Meester Lalleman uit Moordecht en zijn strijd tegen kinderarbeid
Door Ramona Negrón
Hij heeft een standbeeld en er is zowel een straat als een school naar hem vernoemd, maar buiten Moordrecht heeft nog nooit iemand van hem gehoord: Gerrit Bernardus Lalleman (1820-1901). Wie was ‘Meester Lalleman’ en wat heeft hij voor Nederland betekend?

In 1844 werd Gerrit Bernardus Lalleman benoemd tot schoolhoofd in Moordrecht. Het Zuid-Hollandse dorp telde toen slechts tweeduizend inwoners, van wie de meesten werkzaam waren op touwslagerijen, lijnbanen en steenplaatsen, ook kinderen. De staatscommissie constateerde in 1861 dat een arbeidsdag in Moordrecht van drie à vier uur ‘s morgens tot acht uur ’s avonds duurde, met slechts enkele minuten pauze. Jonge kinderen werden slapend naar de steenplaats gedragen om daar stenen te keren of te draaien aan het touwbaanderswiel.
Als onderwijzer zag Meester Lalleman de gevolgen van kinderarbeid door het schoolverzuim. Op school kwamen van de 350 kinderen 226 nooit, 90 onregelmatig, en slechts 34 regelmatig opdagen. In 1855 werd zijn ingezonden brief ‘Slavernij in Nederland’ in De Economist gepubliceerd, waarin hij kritiek leverde op kinderarbeid en de regering aanspoorde om actie te ondernemen.[1]
Lalleman beschreef hoe kleine kinderen werkten in fabrieken en in de landbouw – kinderen die volgens Lalleman ‘de school zouden moeten bezoeken’, maar dat niet konden, omdat hun families zo arm waren dat zij het schamele loon van de kinderen niet konden missen. De verscheidene initiatieven van leraren en liefdadigheidsinstellingen om werkende kinderen onderwijs aan te bieden, zoals het avondonderwijs, waren helaas weinig succesvol. Lalleman kon dus niet anders concluderen dan ‘dat er dringend voorziening noodig’ was.
Het garen dat men daar spint, wordt zoodanig bewerkt dat ieder spinner een’ draaijer behoeft, om het bij den arbeid benoodigde wiel in beweging te brengen. En wier lot denkt gij wel dat het is, om zich daarmede bezig te houden? Het zijn kinderen, die in den bloeitijd des levens, in den zomer van 5 uur ‘s morgens tot 8 uur’ s avonds, en in den winter van 6 tot 7 uur, meest in zittende houding, dat eentoonig en geestverdoovend werk moeten verrigten.
Lalleman pleitte voor verplicht en kosteloos onderwijs, zodat ook kinderen uit arme arbeidersgezinnen naar school konden. Daarnaast vond hij dat de lagere klasse ontlast moest worden en dat arbeid tot een zekere leeftijd verboden moest worden. Hij deed een dringend beroep op werktuigkundigen om ‘de kinderhand door werktuigen’ te vervangen.

Het mag niet langer geduld worden dat de kleine, die of in de school, of in de ouderlijke woning, of in de vrije natuur moet gevonden worden, in het verlichte Nederland reeds in het zweet zijn aanschijns arbeiden moet.
De Nederlandse regering reageerde echter niet op de brief. Meerdere keren werd kinderarbeid door de regering onderzocht, maar steeds zonder gevolgen. Pas in 1874 kwam de eerste wetgeving met betrekking tot kinderarbeid tot stand, het Kinderwetje van Van Houten. Meester Lalleman was echter niet tevreden met de nieuwe wet. Kinderarbeid werd weliswaar verboden voor kinderen beneden de twaalf jaar, maar dat verbod was niet van toepassing op huishoudelijke en persoonlijke diensten en op het werk in de landbouw. Bovendien was er geen controle op naleving geregeld, met als gevolg dat de wet werd ontdoken. Meester Lalleman bleef dan ook publiceren over kinderarbeid en schoolverzuim in Moordrecht.
Pas in 1900 werd de Leerplichtwet aangenomen, waarmee onderwijs voor kinderen van vijf tot twaalf jaar verplicht werd. Meester Lalleman maakte dat nog net mee, hij overleed slechts enkele maanden nadat de wet in werking was getreden. Meester Lalleman was een van de eersten die zich uitsprak tegen kinderarbeid en het grootschalige schoolverzuim. Met zijn talloze publicaties heeft hij zich zijn leven lang ingezet voor onderwijs voor kinderen. Wanneer je door Moordrecht loopt, ontkom je niet aan Lalleman. Zijn standbeeld op het Kerkplein, de Meester Lallemanstraat, en basisschool PCB Meester Lalleman herinneren aan Meester Lalleman en zijn betekenis voor de Nederlandse geschiedenis van kinderarbeid en onderwijs.

[1] G. B., Lalleman, ‘Slavernij in Nederland’, De Economist 4:1 (1855) 33-43.