De Gouden Eeuw op papier. Hollandse tekenkunst uit de 17de eeuw
Door Klazina D. Botke
Schetsen en tekeningen van de Gouden Eeuw
Gedurende de 17de eeuw is er in de Nederlanden een grote hoeveelheid tekeningen vervaardigd. Deze werken op papier hadden verschillende functies: men tekende om te leren en te oefenen, om ideeën te ontwikkelen en uit te werken, maar tekeningen werden ook gemaakt als voorstudies voor schilderijen en prenten. Daarnaast namen kunstenaars schetsboeken mee naar buiten, waarin zij het landschap en de wereld om hen heen vastlegden. Hoewel de schoonheid en het vakmanschap van deze tekeningen niet onderdoen voor de schilderijen uit dezelfde periode, zijn ze minder bekend bij het grote publiek. Het is dan ook prijzenswaardig dat Jeroen Giltaij, oud-conservator bij Museum Boijmans Van Beuningen, na Het Grote Gouden Eeuw Boek. De Hollandse Schilderkunst (2013), een tweede deel heeft gemaakt over de tekenkunst. Bestaande publicaties over dit onderwerp zijn bijna altijd tentoonstellingscatalogi of specialistische collectiecatalogi, waarbij de verzameling de kaders bepaalt. Door vrij te kunnen kiezen uit belangrijke collecties in Nederland, Europa en Noord-Amerika, heeft Giltaij een overzicht van de meest mooie, representatieve én uitzonderlijke werken kunnen samenstellen. Het boek geeft daardoor niet alleen een overzicht van de Hollandse tekenkunst, maar brengt vooral de grote artistieke kwaliteit van de werken voor het voetlicht, niet in de laatste plaats door de prachtige paginagrote kleurenafbeeldingen.
125 kunstenaars en 167 werken
In de inleiding stipt Giltaij de context van de getekende werken aan. Hierbij komen het tekenonderwijs en de contemporaine literatuur kort aan bod, waaronder Karel van Manders Schilder-boeck, Crispijn de Passe’s ’t Light der teken en schilder konst en Samuel van Hoogstratens Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst. De verschillende technieken, de functies van de werken, en het verzamelwezen worden ook kort benoemd. Hoe en waarom deze tekeningen sinds de 18de eeuw verder verspreid zijn geraakt over de wereld, zou hier een mooie aanvulling op zijn geweest.
Na de inleiding volgen achttien hoofdstukken waarin 125 kunstenaars en 167 werken worden besproken. Ze zijn onder verschillende thema’s geordend, waaronder Rembrandt en zijn leerlingen, Het landschap, Architectuur, en Dagelijks leven. Elk hoofdstuk heeft dezelfde opbouw: een inleiding over het thema gevolgd door een groep tekeningen met korte begeleidende tekstjes. Daarin is voornamelijk aandacht voor de biografie van de kunstenaars. Giltaij zet helder de banden tussen de verschillende makers uiteen, in welke werkplaats zij zijn opgeleid en met wie zij samenwerkten. Af en toe komt hij met een nieuwe ontdekking, zoals de identificatie van het vrouwenportret door Cornelis Visscher II als Anna Westerbaen (p. 87).
De veelzijdigheid van de 17de-eeuwse tekenkunst komt ook duidelijk naar voren, vooral door de interessante selectie van bekende en onbekendere kunstenaars waaronder Cornelis Symonsz. van der Schalcke, Leonaert Bramer en Leendert van der Cooghen, wiens indringende zelfportret op de voorkant prijkt. Zij krijgen hier de aandacht die zij verdienen. Vrouwelijke kunstenaars, waar de afgelopen tijd veel aandacht naar uitgaat, komen er iets bekaaider van af; de enige die een plek in dit overzicht heeft gekregen is Maria Sybilla Merian.
Prachtige selectie, beknopte uitleg
Het boek geeft een overzicht van de Hollandse tekenkunst in de 17de eeuw, maar enkele vragen blijven onbeantwoord. In het hoofdstuk De bakermat in Haarlem passeren bijvoorbeeld een aantal Haarlemse kunstenaars de revue, maar er wordt niet inzichtelijk gemaakt waarom Haarlem nu zo belangrijk was. De functie van specifieke werken of wat bepaalde tekeningen onderscheidt, blijft ook vaak onbenoemd; waarom was er bijvoorbeeld een grote interesse in landschappen? En voor wie of waarvoor werden dit soort landschapstekeningen gemaakt? Uit de afbeeldingen blijkt dat de tekenkunst veelzijdig, inventief en technisch zeer goed was. Dit vraagt ook om meer aandacht voor de verschillende technieken en het kleurgebruik, bijvoorbeeld bij de bijzonder subtiele landschapstekeningen van Roelant Savery (p. 43), of het verschil tussen de blauwgewassen tekening van Paul van Vianen (p. 44) en de stippelige bruine pentekeningen van Hendrick Goltzius (p. 45) die ernaast is afgebeeld. Door de chronologische ordening wil het boek mogelijk een ontwikkeling laten zien, maar ook deze wordt amper geduid. Het is dus aan de lezer zelf om vergelijkingen te maken en conclusies te trekken. Het zou waardevol zijn geweest als hiervoor iets meer handvatten werden gegeven.
De Hollandse tekenkunst is duidelijk niet bedoeld om in één keer uit te lezen. Het is een boek om er af en toe bij te pakken, om in te bladeren, en vooral om van te genieten. De publicatie geeft inzicht in de rijkdom aan tekeningen en zal zeker bijdragen aan een grotere waardering voor zeventiende-eeuwse werken op papier.
Jeroen Giltaij, Het Grote Gouden Eeuw Boek. De Hollandse Tekenkunst. Zwolle: Waanders, 2024, 240 blz., ill., ISBN 9789462586437. Prijs € 49,95.