Amsterdamse verzetsfotografie over de Hongerwinter en de bevrijding
Door Jaap de Haan
De Ondergedoken Camera
In 1942 nam Cas Oorthuys ontslag als fotograaf bij de Arbeiderspers, omdat hij niet kon voorkomen dat zijn foto’s in nazi-tijdschriften afgedrukt. Van een onderduiker leende hij vervolgens ƒ 200,- om één van de laatste beschikbare camera’s in Amsterdam te kopen. Veel plezier beleefde hij voorlopig niet aan zijn toestel, want uit zijn archief blijkt dat hij pas na het algehele fotoverbod in november 1944 de camera weer ter hand nam. Oorthuys deed dat als lid van het fotografenverzet in de hoofdstad, dat bekend is geworden onder de naam de Ondergedoken Camera. De groep fotografen legde het laatste jaar van de Duitse bezetting vast. Hun foto’s bepaalden later grotendeels het beeld van de Tweede Wereldoorlog in Nederland.
Over dit fotografenverzet is De Ondergedoken Camera. Het laatste oorlogsjaar Amsterdam 1944-1945 verschenen van René Kok en Erik Somers. De auteurs, beiden werkzaam bij het NIOD, hebben meer fotoboeken over de Duitse Bezetting op hun naam staan, zoals Stad in oorlog (2017) en De Jodenvervolging in foto’s (2019). In deze monografie geven de auteurs een breed overzicht van de activiteiten van de Ondergedoken Camera, gebaseerd op onder andere interviews van de leden van deze groep. Ook besteden zij aandacht aan iconische foto’s die deze groep van de Duitse bezetting heeft gemaakt.
Fotograferen in oorlogstijd
Het fotografencollectief De Ondergedoken Camera ontstond in de zomer van 1944 onder de neutrale naam Archief Nederland. Fritz Kahlenberg, een gevluchte Duits-joodse filmer, dook toen onder in de Michelangelostraat in Amsterdam en ontmoette daar Tonny van Renterghem, een oud-militair. Van Renterghem kwam op het idee om foto’s te maken van de Duitse bezetting in Amsterdam. Hij wilde hiermee de geallieerden bij de bevrijding van Nederland van informatie voorzien, maar ook het dagelijks leven in de oorlog vastleggen. De Nederlandse regering gebruikte de foto’s – die naar Londen waren gesmokkeld – tijdens de Hongerwinter om de Engelsen, Amerikanen en Canadezen aan te sporen West-Nederland te veroveren.
Tussen Kahlenberg en Van Renterghem kwam een werkverdeling tot stand: de eerste onderhield de contacten met de groep fotografen en de tweede stond in verbinding met het (gewapende) verzet. ‘Zo ontstond een netwerk van zelfstandig werkende fotografen, bestaande uit zowel jonge, onervaren talenten als gevestigde namen.’ De auteurs schatten de groep op dertig tot veertig vaste medewerkers, bestaande uit een vaste kern van zo’n tien vakfotografen en een groep amateurfotografen.
Diverse leden van de Ondergedoken Camera waren actief in de illegaliteit en combineerden hun verzetswerk met fotografie, veelal door het vervalsen van persoonsbewijzen, maar ook letterlijk door het verzetswerk te fotograferen. Via Kahlenberg kwamen zij aan het benodigde fotomateriaal; het afdrukken gebeurde bij een aantal fotografen thuis, bijvoorbeeld in de fotostudio van Marius Meijboom aan de Keizersgracht.
De naam De Ondergedoken Camera is pas na de bevrijding bedacht. Kahlenberg en Van Renterghem bereidden al in het voorjaar van 1945 een fototentoonstelling voor, die verwoestende gevolgen van de bezetting liet zien en de internationale gemeenschap moest overtuigen om hulp aan Nederland te geven. Hun inspanningen hadden succes, want begin juni opende de tentoonstelling in de studio van Marius Meijboom aan de Keizersgracht onder de naam De Ondergedoken Camera.
Aanvulling oorlogsgeschiedenis
Het boek De Ondergedoken Camera biedt een gedegen inleiding over de illegale fotografie, de organisatie van de Ondergedoken Camera en de lotgevallen van de foto’s. Daarnaast wordt ingezoomd op vijf thema’s: tijdsbeeld, verzet, Hongerwinter en de bevrijding. Vooral het beeld van de Hongerwinter is gevormd door de fotografen van deze groep. Kok en Somers hebben de achtergrond van enkele iconische foto’s uitgezocht, zoals het jongentje met het pannetje van Emmy Andriesse (p. 165), ‘Vieze Fikkie’ van Oorthuys, die ook te zien was op de tentoonstelling The Family of Man (p. 154) en de jongen met de lepel, oftewel Henkie Holvast van Meijboom (p. 171). Opmerkelijk genoeg staat er bij de omslagfoto van Meijboom alleen ‘Honger’ en blijft het onduidelijke wie de uitgemergelde persoon op de foto is (p. 146).
Kok en Somer besteden veel aandacht aan het verzetswerk van enkele bekende leden van de Ondergedoken Camera, zoals van Andriesse, Oorthuys, Marius en Margreet Meijboom, Carel Blazer en Ad Windig, een onderwerp wat in diverse monografieën over deze fotografen niet of slechts mondjesmaat aan de orde komt. De bijvangst is dat de verzetsactiviteiten in Amsterdam aan het einde van de oorlog ook in beeld worden gebracht. De Ondergedoken Camera is daarmee een noodzakelijke en interessante aanvulling op de bestaande literatuur over de Duitse bezetting.
Het boek is verschenen bij de gelijknamige tentoonstelling in Foam (Fotomuseum Amsterdam) van 4 mei tot en met 2 oktober 2025.
René Kok en Erik Somers, De Ondergedoken camera. Het laatste oorlogsjaar, Amsterdam 1944-1945. Zwolle: Wbooks, 256 p., ill., ISBN 9789462586857, prijs €39,95.