Recensie Ingmar Vroomen, Taal van de Republiek

recensie Vroomen websiteIngmar Vroomen, Taal van de Republiek. Het gebruik van vaderlandsretoriek in Nederlandse pamfletten, 1618-1672 dissertatie uitgegeven in eigen beheer, Rotterdam 2012, hier te downloaden

door Gijs Rommelse, redactiesecretaris van Holland Historisch Tijdschrift

Pamfletten zijn ‘hot’. Decennialang zijn deze bronnen slechts incidenteel benut voor geschiedkundig onderzoek, maar de laatste jaren maken historici systematisch gebruik van de door W.P.C. Knuttel gecatalogiseerde pamflettenverzameling in de Koninklijke Bibliotheek en van pamflettencollecties in universiteitsbibliotheken.

Deze toegenomen aandacht heeft recentelijk geresulteerd in twee boeken met vroegmoderne pamfletten als onderwerp, te weten Roeland Harms zijn dissertatie De uitvinding van de publieke opinie (2010) en een bundel van Femke Deen, David Onnekink en Michel Reinders getiteld Pamphlets and politics in the Dutch Republic (2011). Daarnaast zijn op basis van pamfletten verschillende studies verschenen die een nieuw licht werpen op de politieke cultuur van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Een voorbeeld hiervan is het eerder in dit tijdschrift door Wout Troost besproken proefschrift van Michel Reinders Printed Pandemonium (2008).

In deze tweede categorie past ook de in mei 2012 aan de Erasmus Universiteit verdedigde en in eigen beheer uitgegeven dissertatie van Ingmar Vroomen getiteld Taal van de Republiek. Het gebruik van vaderlandsretoriek in Nederlandse pamfletten, 1618-1672. Aan de hand van honderden pamfletten uit de crisisjaren 1618, 1619, 1650 en 1672 analyseert Vroomen de betekenis van vaderlandsretoriek (en dan met name de termen ‘vaderland’ en ‘patriot’), de context waarbinnen dit vocabulaire retoriek werd gehanteerd en de bedoelingen van de gebruiker.

Aan de hand van honderden pamfletten uit de crisisjaren 1618, 1619, 1650 en 1672 analyseert Vroomen de betekenis van vaderlandsretoriek

In zijn inleiding stelt Vroomen dat dergelijke patriottistische retoriek tot nu toe op twee manieren is uitgelegd. Mediëvisten en vroegmodernisten hebben geconcludeerd dat er in de premoderne tijd sprake was van een soort proto-nationalisme, terwijl modernisten deze bronnen vrijwel hebben genegeerd omdat nationalisme in hun ogen per definitie een fenomeen is van de moderne tijd. Vroomen, die terecht opmerkt dat deze beide interpretaties voortvloeien uit een ‘twintigste of eenentwintigste-eeuwse preoccupatie met nationale grenzen’, kiest voor een alternatieve benaderingswijze door ‘de nationale bril’ af te zetten en in plaats daarvan de functie en het doel van de retoriek centraal te stellen.

Vroomen kiest voor een alternatieve benaderingswijze door ‘de nationale bril’ af te zetten en in plaats daarvan de functie en het doel van de retoriek centraal te stellen

Dit doet hij aan de hand van de ideeën van de Australische geleerde Conal Condren, die stelt dat dergelijke vaderlandsretoriek moet worden beschouwd vanuit de context van de ‘ambten’ die mensen in vroegmoderne samenlevingen vervulden. Ieder ambt, zowel binnen de overheid als daarbuiten, kende bepaalde rechten, plichten en verantwoordelijkheden, en verschafte de bekleder een zekere machtspositie. Door te appelleren aan het niet-geformaliseerde maar wel geclaimde ambt van patriot konden mensen politieke of bestuurlijke misstanden aan de kaak stellen zonder direct het risico te lopen als oproerkraaier of rebel te worden bestempeld. Met een beroep op het nationale belang kon commentaar of kritiek op overheden of beleid worden gepresenteerd als een uiting van trouw en betrokkenheid. Vaderlandsretoriek verschafte de gebruiker dus een zekere immuniteit. Met de gekozen insteek borduurt Vroomen voort op het werk van zijn promotor Robert von Friedeburg, die eerder onderzoek deed naar vaderlandsretoriek in het Duitse Rijk.

Willem van Oranje introduceerde volgens Vroomen tijdens de Opstand vaderlandsretoriek in de Nederlandse politieke cultuur om hiermee zijn verzet tegen Filips II te legitimeren. Zijn plichten ten opzichte van het bedreigde vaderland gingen zijn eed aan de Habsburgse vorst te boven, zo betoogde de prins. Als gevolg van het gedecentraliseerde politieke bestel van de Republiek bleef dezelfde vaderlandsretoriek in de 17de eeuw prominent aanwezig in de Nederlandse politieke taal. Er deed zich een aantal hevige binnenlandse crises voor waarbij de politieke en/of religieuze identiteit van de Republiek de inzet was en waarbij van verschillende kanten gebruik werd gemaakt van patriottistisch vocabulaire.

Vroomens prettig leesbare en op degelijk bronnenonderzoek gebaseerde boek voegt belangrijke inzichten toe aan onze kennis van en inzichten in de politieke cultuur van de Republiek

Zo beriepen de contraremonstranten zich tijdens de Bestandstwisten op hun vaderlandsliefde om Johan van Oldenbarnevelt, de arminiaanse stadsbestuurders en hun beleidsmaatregelen weg te zetten als staatsgevaarlijk. Van Oldenbarnevelt en de remonstranten presenteerden zich in de publieke sfeer eveneens als ‘goed patriot’, maar dit mocht hen uiteindelijk niet baten. Na de aanslag van Willem II op Amsterdam in 1650 ontbrandde een hevige pamflettenstrijd tussen voor- en tegenstanders van de prins waarin van beide kanten het vaderlandsbelang werd aangeroepen. In het rampjaar 1672 waren de oranjegezinde pamfletten en die van de zogenaamde burgerbeweging zozeer in de meerderheid dat staatsgezinde tegengeluiden nauwelijks meer te horen waren. De staatsgezinde geschriften appelleerden evenzeer aan patriottistische kwaliteiten, maar door de getalsmatige verhouding leek het alsof de orangisten de vaderlandsretoriek hadden gemonopoliseerd.

Vroomens prettig leesbare en op degelijk bronnenonderzoek gebaseerde boek voegt belangrijke inzichten toe aan onze kennis van en inzichten in de politieke cultuur van de Republiek. Het zou daarom voor de hand liggen dat hij in de toekomst een Engelstalige handelseditie van zijn proefschrift zou uitbrengen bij een gerenommeerde academische uitgeverij. Met zijn keuze om de ‘nationale bril af te zetten’ blijven er vooralsnog echter enkele vragen onbeantwoord. Zo kan men zich afvragen hoe het gebruik van vaderlandsretoriek in binnenlandse politiek-maatschappelijke contexten, zoals Vroomen dit analyseert, zich verhield met het zich ontwikkelende natiegevoel in de Republiek of met het gebruik van soortgelijk vocabulaire tijdens interactie met andere staten. Wellicht kan het lopende VIDI-onderzoeksproject van Lotte Jensen (Proud to be Dutch. The role of war and propaganda literature in the shaping of an early modern Dutch identity (1648-1815)) in de komende jaren meer duidelijkheid verschaffen op dit gebied.

Deze recensie is verschenen in Holland Historisch Tijdschrift (2012-4).

Verwijzing: Holland Historisch Tijdschrift, Gijs Rommelse, 30 maart 2013.