Waterland en de Zeevang. Een gedegen landschapshistorische studie
Door Ad van der Zee
Ten noorden van Amsterdam, aan de overkant van het IJ begint Waterland, een open en vogelrijk veenweidegebied dat zich uitstrekt langs de oever van het IJsselmeer, (voorheen Zuiderzee) tot aan het voormalige Purmermeer, aan de westzijde begrensd door de rivier de Zaan. Het gebied ten noorden daarvan, vanaf Volendam tot aan Etersheim, wordt de Zeevang genoemd. De archeologische en landschappelijke geschiedenis van dit gebied vormt het onderwerp van een studie door Corrie Boschma-Aarnoudse. De auteur gaat daarbij in op (bijna) alle aspecten van het ontstaan en de wording van het gebied, vanaf de Karolingische tijd tot het eind van de Middeleeuwen.
Bewoningsgeschiedenis
Het grootste deel van het boek (deel 1) is gewijd aan de landschappelijke oorsprong en de wordingsgeschiedenis. Vanaf de 12de eeuw werd het oorspronkelijke hoogveen ontgonnen en raakte het gebied bewoond, maar dat wil niet zeggen dat het daarvóór onbewoond was. De auteur toont overtuigend aan dat er al mensen woonden op kleine huisplaatsen, die gewoon los in het veen waren gelegen. Eind 11de eeuw wisten leden van de familie Persijn grote delen van deze ‘wildernis’ in eigendom te verkrijgen en begonnen grootschalige ontginningen. Ook de familie De Grebber, oorspronkelijk afkomstig uit Zuiderwoude, speelde een voorname rol in de geschiedenis van Waterland. Leden van deze clan vervulden op het eind van de Middeleeuwen ook voorname bestuursfuncties zoals baljuw van Waterland en schout van Amsterdam.
In Purmerend en omgeving werd die rol vervuld door de familie Eggert. Daarnaast verkregen abdijen, zoals die van Egmond omvangrijk grondbezit; de Friese abdij van Mariengaarde bij Hallum bezat de helft van het eiland Marken (dat toen een stuk groter was dan nu), maar dat werd in 1344 door graaf Willem IV geconfisqueerd aan de vooravond van zijn veldtocht naar Friesland. Op het eind van de middeleeuwen werd Waterland meer en meer het toeleveringsbedrijf van Amsterdam, als leverancier van goederen en personeel voor de zeevaart. Het gebied raakte er door in zekere welstand.
Families en steden
Het tweede deel van de studie is gewijd aan het ontstaan en de middeleeuwse geschiedenis van de steden in het gebied: Monnickendam, Edam en Purmerend. Zij concentreert zich hierbij op de vraag hoe de verhouding tussen de leidende families (Persijn, De Grebber en Eggert) en de graaf van Holland de ruimtelijke ontwikkeling van de steden heeft beïnvloed. Deze blijkt in elk van de drie steden verschillend te zijn verlopen. Analyse van archeologische opgravingen en veranderingen in het grondbezit ondersteunt dit betoog over gebruik, landinrichting en economische ontwikkeling. De stadjes kenden zowel groei als neergang, als hernieuwde groei, terwijl de schaduw van het grote Amsterdam altijd over hen heen bleef liggen.
Multidisciplinair boek
De auteur haalt nogal wat overhoop en put uit tal van onderzoeken op het terrein van de archeologie, historische geografie, ontginningsgeschiedenis en leenrechtelijke kwesties. Dat leidt tot een hoge informatie- en detaildichtheid, wat de lezer nog wel eens het zicht op de grote lijn ontneemt. En al kunnen we dit boek in alle opzichten een multidisciplinaire onderneming noemen, voor taalkunde is helaas geen plek ingeruimd. Dat is jammer, want juist Waterland was een van de laatste plekken in Noord-Holland waar nog lang Fries werd gesproken (waarschijnlijk tot het eind van de 17de eeuw), zoals dat tot aan de 11de eeuw in heel Holland het geval was. Daar zou nog best veel over te vertellen zijn.
Aan kaarten geen gebrek in dit boek. Het bevat afbeeldingen van schitterende manuscriptkaarten van steden en landelijke percelen en ook zijn er diverse ‘technische’ kaarten zoals hoogtekarteringen die veel landschappelijke details verklaren. Een nieuw getekende overzichtskaart, als referentie voor al die lokale details, wordt daarbij wel gemist. Zo’n kaart had kunnen tonen waar precies alle genoemde dorpjes, gehuchten, waterlopen, dijken en meertjes gelegen zijn. Ook de precieze begrenzingen van Waterland en de Zeevang blijven daardoor enigszins onduidelijk.
Geen publieksboek
Gezien het onderwerp en de rijk geïllustreerde uitvoering lijkt dit boek bedoeld voor betrekkelijke leken die geïnteresseerd zijn in de ontstaans- en wordingsgeschiedenis van Waterland en de Zeevang. Maar in de aanpak en uitwerking richt het zich toch met name op hen die al die diverse soorten informatie ook weten te plaatsen. De uitgave als Jaarboek van de Vrienden van de Hondsbossche wijst daar ook op. Zoals gezegd, de auteur haalt nogal wat overhoop en dat maakt het boek niet eenvoudig toegankelijk. Het taalgebruik is vaak opsommend en technisch van aard, wat helaas enige afbreuk doet aan de interessante inhoud. De ‘algemene’ lezer – een categorie die juist bij uitstek geschikt zou zijn om met een mooie regionaal-historische studie te bereiken – zal mogelijk tussentijds afhaken of zich beperken tot het consumeren van wat interessante weetjes. Het boek had dus een breder publiek kunnen aanspreken, maar nu blijft de doelgroep – vrees ik – beperkt. Niettemin is deze studie een belangrijke toevoeging aan de (landschaps-)historische en archeologische kennis van het gebied.
Corrie Boschma-Aarnoudse, Boer en poorter in het veen. Waterland en de Zeevang in de middeleeuwen, Stichting Uitgeverij Noord-Holland, Heerhugowaard/Wormer, 2022, 154 p., ill., ISBN 978-94-92335-35-7, prijs €34,95.