerste vermeldingen dateren uit de 15e eeuw. In de volgende hoofdstukken worden de veranderingen per deelgebied geanalyseerd. In hoofdstuk 4 komt Maasland aan bod, waarin een brede participatiecultuur bleef bestaan. Weliswaar werd de ruggenspraak met de buren onderdrukt, maar de toegang tot functies voor kleine landbezitters verruimd. Voor Monsterambacht (hoofdstuk 5) en Berkel (hoofdstuk 6) analyseert ze dezelfde veranderingen. Vervolgens gaat het onderzoek via een andere invalshoek verder: de rechtspraak. Hoe pakten de veranderingen uit door te kijken naar de vele conflicten die er tussen de twee bestuursniveaus waren. Hierbij stelt ze vast dat zowat driekwart van de conflicten over nalatig onderhoud van waterstaatswerken ging en dat de meeste uit Maasland kwamen. Logisch ook vanwege het onderhoud van onder meer de Maasdijk. In alle drie gebieden nam het aantal zaken overigens toe. Algemeen was er een trend naar individuele verantwoordelijkheidstelling te bespeuren (pagina 265). Het boek besluit met hoofdstuk 8 waarin alle bevindingen worden samengevat. Het is eerder aan de lezer om die zelf te lezen, dan aan de recensent om die te verklappen.
Inhoudelijk gezien kunnen de vele herhalingen en samenvattingen storend zijn, maar zonder deze zou het toch lastig zijn de hoofdlijnen te volgen, dus zijn ze een noodzakelijk kwaad
Wat valt er op het boek af te dingen? Bijna een kwart van het boek (284-375) wordt door tabellen en bijlagen ingenomen. Een database van 90 pagina’s is niet meer gebruikelijk, bovendien gaat het om veel kwalitatieve details (pagina’s 284-336). Dit lijkt eerder voer voor plaatselijke genealogen dan voor wetenschappers. Het was bovendien handiger geweest het overzicht van al deze tabellen en grafieken aan het begin te zetten (vanaf pagina 284) en niet ergens verloren achterin het boek. Hetzelfde geldt de summary en het nawoord, in feite een dankwoord. Waarom de summary niet direct na de Nederlandse samenvatting en het nawoord voorin gezet? Inhoudelijk gezien kunnen de vele herhalingen en samenvattingen storend zijn, maar zonder deze zou het toch lastig zijn de hoofdlijnen te volgen, dus zijn ze een noodzakelijk kwaad. Verder heeft de auteur ernaar gestreefd de veranderingen zoveel als mogelijk in te kaderen in de veranderende omgeving, economische en sociale constellatie. Een duidelijk onderscheid tussen factoren die vanuit het gebied zelf invloed hebben en factoren van buiten is er niet. Hoe zit het met de bevolkingstoename: ijkpunt 1500, ijkpunt 1600? Hoe zit het met de vele gevallen van toenemende druk op de waterstaat door grote wateroverlast en overstromingen? Elke ramp heeft op zich invloed op bestuursinstellingen en regelgeving. Wat was de invloed van de grote onderwaterzettingen in de jaren 1570-1580?
De lezer krijgt meer waar voor zijn geld dan de titel suggereert
Zoals met elk boek, met elke dieptestudie, worden specifieke vragen beantwoord, maar andere weer niet. Dit neemt niet weg dat Carla de Wilt een grondige analyse van de waterstaatsinstellingen in Delfland heeft gemaakt en een boek heeft geschreven dat niet louter over de zestiende eeuw gaat, maar ook over de tweede helft van de vijftiende eeuw en het begin van de zeventiende eeuw. De lezer krijgt dus meer waar voor zijn geld dan de titel suggereert.
Verwijzing: Holland Historisch Tijdschrift, Arie de Kraker, 28 oktober 2015.