Over de Noordzee

Door Kees Dekker

Van Willem de Veroveraar tot Willem III

De Noordzee over en weer, dat oorspronkelijk is verschenen in het Engels onder de titel North Sea Crossings: The Literary Heritage of Anglo-Dutch Relations 1066-1688 (Oxford, 2021), is een boek met een verhaal, en een weelde aan verhalen. Ten grondslag aan dit uitstekend geschreven en mooi geïllustreerde boek liggen twee projecten (een sociaal-maatschappelijk project getiteld North Sea Crossings en een onderzoeksproject The Literary Heritage of Anglo-Dutch Relations, c. 1050-c. 1600), alsmede een begeleidende tentoonstelling in de Bodleian Library, te Oxford (2021-2022). De schrijvers, tevens redacteuren, Sjoerd Levelt en Ad Putter (werkzaam als senior onderzoeker, resp. hoogleraar aan de Universiteit van Bristol) hebben voor hun werk steun gekregen van een groep experts op deelgebieden van het onderzoeksveld. Elk van de zes hoofdstukken is geschreven door een team van schrijvers aangevoerd door Sjoerd Levelt (1, 4 en 5) of Ad Putter (2 en 4); hoofdstuk 3 is door hen beiden geschreven. De vertaling naar het Nederlands is gemaakt door Thea Summerfield en Esther Putter. De Noordzee over en weer is dus geen duografie en geen bundel artikelen, maar het resultaat van vruchtbare samenwerking door een groep onderzoekers en vertalers. En dat resultaat mag er zijn.

De literaire en culturele betrekkingen tussen Groot-Brittannië en de Nederlanden zijn, zoals het boek aantoont, een fascinerend en heel divers onderwerp. De periode die wordt beschreven, 1066-1688, lijkt bepaald door symboliek: 1066 markeert de verovering van Engeland door Willem van Normandië en 1688 de troonsbestijging in Engeland door Willem III. Er waren bij voorbeeld ook eerder literaire contacten: zo schrijft Altfrid van Hildesheim in het leven van de Friese missionaris Ludger (742-809) dat die laatste een schat aan boeken meenam van York naar Utrecht. Maar, zoals Levelt en Putter terecht betogen, in de latere middeleeuwen wordt het literaire en culturele bewijs van de Engels-Nederlandse betrekkingen talrijker, zichtbaarder en tastbaarder, om uiteindelijk te resulteren in een vloed van documenten en boeken uit de vroegmoderne periode. Een rijke selectie van dit bewijs wordt in De Noordzee over en weer niet alleen beschreven maar ook getoond in de vorm van prachtig uitgevoerde illustraties die het boek een extra dimensie geven.

Diverse thema’s

De zes hoofdstukken laten een mengeling van thema’s zien die op het eerste gezicht wat arbitrair aandoet. Het eerste hoofdstuk bestudeert de geschiedschrijving, een genre, terwijl hoofdstukken 2 en 3 achtereenvolgens handschriften en gedrukte boeken, en dus documenten, behandelen. Vervolgens komt er een hoofdstuk over landkaarten (zowel genre als document), gevolgd door één over mensen (prosopografie). Het zesde en laatste hoofdstuk gaat over een literaire traditie, en wel die van Reinaert de Vos. Echter, bij het lezen van het boek vloeit een en ander vrijwel moeiteloos in elkaar over; in elk hoofdstuk zit ook een stukje chronologie: de geschiedschrijving van de Nederlands-Engelse betrekkingen begint vroeg; handschriften gaan vooraf aan gedrukte boeken; en het hoofdstuk over landkaarten gaat meest over gedrukte exemplaren. Waar het hoofdstuk over ‘mensen’ een geschikte afsluiting voor het boek had kunnen zijn, behandelt het laatste hoofdstuk, over Reinaert de Vos, een literaire traditie die bij uitstek de culturele connecties tussen de Nederlanden en Engeland belichaamt. In dit hoofdstuk, dat eruit springt vanwege de thematische eenheid, laten de auteurs heel mooi zien hoe juist transnationale en transculturele lijnen de katalysator vormen langs welke de continentale Reinaerttraditie in al haar aspecten (tekstueel en pictografisch) een onderdeel is geworden van de Engelse literatuur. Als een soort van case study waarin alle componenten van het boek samenkomen, is dit laatste hoofdstuk terecht een apotheose van De Noordzee over en weer.

De rijke collectie van de Bodleian Library

De inhoud van een overzichtswerk zoals De Noordzee over en weer wordt bepaald door de keuzes die de auteurs en redacteuren maken. Je kunt in een boek als dit immers niet alles behandelen of opnoemen, of naar alle literatuur verwijzen. De rijke collectie van de Bodleian Library heeft, zoals in de introductie wordt aangegeven, een belangrijke rol gespeeld bij de samenstelling, maar dat neemt niet weg dat de auteurs zeer weloverwogen en gebalanceerd te werk zijn gegaan en ook over de grenzen van Oxford heen hebben gekeken. De lezer die geen expert is op dit vakgebied, zal aangenaam worden verrast door de grote variatie aan onderwerpen en documenten en door de toegankelijkheid van de beschrijvingen. Iedere lezer zal ook – dat is onvermijdelijk – eigen desiderata vinden. Zo had men aandacht kunnen besteden aan de vermeende connectie tussen het Engels en het Fries, een topos beschreven door Rolf Bremmer in 1990 (Folia Linguistica Historica 11); ontbreekt een verwijzing naar het werk van Marika Keblusek over de boekcultuur van uitgeweken Engelse royalisten tijdens het interregnum (bij voorbeeld Boeken in de Hofstad, pp. 271–300 (1997); en wordt er niet gerept over het Ormulum: een twaalfde-eeuws handschrift met een Vroegmiddelengelse tekst die van groot belang is voor ons begrip van de ontwikkeling van het Engels, en die in 1659 werd ontdekt in de bibliotheek van de Engelse vluchteling Sir Thomas Aylesbury en in de bagage van Franciscus Junius in 1674 weer naar Engeland verhuisde. Het ontbreken van deze en wellicht andere onderwerpen mag jammer worden gevonden, maar laat juist ook zien dat er nog veel meer te ontdekken valt in de fascinerende wereld van de Nederlands-Engelse literaire en culturele betrekkingen. De Noordzee over en weer is daarbij een onmisbare bron die ik van harte aanbeveel.

Sjoerd Levelt en Ad Putter, De Noordzee over en weer. Het literaire erfgoed van Nederlands-Engelse betrekkingen 1066-1688 (vertaling Thea Summerfield en Esther Putter). Amsterdam: Amsterdam University Press, 2022, 304 p., ill., ISBN 9789463722070, prijs €41,99.