Erfgoed in tijden van oorlog

Marloes Wellenberg

Dat de Nachtwacht de Tweede Wereldoorlog veilig doorstond door een verblijf in de Sint-Pietersberg zal veel mensen bekend voorkomen. Dat deze verhuizing onderdeel was van een grootschalige operatie om het Nederlandse erfgoed te beschermen is veel minder bekend. Kunstbunkers en cultuurkaravanen vertelt het verhaal van de ambtelijke organisatie die hiervoor verantwoordelijk was, de Rijksinspectie Kunstbescherming. Deze organisatie legde zich van oktober 1939 tot oktober 1946 toe op het beschermen van Nederlands cultureel erfgoed.

Vergeten archief

Onderzoeker en tentoonstellingsmaker Andrea Kieskamp, de initiatiefnemer van deze uitgave, kwam de Rijksinspectie op het spoor bij de voorbereidingen van een expositie op Slot Loevestein, waar in de oorlog ook collecties waren ondergebracht. Aanvankelijk was onduidelijk om welke kunst het ging en wie er verantwoordelijk was voor de organisatie. Bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed trof ze het archief van de Rijksinspectie, bestaande uit meer dan twintig dozen met brieven, telegrammen, notulen en rapporten. ‘Een bijzondere historische sensatie’, aldus Kieskamp in de inleiding. Het boek dat zij met bijdragen van andere auteurs samenstelde, gaat in op het ontstaan van de Rijksinspectie en de drijvende kracht erachter: Jan Kalf. Deze secretaris van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg bracht in 1938 een rapport uit waarin werd geadviseerd al in vredestijd maatregelen te nemen om cultuurgoederen te beschermen in tijden van oorlog. Musea en archieven zouden topstukken uit hun collectie moeten inventariseren en als zodanig herkenbaar maken. Ook zouden kluizen of andere opslagplaatsen aangewezen moeten worden of moeten worden gebouwd. Naast de Noord-Hollandse duinen werd de Pietersberg als geschikte locatie geselecteerd. Betrouwbare ‘padvinders’ en kunststudenten zouden de kunst moeten gaan vervoeren als de nood aan de man kwam.

Bomvrije bergplaatsen

Toen Nederland in het najaar van 1939 overging tot mobilisatie, ging de operatie in de hoogste versnelling en mocht Kalf een nieuwe organisatie optuigen: de Rijksinspectie. Er werden uiteindelijk bomvrije bergplaatsen gebouwd in Castricum (gereed maart 1940), Heemskerk (gereed in november 1940), Zandvoort (mei 1941), Maastricht (maart 1942) en Paasloo (Overijssel, mei 1943). De data laten het al zien. De Rijksinspectie werkte, in overleg met de Duitse bezetter, gewoon door tijdens de oorlog.  De aanleg van de Atlantikwall had tot gevolg dat de bergplaatsen in de duinen niet langer geschikt waren, maar de bouw van de schuilplaatsen in de Pietersberg en in Overijssel gebeurde in nauw overleg met de nazi’s, die, als de gelegenheid zich voordeed, graag een kijkje kwamen nemen in de kunstbunkers.

Het zijn de praktische voorbeelden in het boek die de meeste indruk maken. Gesteggel over musea die alvast op eigen houtje herkenningstekens willen aanbrengen op het dak, aanplakbiljetten die op monumenten konden worden aangebracht om militairen (ongeacht welk leger) er op te attenderen dat deze gebouwen niet als uitvalsbasis konden worden gebruikt en de zoektocht naar tijdelijke depots en opslagplaatsen, in parochiehuizen, kerken en dorpshuizen. De Nachtwacht, die eerst in kasteel Medemblik werd ondergebracht, toen naar Castricum werd verplaatst, en pas daarna een definitief onderkomen vond in de Pietersberg. Bijzonder is dat ook particuliere collecties werden verplaatst, zoals de bibliotheek van sociëteit De Witte in Den Haag en die van het Delftsch Studentencorps. Schrijnend zijn details over het personeel van het Rijksmuseum, dat tijdens de Hongerwinter dermate verzwakt raakte dat ze nauwelijks meer in staat waren om kisten met voorwerpen op te tillen die verplaatst moesten worden.

Oproep tot voorbereiding

In afzonderlijke hoofdstukken worden de wederwaardigheden van het Rijksmuseum, het Openluchtmuseum en Slot Loevestein (waar de collecties van het Nationaal Archief onderdak vonden) beschreven, door verschillende auteurs. Dat levert hier en daar de nodige overlap op en maakt deze uitgave meer een bundel dan een samenhangend geheel. Desondanks geeft deze publicatie een verrassend inkijkje in het archief van een relatief onbekende organisatie en doet dat heel verdienstelijk. Kunstbunkers en cultuurkaravanen slaat ook een brug naar de actualiteit. Het voorwoord van Kathleen Ferrier, voorzitter van de Nederlandse Unescocommissie windt daar geen doekjes om. Het boek is een nadrukkelijk pleidooi om ook nu – juist nu – voorbereidingen te treffen, voor het geval dat.

Andrea Kieskamp (red.), Kunstbunkers en cultuurkaravanen. De bescherming van cultureel erfgoed in de Tweede Wereldoorlog. Zutphen: Uitgeverij WalburgPers 2024. 248 blz., ill., ISBN 9789464562408, prijs €29,99