De winnaar van de masterscriptieprijs 2014 is de scriptie van Sanne Wirken (Universiteit Leiden), getiteld Jan Kluit en Hendrik Moerings. Media en identiteit in de Republiek, 1747-1800.
Lees het artikel van Sanne Wirken over Jan Kluit en Hendrik Moerings in Holland 49:2 (2017)
De scriptie neemt ons mee naar de tweede helft van de 18de eeuw en gaat over het bestaan van het concept van vaderland vóór de patriottenstrijd. Deze strijd, die woedde vanaf de jaren 1780 tot aan het uitroepen van de Bataafse Republiek, en het hieruit voortkomende arsenaal aan pamfletten en tijdschriften wordt door historici vaak aangehaald als de oorzaak van de politisering van de samenleving en het ontstaan van het bredere concept van ‘vaderland’. Om meer te weten te komen over het perspectief van de burger op deze ontwikkeling analyseert Wirken de verschillende politieke (lokale, gewestelijke, nationale en ideologische) dimensies binnen het idee van vaderland op basis van twee 18de-eeuwse kronieken. Het Historische jaerboeken der stad Briel door Jan Kluit (1722-1811) en de Geschiedenissen van, en in, mijn Leeven door Hendrik Moerings (1756-1840) beschrijven de directe omgeving van Brielle respectievelijk Maassluis. Vanuit deze lokale, Hollandse, geschiedenissen stelt Wirken zich de vraag of de samenleving niet ook al gepolitiseerd was vóór 1780. Daarmee levert zij een bijdrage aan een breder debat dat vraagtekens zet bij het idee van de patriottenstrijd als een plotse, onverwachtse nationalistische opstand.
Hoe kreeg de politisering van de samenleving en de cultus van het vaderland invulling in het dagelijks leven van de kroniekschrijvers? Wirken toont in haar scriptie vooral aan hoe in de verbeelding van het vaderland verschillende stedelijke, gewestelijke en nationale identiteiten naast elkaar hebben bestaan en samen één geheel hebben gevormd. Waar lokale belangen in de geschriften van Kluit en Moerings een hoofdrol kregen toebedeeld, blijkt uit de kronieken tegelijkertijd duidelijk dat er ook een breder, boven-stedelijk en boven-gewestelijk begrip van het vaderland bestond. In de perceptie van de kroniekschrijvers maakten Brielle en Maassluis deel uit van Holland, en daarmee deel van de Republiek. Op inventieve wijze plaatst Wirken de twee lokale kronieken in een breder medialandschap. Daarbij wordt duidelijk dat de patriottistische kranten en geschriften slechts een beperkte invloed op het wereldbeeld van de kroniekschrijvers hadden. Een opmerkelijke conclusie van Wirken is dat juist gedurende de patriottentijd meer nadruk kwam te liggen op lokale rechten en lokale politiek, in plaats van aan het ideologische nationaal belang. De nieuwe natiegerichte agenda van de patriotten leidde dan ook niet direct tot een daadwerkelijke nationalisering of een nieuw natiebesef. ‘Oude’ politieke identiteiten bleven daarmee langer voortbestaan dan vaak gedacht.
Wirken heeft een vernieuwende scriptie geschreven dat goed is ingebed in de historiografie en de bestaande, dominante opvattingen over de geografische en politieke identiteit van Holland en Nederland ter discussie stelt. De jury vindt het knap hoe de auteur de invloed van ‘de media’ op het wereldbeeld van de kroniekauteurs weet aan te tonen. Dergelijke invloeden worden in de bestaande literatuur vaak verondersteld, of juist ontkracht, maar zelden zo concreet uitgewerkt. Lovenswaardig is hoe Wirken in haar scriptie met behulp van de twee kronieken lokale gebeurtenissen en een lokale identiteit in heldere bewoordingen koppelt aan schaalvergroting en grotere politieke vraagstukken die ingaan op de identiteit van Holland. De scriptie verdient om deze redenen de Holland masterscriptieprijs 2014.