Dubbele straatnamen in de Amsterdamse Transvaalbuurt
Rosa de Jong
Ik woon al jarenlang naast de Transvaalbuurt in Amsterdam. Er is daar een dubbel straatnaambordje waar ik mij van kinds af aan over verwonderde. Als tiener las ik de prachtige biografie Biko over Steve Biko en dit leidde tot een klein onderzoek in het Stadsarchief van Amsterdam. De geschiedenis van de straatnamen van de Transvaalbuurt in Amsterdam is niet in deze Thuishoek geheel te vatten, dus stip ik enkele grote gebeurtenissen aan.

Op 9 november 1977 dienden twee raadsleden een voorstel in: zij wilden een plein in Amsterdam vernoemen naar Steve Biko. Biko was wereldwijd bekend om zijn verzet tegen de apartheid in Zuid-Afrika en was twee maanden daarvoor onder verdachte omstandigheden in de gevangenis overleden. Er werd gekozen voor het Pretoriusplein, met als belangrijkste overwegingen: er was ook een Pretoriusstraat en Biko zou passen binnen de andere namen in de Transvaalbuurt. Ondanks een boze ondernemer die zat opgescheept met briefpapier, stempels, folders, enveloppen met het oude adres en geen vergoeding voor een aanpassing hierin kreeg, stemde de gemeenteraad met het voorstel in zonder inwinning van advies van de Commissie voor Straatnamen. Sommige raadsleden ijverden voor striktere regels omtrent ‘politieke statements bij straatnamen’.
In 1982 probeerden bewoners van de Transvaalbuurt, verenigd in een antiracisme buurtcomité, zelfstandig alle andere straatnamen te veranderen. Ze plakten naamborden over en riepen iedereen op de nieuwe namen te gebruiken. Het zou niet baten: de straten bleven hun oude naam dragen.

Slechts vijf jaar later ontstaat er weer een discussie over een straatnaam in de wijk: de Louis Bothastraat. Kunstenaar Pépé Grégoire maakte een beeld tegen apartheid en uitsluiting (later tegen apartheid en racisme) dat geplaatst zou worden in de wijk. Het monument zou op het Krugerplein komen te staan, daar waar het plein de Louis Bothastraat kruist. Volgens enkele leden van de werkgroep, die was opgericht om een plek te vinden voor het monument, was de straatnaam aanstootgevend. De naam deed te veel denken aan de Zuid-Afrikaanse president Pieter Botha: hij was voor velen het gezicht van het apartheidsbeleid. De gemeente had in 1982 toegezegd geen straatnamen meer te zullen wijzigen. Er ontstond hevige onenigheid, die eindigde in een juridische strijd. Het kwam tot een compromis: de straat zou wel worden omgedoopt tot de Albert Luthulistraat (naar de Nobelprijs-winnende president van het Afrikaans Nationaal Congres), maar de vermelding ‘Voorheen Louis Bothastraat’ zou onder het nieuwe naambordje worden geplaatst.

Dit thema zou actueel blijven: vorig jaar botste burgemeester Halsema met de Commissie van Straatnamen over namen voor een nieuwe wijk op IJburg. Zij wilde graag eer doen aan de multiculturele stad en ging niet akkoord met het themavoorstel Slag om de Zuiderzee uit 1573, vervolgens deed ze de daaropvolgende suggestie van internationale dansstijlen af als oubollig en folkloristisch. Het KITLV, waaraan ik verbonden ben, mocht advies uitbrengen en maakte een lange lijst met antikoloniale verzetshelden. Zo dragen de straten en pleinen in de nieuwe wijk namen van hoofdrolspelers uit een nog te onbekende geschiedenis.