Recensie Theo Pronk, Moeder der Hollandse steden
Theo Pronk (samensteller), Moeder der Hollandse steden. Historiezucht in Dordrecht rond 1900 Vereniging Oud-Dordrecht, Dordrecht, 2017, 224 p., ill., ISBN 9789082518504 prijs €15,95
door Anne Petterson, Universiteit Leiden
Tot 1 oktober 2017 is in het Dordrechts Museum de tentoonstelling ‘Spiegel voor het heden’ te zien. De naam van de tentoonstelling verwijst naar een beroemde uitspraak van Simon van Gijn (1836-1922), verwoed verzamelaar en eerste voorzitter van de Vereniging Oud-Dordrecht, bij de opening van het Museum Oud-Dordrecht in 1894:
Vergeten wij niet dat het verleden is een spiegel voor het heden en wie zijn eigen tijd, het heden goed wil begrijpen, dient geen algehele vreemdeling te wezen in de toestanden van het verleden, waaruit die van het verleden, waaruit die van het heden haar oorsprong namen. (o.a. geciteerd op p.9)
Het museum, toen gevestigd op de zolders van de Groothoofdspoort, toonde een overzicht van het rijke Dordtse verleden. Precies 125 jaar na de oprichting van de Vereniging Oud-Dordrecht is in de zalen van huidige Dordrechts Museum (dat overigens zijn 175-jarig jubileum viert) een groot deel van de oorspronkelijke collectie weer te zien.
Het verenigingsjubileum is ook de aanleiding voor de uitgave van de bundel Moeder der Hollandse steden. Deze uitgave is samengesteld door Theo Pronk, onder redactie van Kees Sigmond, Jan de Heus, Jan van Tour en Kees van der Waal. Het boek bestaat uit tien bijdragen, geschreven door negen auteurs met uiteenlopende achtergronden. In de inleiding plaatst Pronk, als historicus verbonden aan het Dordrechts Museum en de Erasmus Universiteit Rotterdam, het ontstaan van de lokale historische vereniging in de context van de negentiende-eeuwse ‘historiezucht’. Rond 1900 leefde de belangstelling voor het vaderlandse verleden sterk op. De lokale context bleek daarbij een belangrijke voedingsbodem: stedelijke trots en een groeiend nationalisme gingen hand in hand. Dordrecht had daarbij een belangrijk voordeel: al sinds de zestiende eeuw presenteerde de stad zichzelf als ‘eerste stad’ van Holland en geboorteplaats van de Republiek.
Wat volgt zijn drie thematische delen: over Simon van Gijn en zijn verzameldrift (‘Van Oudheden’), over de Dordtse monumenten en monumentenzorg (‘Van Monumenten’), en over de uitbeelding van Dordrecht in de schilderkunst (‘Van Schilderijen’). Wyke Sybesma, conservator kunstnijverheid van het Dordrechts Museum, reconstrueert in haar bijdrage de verzameling van Van Gijn. De collectie bestond uit (voornamelijk) prenten en een aantal objecten rond thema’s uit de vaderlandse geschiedenis (Tachtigjarige Oorlog, Oranje) en vormde de basis voor het latere museum. Niels van Driel, gemeentearchivaris van Gooise Meren en Huizen, doet een geslaagde poging om de ‘cultureel nationalist’ Van Gijn als persoon in kaart te brengen, al blijkt dit door het schaarse bronnenmateriaal geen eenvoudige klus. De bijdrage van Marciano de Bruin, oud-stagiair bij de vereniging, beschrijft de ontstaansgeschiedenis van de vereniging; de collectie scheepsmodellen van het museum – symbool voor het rijke scheepvaartverleden van Dordrecht – wordt uitgelicht door Sjoerd de Meer, conservator cartografie bij het Maritiem Museum Rotterdam.
In het tweede deel van de bundel ligt de nadruk op de opkomst van de monumentenzorg eind negentiende eeuw. Paul Overvoorde beschrijft de niet aflatende inspanningen tot behoud van het Dordtse erfgoed door de jonge gemeentearchivaris J.C. Overvoorde (1865-1930), over wie later dit jaar een biografie van zijn hand zal verschijnen. De bijdrage van Christine Weijs, bouwhistoricus bij de gemeente Dordrecht, neemt de lezer mee naar het ‘stadje’ Oud-Dordt op de Nationale Tentoonstelling van Nijverheid en Kunst in 1897. De vele afbeeldingen bij dit artikel geven een goed beeld van de nostalgisch ogende, maar zeer zorgvuldig gereconstrueerde replica’s (in hout, doek, en papier-maché!). Deel 3 van de bundel is gewijd aan de beeldvorming rondom Dordrecht in de negentiende-eeuwse schilderkunst. Theo Pronk en kunsthistorica Saskia de Bodt (Universiteit Utrecht / Universiteit van Amsterdam) laten in twee afzonderlijke bijdragen zien hoe Dordrecht in binnen- en buitenland werd gezien als ‘Hollands’ icoon.
Hoewel (de geschiedenis van) de vereniging het uitgangspunt van de bundel is, leidt dit niet tot navelstaarderij. De Dordtse casus wordt in vrijwel alle bijdragen verbonden met vergelijkbare ontwikkelingen in andere Nederlandse steden. De slotbijdrage van Kees Sigmond laat bovendien zien dat de rol van historische verenigingen als Vereeniging Oud-Dordrecht ook in de eenentwintigste eeuw nog niet is uitgespeeld. De negentiende-eeuwse doelstellingen van de vereniging – bescherming van het stadsgezicht; verzamelen van historische gegevens over de stad; en het opwekken van belangstelling voor het lokale verleden bij een groter publiek – blijven actueel. De fraai uitgegeven publicatie Moeder der Hollandse steden draagt aan deze ambities een belangrijk steentje bij.
Verwijzing: Holland Historisch Tijdschrift, Anne Petterson, 4 september 2017.